Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXIV

Zondag 22 vraag 57

De opstanding des vleesches

Hebben wij samèn onderzocht de verbanden van het geloof aan de opstanding des vleesches en eeuwig leven, thans kunnen we voortgaan met de twee deelen van het antwoord nader te overwegen.

Wat troost u de opstanding des vleesches?

Dat niet alleen mijne ziel, na dit leven, van stonden aan tot Christus haar Hoofd, zal opgenomen worden, maar dat ook dit mijn vleesch, door de kracht van Christus op gewekt zijnde, wederom met mijne ziel vereenigd en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig worden zal. —

De catechismus ziet dus de opstanding des vleesches als voltooiing van het heilsproces, waarvan de opneming van den mensch na zijn sterven, zonder lichaam, tot haar Hoofd Christus een deel is. Sterven van den geloovige is voortschrijden van het heilsproces dat God in de wedergeboorte aanving door den Heiligen Geest; wedergeboren tot eene levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden. Sterven is opstanding ten leven, in dezen zin, dat de dood een voortgaand stadium inluidt van den opgestanen mensch in Christus.

En het is zeer zeker een betekenisvol stadium, dat dit leven op aarde in het lichaam des doods afsluit, maar dat niet afsluit het heilsproces, doch vraagt om de opstanding des vleesches. Zonder ware de verlossing niet compleet.

Want we maken vollen ernst met de verlossing door den Heere Christus aangebracht. die de Zijnen kocht met Zijn bloed, naar ziel en lichaam beide, en niet zal rusten alvorens Hij de gegevenen des Vaders zonder vlek en rimpel zal voorstellen aan den Vader. Maar nu is het des Heeren welbehagen hen niet naar ziel en lichaam tegelijk te verlossen in dit leven, doch de verlossing des lichaams uit te stellen tot den jongsten dag; tegelijk met de wedergeboorte der gansche schepping, waarmede zij naar het lichaam zijn verbonden. De apostel Paulus weet dus zeer wel van een ontkleed-zijn, zonder lichaam bestaan, van den mensch, als tusschentoestand, en spreekt van het voltooide kindschap in de verlossing des lichaams door de opstanding des vleesches.

Er is dan ook geen sprake van dat deze Christelijke leer iets zou te maken hebben met de opvattingen van de Grieksche wijsbegeerte, die een totaal andere menschwaardeering heeft, dan de Heilige Schrift ons biedt.

De zalige onsterfelijkheid is er reeds aan deze zijde van het graf, voor den geest, door de wedergeboorte. Hierover spraken wij vroeger uitvoerig, zoodat wij thans slechts met een enkel woord mei-

ding maken van de dwalingen der nieuwe theologie, die nu eenmaal alles anders wil tellen dan de Kerk van Christus, naar de chriften, leerde de eeuwen door, en den aligen troost daarvan deelachtig was.

Het sterven is een belangrijk doorgangspunt van de heilshistorie in den mensch.

Zoo moeten wij het afleggen van dezen aardschen tabernakel dan ook zien, en de band vasthouden met de opstanding des vleesches.

Het sterven in den Heere is een deel van de opstanding des menschen. Het heilsgebeuren in den zondaar, door den Heiligen Geest, maakt hier een groote stap naar het einde tot het volle kindschap van den volmaakten mensch, door de opstanding des vleesches heen. Zoo kan sterven in den Heere gekend worden als zalig en het sterven gewin worden geacht. Begeerte om bij den Heere in te wonen en van het lichaam uit te wonen, na het sterven. kan alleen gekend worden in het licht der verrijzenis. Dit alles overdachten wij uitvoerig in de meditaties van 2 Corinthen 5 vers 1 — 10.

Daarnaar mogen wij de lezers wel verwijzen, evenals naar onze artikelen over: Opstanding en Onsterfelijkheid, enz.

Naar lichaam en ziel het eigendom des Heeren, daarom is ons lichaam als een tarwekorrel, die in de aarde wordt gelegd om in de opstanding tot een schoone halm op te bloeien, onverderfelijk en verheerlijkt. Het graf is de kleedkamer waar we ons oude kleed afleggen om het straks weer te ontvangen.

En nu lezen we het eerste deel van ons antwoord nog eens: dat niet alleen mijne ziel na dit leven van stonden aan tot Christus haar Hoofd zal opgenomen worden...

Dit moet zeer ernstig Worden genomen, want het is een deel der opstanding van den christen. De zonde wordt teniet gedaan en de geesten der volmaakt rechtvaardigen treden voor den troon van het Lam, om den zegezang aan te heffen, met al Gods verlosten, van het begin der .wereld.

Hoevelen zijn reeds Thuis, die, ontbonden van de lasten der zonden, den Heere dienen in Zijnen tempel, en geen rust hebben, terwijl ze toch nimmer vermoeid worden.

O wanneer, o wanneer? Zal ik zijn bij mijnen Heer'? Vrijgekocht door Zijn erbarmen Wensch ik eeuwig Hem t' omarmen, En te zingen tot Zijn eer!

Het doel mijner reis ligt nog hoog en ver! Nu ziet mijn geloofsoog het blinken.

Dan schemert het vormloos en flauw als [een ster, Maar nooit kan het deinzen of zinken, 'k Blijf wachten en smachten naar Jezus [mijn Heer' Hem zien, Hem gelijk zijn! Wat blijdschap, [wat eer!

Hier woond' een vreemdeling in een tent, Bij beurte aan vreugd' en smarte gewend. Thans is zijn taak hier afgedaan, Voleind is zijn baan.

Voor immer is hij heengegaan.

Nu wacht hem daar aan gindsche kust Een duurzaam huis en betere rust. Daar heeft de Heer' der eeuwigheid Een plaats bereid Om bij Hem te zijn in eeuwigheid.

Na dit leven... de onderwijzer ziet de werkelijkheid en wil die ook zien. Na dit leven, dit leven in het ondermaansche tranendal, dit leven met zijn moeite en verdriet, zijn vreugde en vrede voor Gods kinderen. Het is den mensch gezet te sterven. De mensch gaat naar zijn eeuwig huis.

Wie redt zijne ziel van het graf, vraagt de dichter, die dan een beroep doet op Gods trouw en genade. Dit leven, zegt ons Doopsformulier, is toch niet anders dan een gestadige dood. Ons leven is een worsteling met den dood, een nabloeien van het reeds afgesneden gras, de verwelkende bloem des velds.

Het is waar, de genade tempert de doorwerking van den dood, maar op de grens van ons leven ontmoeten wij hem toch zeker als ontbindende macht.

Sterven is niet, ophouden-te-bestaan, in ontbinding overgaan tot vernietiging. Neen, de mensch is onsterfelijk geschapen, en God houdt hem in stand door den dood heen, tot in den eeuwigen dood, dan wel voert hem tot het eeuwige leven. De alles beheerschende vraag is hier of wij in Christus zijn ingeplant, of wij gelooven in Hem, die kon zeggen: Ik ben de opstanding en het leven. Die in Mij gelooft, over dien heeft de tweede dood geen macht en zal er daarom niet door beschadigd worden.

Na dit leven... sterven is scheiden... sterven is ontbonden worden; afleggen van den aardschen tabernakel; ontslapen.

Ja, zoo mag hier de catechismus den dood zien en het leven na dit leven als voortgang des levens door Hem, die ons leven is en heeft gezegd: Ik leef en gij zult leven. Die in Mij gelooft, zal leven ^> ók al ware hij gestorven.

Wij worden losgemaakt van ons lichaam, wat gewoonlijk een zware doodsstrijd meebrengt, die de mensch meer of minder bewust doormaakt, en hij ontwaakt in de andere wereld. Gods kind wordt van stonde aan opgenomen tot zijn Hoofd, Christus, die ons heeft vrijgekocht met Zijn dierbaar bloed, opdat wij zouden leven door Hem.

Na dit leven... wij worden losgemaakt van dit ondermaansche en daardoor van onze gansche omgeving, van de verbanden waarin wij leefden, van familie en volk.

Zeker, we behoorden reeds door het geloof tot het lichaam van Christus, maar bleven toch in deze wereld, hadden verwanten, vrienden, maar dat houdt op, alleen broeders en zusters voor den troon blijven over, omringd door de heilige engelen.

Hizkia klaagde: ik zal de menschen niet meer zien... toen hij in stervensnood niet kon sterven, maar gebonden was aan het leven. Hizkia keerde zijn aangezicht naar den wand. Saul stierf in zijne overtredingen, en Abraham gaf den geest in goeden ouderdom en werd begraven in de spelonk van Machpela.

Na dit leven... is de mensch niet dood, slaapt niet, maar leeft, zalig of rampzalig.

In onze dagen zeggen velen: dood is dood, dan is het afgeloopen. En toch klemmen de menschen zich vast aan dit moeitevolle leven, stellen den dood verre, of zoeken hem, maar kunnen hem niet vinden. Daar kan God ook voor zorgen in Zijn toorn.

Wie merkt dat de adem der beesten nederwaarts gaat in de aarde, en de adem des menschen opwaarts, vroeg de prediker, om te eindigen met de vermaning: het einde der zaak is vreest (jod en houdt Zijne geboden, wint God zal ieder werk in het gericht doen komen.

Dood is dood... millioenen zeggen het en zouden het wel wenschen ook, maar het is niet zoo; zij haken naar het leven en vreezen den dood.

Een brute ongeloofsgeest vaart door de menschheid en de wanklanken der godvergetenheid dringen van alle zijden tot ons door.

Velen ook spreken van een onzeker en dus maar afwachten wat de toekomst zal brengen. Heidensche ideeën van zielsverhuizing doen opgeld, dan wel een zweven in de sterrenwereld. Zooals ik las op een grafsteen: „Treur niet om mij, de lichtwereld is voor mij open".

Anderen prediken een verzinken in den Al-geest; gelijk ze een golfslag waren in den oceaan van den tijd, vervloeien zij na dit leven in de eeuwigheid.

Hoe wonderlijk waren en zijn de voorstellingen in de heidenwereld.

De gestorvene leeft voort in het schimmenrijk, is gevreesd, en zijn hulp wordt gezocht. De Mohammedaan droomt van een voortzetting van dit leven in genot en vroolijkheid, zonder aardsche zorgen, maar weet niet van een werkelijk hemelleven.

Maar laat ik hier voor heden afbreken.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's