Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Catechismus-verklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Catechismus-verklaring

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

CLXVI

Zondag 22 vraag 57

De opstanding des vleesches

Vraag 57 van Zondag 22 houdt ons bezig, namelijk de vraag over den troost van de opstanding des vleesches. De eerste helft van het antwoord hebben wij samen overdacht, laten we nu de tweede helft gaan behandelen.

Maar dat ook dit mijn vleesch, door de kracht van Christus opgewekt zijnde, wederom met mijne ziel verenigd en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig zal worden.

De geschiedenis met ons lichaam eindigt niet met ons sterven en neergelegd worden in het graf tot verteering. Neen, wij gelooven de opstanding der dooden. dat wil zeggen, in den jongsten dag zal de Heere God de geesten weer vereenigen met de hun toekomende lichamen, door een wonder van Zijn alvermogen.

Aan het einde der dagen zullen weer complete menschen staan voor Gods aangezicht, zooals zij eenmaal in het vuur der

Goddelijke almacht waren saamgesmeed. ziel en lichaam tot één mensch, maar door het sterven gescheiden voor een tijd. Deze neemt een einde en de eeuwigheidstoestand stelt ons voor den completen mensch die behouden in Christus naar ziel en lichaam, deelt in de verheerlijking van de deugden des Heeren; öf wel, buiten Christus ten prooi valt aan den eeuwigen dood, ook als complete mensch, die in lichaam en geest de zonde heeft bedreven en zijn leden gesteld tot wapenen der ongerechtigheid. In ons antwoord, wij hebben er reeds eerder op gewezen, gaat het echter alléén over de opstanding der ware christgeloovigen, die door het geloof in het lichaam van Christus waren ingeplant, zoodat gevraagd kan worden naar den troost van de opstanding des vleesches.

De gansche mensch moet worden behouden, daartoe nam de Zone Gods onze natuur aan uit de maagd Maria, opdat wij Hem gelijkvormig zouden zijn en met Hem worden verheerlijkt. Er is dan ook in de Schrift geen sprake van verachting of geringschatting van het lichaam, zooals bij de Grieken, die het lichaam beschouwden als kerker der ziel en daarom de opstanding afwezen met weerzin, De apostel Paulus heeft moeten worstelen met dit vooroordeel in de Grieksche wereld, zooals we weten uit 1 Corinthen 15 in het bijzonder, het opstandingshoofdstuk bij uitnemendheid.

Neen, onze lichamen zijn tempelen des Heiligen Geestes, en zoo maant de apostel: zoo verheerlijk dan God in uw lichaam en geest welke Godes zijn.

Er is toch een zichtbare en eene onzichtbare wereld, aan welke wij zijn verbonden, dat behoort juist tot ons mensch-zijn, in , tegenstelling met de engelen, die geesten zijn. Ook ons lichaam moet van de verderfelijkheid en sterfelijkheid worden verlost. Onze levenstent wordt bouwvallig, de tentroeden bewegen en de zeilen klapperen in den wind. En de omstandigheden kunnen zóó worden dat onze geest niet meer kan inwonen, dat de voorwaarden tot die inwoning niet meer aanwezig zijn, en dan gaan we sterven, dan wordt de band doorgesneden, die zeer hecht was en daarom gaat dit doorsnijden van dezen band door den dood, gewoonlijk gepaard met doodsworsteling.

Hoe kan Gods kind hiertegen opzien, maar... de winst is grooter dan het verlies en terwille van de winst neemt het geloof gaarne dit tijdelijk verlies, want wij gelooven de opstanding des vleesches.

Wij gelooven dat de gansche schepping zal deelen in de vruchten van de opstanding onzes Heeren. Adam was uit de aarde aardsch, dat wil zeggen, dat bij gehoorzaamheid ook hij een verandering in zijn lichaam zou hebben ondergaan, om tot een hemelsche gestalte te worden opgevoerd in zijn lichamelijk bestaan, om als mensch het eeuwige leven deelachtig te worden, naar lichaam en geest beide.

Christus is de Heere uit den hemel. Ons lichaam zal met de schepping tot heerlijkheid worden gebracht in de laatste trap van Christus' verhooging, de wederkomst ten oordeel. Luister naar het merkwaardige woord onzes Heeren: oorwaar Ik zeg u, dat gij, die mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte als de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon Zijner heerlijkheid, met Hem zult zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israëls (Matth. 19:28).

Ge moet dit vers goed lezen en erop letten dat er niet staat, gij, die Mij gevolgd zijt in de wedergeboorte... maar, dat zij in de wedergeboorte der schepping met Hem zullen zitten op twaalf tronen.

Welnu, met die wedergeboorte der schepping hangt samen de wedergeboorte des lichaams in de opstanding des vleesches. Ziet, Ik schep nieuwe hemelen en eene nieuwe aarde en de vorige dingen zullen niet meer gedacht worden. Ja, wij verwachten, naar Zijne belofte, nieuwe hemelen en eene nieuwe aarde in dewelke gerechtigheid wonen zal.

Nu moeten wij wel opmerken dat hereeniging zonder meer, van ziel en lichaam geen gevolg is van de opstanding van Christus, maar van de gerechtigheid Gods in het algemeen. Maar wel is de zalige opstanding, de verrijzenis tot heerlijkheid, vrucht van Christus' opstanding uit de dooden.

Van een tusschentoestand der scheiding echter zou wel geen sprake zijn, indien de verlossende genade in Christus niet tusschen gekomen ware, dan zou ons geslacht wel aanstonds zijn weggezonken in den eeuwigen dood als compleet mensch. Hoe dit echter zij (niet over speculeeren!) wij hebben van doen met de werkelijkheid waarin de Heere Christus Zijn unieke plaats inneemt. De zalige verrijzenis is vrucht van Z^fc kruis en opstanding.

Christus zal ons vernederd lichaam veranderen en het gelijkvormig maken aan Zijn verheerlijkt lichaam, door de kracht, waardoor Hij ook alle dingen aan zichzelf onderwerpt (Fil. 3:21). Ons lichaam verkeert door de zonde in vernedering, ontluistering, verzwakking en algeheele verbrokenheid. Maar Hij zal het naar Zijne gestalte omzetten, en aan het lichaam Zijner heerlijkheid, dat is, Zijn lichaam, zooals Hij dat nu verheerlijkt bezit in kracht en majesteit, gelijkvormig maken. Het zal ermee overeenkomen in gedaante en schittering, zoodat wij volkomen Zijn beeld vertoonen, ook lichamelijk, en naar uitwendige glorie (vgl. 1 Joh. 3:2).

Hij zal dit doen naar de werking van Zijn vermogen, van Zijn kunnen, om ook alle dingen aan Zich te kunnen onderwerpen. Goddelijke almacht is voor die verlossing en verandering noodig. Maar de Heere bezit deze werkelijk, zoodat wij staat maken op Zijn alvermogen in genade. Hij kan alles aan Zich onderwerpen, ook dood en verderf. De hope op Hem zal dan ook niet worden beschaamd.

Daarom, mijne geliefde en gewenschte broeders, mijne blijdschap en kroon, staat alzoo in den Heere (Fil. 1:1). De gedaante dezer wereld gaat voorbij, en met die gedaante ook die van ons bestaan, om tot een andere gedaante te verrijzen, gelijk de schepping door den wereldbrand heen, tot heerlijkheid wordt gebracht, zoodat alles zal stralen in onverwelkelijljen glans en heerlijkheid.

Gelooft ge dat nu? Ja, zegt ge. want het is geopenbaard in Gods Woord. - Goed, maar gelooft ge het voor uzelf? Menigeen doet zooals dat paar oude lieden, die inkwartiering hadden gehad en als gedachtenis een biljet van duizend francs kregen. Weet ge wat ze deden? Ze zetten het biljet in een lijstje en keken ernaar van tijd tot tijd, en bleven inmiddels in diepe armoede leven.

Iemand maakte hen attent op de waarde van het biljet en zei: jullie moet naar de bank gaan en het inwisselen voor Hollandsch geld, dan kun je ervan leven.

De geopenbaarde waarheid moet beleefde-waarheid zijn in het geloof.

Dan wordt de waarheid ons tot troost. zooals de onderwijzer vraagt: wat troost geeft u de wederopstanding des vleesches?

Troost om staande te blijven in den strijd, troost om ons kruis gelaten en onderworpen aan den Vader der lichten en den God aller vertroostingen, te dragen.

Troost om blijmoedig het hoofd op te richten, en met verlangen uit te zien naar dien dag, dat de schaduwen zullen vlieden.

Dit mijn vleesch... en de leerling wijst op zijn lichaam, dat hij nu omdraagt, waarmee hij ten nauwste is vereenigd en verbonden.

Nu moet men dit niet verkeerd verstaan, alsof het opstandingslichaam precies uit dezelfde stofjes zou bestaan als ons huidig lichaam, bij het sterven. Dit leert de Heilige Schrift niet. Ge kunt dit aanstonds begrijpen als ge denkt aan een uitgeteerd lichaam bij het sterven, aan kankergezwellen, enz.

Niemand zal meenen dat die deeltjes weer zullen behooren bij ons opstandingslichaam. Maar het wezen van ieders lichaam zal hetzelfde zijn, ieder zijn eigen lichaam, maar verheerlijkt. Veel blijft hier aan de toekomst voorbehouden en we willen strikt de grenzen eerbiedigen door de Schrift gesteld.

Ijdele speculaties moeten ook hier worden afgewezen en met hetgeen de Heere heeft geopenbaard zullen we tevreden zijn.

Wat de Schrift ons echter leert zullen we naarstig overwegen en tot troost verwerken in het geloof, anders zouden wij terecht worden beschuldigd van onachtzaamheid jegens zijn Woord.

Paulus licht den sluier op in 1 Corinthen 15 over het opstandingslichaam. De hoofdzaken willen we hier naar voren brengen.

De apostel trekt een vergelijking tusschen het lichaam nu en na de opstanding. En hij vergelijkt daarbij de tarwekorrel en de aar.

Hoe zullen de dooden opgewekt worden en met hoedanig een lichaam zullen zij komen? Gij dwaas, hetgeen gij zaait wordt niet levend, tenzij dat het gestorven zij; en hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet dat worden zal, maar een bloot graan, naar dat het voorvalt, van tarwe of van eenig der andere granen. En dan geeft God het een lichaam zooals Hij gewild heeft, en aan elk der zaden een eigen lichaam (vs. 35, 36).

In Corinthe redeneerden meerderen aldus: We zien dat het vuur het lijk ver-

brandt, dat de lijken verteeren in de aarde, hoe is het dan mogelijk dat zulk een lijk weer tot leven komt? Paulus noemt dezen ongeloovigen vrager een dwaas. want wat hij onmogelijk acht, komt in de natuur voortdurend voor. Wanneer men zaait gaat de zaadkorrel te gronde en eerst dan kan er een levende plant uitspruiten.

We zien den zaadkorrel niet meer. maar de levende aar. En de apostel legt er nadruk op, dat we hier van doen hebben met de almacht Gods in het natuurgebeuren. Zoo leert hij dat het doode tot leven komt. En dan: we zaaien korrels, geen aren. Een naakte korrel, niets meer dan een korrel. De aar staat hier als het nieuwe tegenover de korrel. Het karakter echter van de korrel bepaalt dan van de aar. Er is gelijkvormigheid. God nu heeft zich verbonden dit te doen naar vasten regel, deze wetmatigheid houdt God in het scheppingsleven in stand door Zijne alomtegenwoordigge kracht. Uit een tarwekorrel komt een tarweaar op en geen gersteaar.

Dan wijst de apostel op de verscheidenheid van vleesch bij mensch, visch, vogel en vee. Zij hebben allen hun eigen vleesch.

Zoo heeft elk zaadje zijn eigen lichaam. Er zijn in de schepping allerlei lichamen, ieder van eigen maaksel en samenstelling.

Zoo nu krijgt ieder wel eigen lichaam. in wezen gelijk, maar in verschijning toch zeer verschillend van hetgeen in de aarde tot stof verging, of door vuur werd verbrand. Met opzet spreekt Paulus nu niet van begraven, maar van zaaien, omdat hij juist wil wijzen op de identiteit van begraven en opgestaan lichaam. Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, zooals we sterven, maar in de opstanding komt er een lichaam, dat niet meer het natuurlijke lichaam is, aan verderf en dood onderworpen, aan ziekte en lijden. Begraven is zaaien en daarom heeft begraven niet het laatste woord, maar de opstanding. Het zaaien is in vergankelijkheid, het opwekken in onvergankelijkheid.

Wat opgewekt is, blijft bestaan zooals het is opgewekt. Zoo gaat de toepassing ver uit boven het gebruikte beeld, want de aar is niet onvergankelijk, het opstandingslichaam wel. In de opstanding is de heerlijkheid van het nieuwe jonge leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 februari 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Catechismus-verklaring

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 februari 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's