Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Gevangenneming

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gevangenneming

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

1

Johannes 18 vers 3—8: Judas dan, genomen hebbende de bende krijgsknechten en eenige dienaars van de overpriesters en Farizeën, kwam aldaar met lantaarnen en fakkelen en wapenen.

Jezus dan, wetende alles wat over Hem komen zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien zoekt gij?

Zij antwoordden Hem: Jezus den Nazarener. Jezus zeide tot hen: Ik ben hetl En Judas, die Hem verried, stond ook bij hen. Als Hij dan tot hen zeide: Ik ben het! gingen zij achterwaarts en vielen ter aarde.

Hij vraagde hun dan wederom: Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazarener.

Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd, dat Ik het ben; indien gij dan

Mij zoekt, zoo laat dezen henengaan.

Met hoofdstuk 18 begin Johannes ons te Verhalen van het lijden onzes Heeren, den dood en de opstanding van Immanuël. In tal van opzichten loopen de verhalen ht de drie eerste evangeliën parallel met hetgeen Johannes verhaalt over het lijden.

Merkwaardig is, dat hij 't Getsémanéstuk slechts even aanroert, om aanstonds te komen tot de gevangenneming in den hof. En die gevangenneming vermeldt hij onder het gezichtspunt van Jezus' macht en vrijwillige overgave. Zoo schittert Goddelijke heerlijkheid ook in den hof der olijven.

De Heere kan aan Zijn voornemen dat Hij eenigen tijd geleden uitsprak gevolg geven en, gaat naar buiten uit de Paaschzaal, zooals wij weten, nadat Hij met de discipelen den lofzang had gezongen. Oostwaarts gaat de, kleine groep in den laten avond door de stad Jeruzalem. Langs de Oostelijke helling van den Tempelberg dalen zij af in het dal van de beek Kedron die slechts in den winter een werkelijke beek is. Aan de overzijde der beek, klimt de weg en is de bodem met olijfboomen beplant. De hof van Gethsémané, de Olijvenhof, lag aan den voet van den Olijfberg.

Tusschen ver» 1 en 2 ligt de zieleworsteling van den Heere Christus in den hof, waar Hem het bloedzweet werd uitgeperst en Hij de klacht slaakte: Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan, doch niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede. Doch de menschelijke natuur geeft zich over in de greep der goddelijke gerechtigheid en H? j zegt tot Zijn jongeren: Staat op, laat ons van hier gaan, ziet, die Mij verraadt is nabij.

De nacht is aangebroken, waarvan Hij had gezegd: in dezen nacht zult gij allen aan Mij geërgerd worden want daar is geschreven: Ik zal den herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden. De prijs der verlossing was zeer duur, de prijs van het bloed en het leven van den Zone Gods in onze natuur.

• In vers 2 geeft Johannes nog een verklaring van het snelle succes dat Judas had. Nu wist ook Judas zijn verrader, die plaats, doordat Jezus daar dikwijls met zijn discipelen samenkwam. Hoe kon Judas den Heere Jezus zóó snel in handen van de vijanden overleveren? Gedurende zijn verblijf in het drukke overvolle Jeruzalem zocht Jezus daar in den stillen hof vaak met zijn discipelen een plaats van stil en rustig samenzijn. Zoo kon Judas met groote waarschijnlijkheid verwachten, dat de Heere ook nu daar ook met zijne jongeren zou zijn. Judas behoort er niet meer bij. Hij heeft de Paaschzaal verlaten, en hij werd door Jezus weggejaagd met de woorden: wat gij doet, doet dat haastelijk. En het was nacht.

Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij geleden heeft. Hij was vrijwillig naar den hof gegaan, nadat Hij zich gesteld had in de handen van den Vader om diens wrekende gerechtigheid te ondergaan.

Het moest en Hij wilde.

En Judas dan, genomen hebbende de bende krijgsknechten en eenige dienaars van de overpriesters en Farizeërs, kwam aldaar met lantaarnen en fakkelen en wapenen.

Jezus gezocht, lezen. dat staat in dit vers te

Judas is op zoek naar Jezus, om Hem te verraden en over te leveren aan Zijne vijanden, die dorsten naar Zijn leven en Zijn bloed. Reeds enkele dagen tevoren is Hij met de overpriesters overeengekomen wat de prijs van zijn verraad zou zijn. Niet op het feest, hadden de sanhedristen gezegd opdat er geen oproer kome onder de schare. Het was maar beter om te wachten tot het Paasch feest voorbij was, zoo meenden zij. Maar het Paaschlam moet met Paschen worden geslacht, naar Gods raad en welbehagen. En daarom zegt God: wel op het feest! En Judas heeft het voorstel gedaan om Hem niet in de drukke volksmenigte te grijpen, doch in het nachtelijk uur.

En ze hebben toegestemd; daarmee, huns ondanks, uitvoerende Gods raad. Ziet, zoo was het in Gods Hart en daarom stond het in Jezus dagorder van den Vader: Dezen nacht zal de Herder der schapen worden geslagen en de schapen zullen verstrooid worden. In den hof was de dood op den Heere Christus afgekomen, de gansche toorn Gods drukte Hem, en dg hel omsingelde Hem. Dit was hunne ure en de macht der duisternis. Nu, zij hebben wel de noodige voorzieningen getroffen. De Joodsche tempelwacht, onder het bevel van 't sanhedrin, of Joodsche raad, moet Jezus gevangen nemen. Maar licht kan toch een opstand uitbreken. Zelfs de Romeinsche overheid heeft men hiervoor waarschijnlijk beducht weten te maken. Voor alle zekerheid is daarom het Romeinsche garnizoen mee uitgerukt. Natuurlijk zijn niet al de honderden soldaten, waaruit de bezetting bestond mee getrokken, maar de afdeeling was toch groot genoeg, om haar het garnizoen te noemen. Fakkels zijn meegenomen. Jezus mocht Zich eens verbergen en kon dan ook, al was het volle maan, moeilijk worden gevonden. De kinderen der wereld, zoo had Jezus eenmaal gezegd: zijn voorzichtiger in hunne geslachten dan de kinderen des lichts. Ja, zij houden het doel voor oogen. Zij zetten alles op alles om dit doel te

bereiken. En de kinderen des lichts? Ach. hoe onvoorzichtig zijn ze vaak, denk maar aan de discipelen in dezen nacht; hoe weinig houden zij het doel voor oogen. Ja, het was heden zo erg, dat zij het doel van den lijdensgang totaal over het hoofd zagen en eerst zegt de een: Heere, dat zal u geenszins gescTiieden en dan: wij zullen met u sterven.

En toch, de kinderen dezer wereld zijn zelfs in hun voorzichtigheid dwazen omdat ... zij met God niet rekenen, en toch: God blijft regeeren in hun voorzichtigheid. Ziet ge daar de bende? De Romeinsche soldaten zijn gewoon gewapend, maar de tempelwacht draagt allerlei wapens, waar ze maar over konden beschikken: zwaarden en stokken, terwijl de fakkels een rossen gloed verspreiden.

Een helsche bende is het. Blinde leidslieden der blinden en soldaten, die van het heele geval niets begrijpen, maar het bevel opvolgen dat hun is gegeven, om bij de gevangenneming van Jezus van Nazareth de orde te handhaven en als het noodig is toe te slaan. Zoo wordt de Vorst des levens gezocht als een kwaaddoener, die door honden wordt omsingeld, sterke stieren van Basan omringen Hem, zooals de psalm van oude tijden reeds zong. Het is waar, de geestelijke leidslieden van Israël wisten wel dat Jezus geen oproermaker was, het niet zocht in kracht of geweld, maar zij dragen vannacht dit masker, om den schijn van het recht op te houden. Schijn tegenover God en menschen; schijn ook om zichzelf te paaien en gerust te stellen' in het geweten. Een gevaarlijke volksverleider is Jezus toch! Gelooft ge het eigenlijk wel? Ja, ja, Hij is het! Hij moet worden weggeruimd, want ons volk en ons bestaan staat op het spel, zoo veinzen zij, en al veinzende maken zij het zichzelf wijs om ook te gelooven dat het waar is.

Hier is de macht der duisternis, de verblinding der vijandschap, hier is ook de geveinsdheid. Maar er is ook een andere zijde aan dit weerzinwekkende spel van dezen, van schrik vervulden nacht, daar in den Olijvenhof.

Heimelijk zijn ze bevreesd, hebben ze zorg over die gevangenneming. Zou Hij wellicht een wonder doen, want ze wisten wel, dat Jezus van Nazareth, dien zij haatten, toch hun meerdere was. Ze konden nog voor verrassende feiten komen te staan!! We speuren duivelsche laagheid en boosheid en list, maar ook innerlijke onmacht en lafheid, gemengd met onrust en vrees.

Want tenslotte valt de wereld in haar bravour toch niet mee.

Ach, wie valt er eigenlijk mee onder de menschen! Niemand, alléén Jezus, die wordt ons steeds grooter, naar binnen en naar buiten, naarmate wij zelf zinken en komen tot het hebben van een walg aan onszelf.

Hoort het toch, Jezus valt eeuwig mee! Ook in dezen nacht des verraads.

De mensch verschijnt hier als een samenknooping van ongerechtigheid, als een bittere gal. Een weerzinwekkend schepsel is de mensch, een laag wezen, en dan... is het toch waar dat Jezus voor menschen gaat in den dood? Ja, dat is waar. Die Zich voor mij heeft overgegeven.

Hier is nu de beroerder Israëls voor alle Achabs, ja, de spelbreker van het wereldfeest, die gekomen is om vuur op de aarde te werpen, tot een oordeel in de wereld gekomen, opdat degenen, die zien blind worden en die blind zijn zien.

En Zijn volgelingen, die in Hem hun heiil en zaligheid vonden, staan al even slecht aangeschreven als Hij bij de wereld. Zij brengen de heele wereld in beroering.

Doen zij het, helpt ge mee? Maar letten we toch op den smaad en den hoon die den Menschen-Zoon wordt aangedaan, dezen nacht. En vergeet dan nimmer, geen oogenblik, dat de toorn Gods tegen de zonde Hem drukt en steeds meer benauwt. Gethsémané komt terug, of liever, het in Gethsémané doorleefde in vooruitzicht, zal nu tot Zijn uiteindelijk doordragen moeten komen.

Een gevaarlijke oproermaker, een verstoorder van de rust en de orde!! Neen, wij vermogen niet de diepte te peilen van dezen laster. Indien dit aan het groene hout geschiedt, wat zal dan aan het dorre geschieden?

Mensch, kijk naar uzelf, kijk in den spiegel en loop niet weg, dan ziet ge den rustverstoorder, den oproermaker in levenden lijve. Wij hebben alles verstoord, wij hebben God beleedigd, wij hebben de gansche schepping in lijden en onder vloek gebracht.

Van ons is de een gevaarlijk voor den ander. Hunne voeten zijn snel om bloed te vergieten; heet adderenvergif is onder hunne tong; en den weg des vredes hebben zij niet gekend. Schrik voor Gods aangezicht, gij gansche aarde.

Treden we een weinig nader, om de bende in zijn samenstelling nader te bezien.

Daar staat Judas. Judas, is dat zijn naam? Ja, Godlover beteekent die, en... daar staat nu de man als verrader. Zijn gelaat is betrokken, en zijn blik verward. Hij staat aan de spits der bende, hij zal den weg wijzen en Jezus van Nazareth aanwijzen. En toch, neen, de Heere is aan de spits getreden.

Judas, de zoon der verderfenis, die Jezus brood at, en ziet hij heeft de verzenen tegen Hem opgeheven. Hier is de voleindigde huichelaar, die in zijn apostelschap steekt als de moorddolk in vergulde schede.

De satan is in hem gevaren. Huiveringwekkend gebeuren. We kunnen daar niet in komen, want zeker, we zijn allen onder de macht van satan, en toch kan niet gezegd worden: de satan voer in ons, zooals het hier is bedoeld.

Het is ook nog anders dan bij de bezetenen, die willoos instrument waren van de onreine geesten. Neen, hier is het de gewilde verzwagering met den duivel, de deur staat voor hem open, hij is welkom bij Judas. Hier is een diep oordeel Gods.

Judas is tegen Jezus ontstoken met helsche woede. Het was hem reeds lang bang in Jezus' tegenwoordigheid, en het werd hem tenslotte ondragelijk.

Ge weet wel, hoe dit in Bethanië openbaar werd bij de zalving 8hzes Heeren door Maria. En hij stak de andere discipelen ook nog aan bovendien.

Had Jezus hem dan achtergesteld, kwaad gedaan? Niets daarvan. Maar Jezus had hem in het hart gezien en dat was hem onuitstaanbaar. Met de begeerte naar wat geld is de bron van Judas' handelen niet bloot gelegd. Ach, ach, het is als drinkt deze mensch — wij zijn ook maar menschen — reeds van die grimmigheid, die de verdoemden in de hel aanzet om God te haten.

David had zijn Achitofel, en Jezus heeft Zijn Judas. We kunnen nu den persoon van Judas in het lijden van den Zaligmaker niet nader ontleden, doch moeten volstaan met enkele opmerkingen. Doch dit moet dan toch ook, want onze text zegt zoo met nadruk: En Judas dan genomen hebbende...

Johannes huivert nog, als hij dit neerschrijft.

Zouden de olijven in dezen hof hem nog hebben toegesproken, of was dat alles afgesloten in zijn ziel tot op het oogenblik dat het zou doorbreken in de volslagen wanhoop, om zich een weg te banen in den dood.

Hier heeft Hij Jezus teer hooren bidden, hij heeft hier meegemaakt wat slechts weinigen tebeurt is gevallen. Hij heeft de krachten der toekomende eeuw gesmaakt, maar is afvallig geworden.

En, mijn lezer, kunt ge nu beamen wat we gaan opmerken, dat een vonk van deze grimmigheid der hel ligt op den bodem van ons aller hart, van nature? Als de Heere met den fakkel der waarheid ons hart doorlicht, dan begint deze vonk op te vlammen. Dan begint deze adder te sissen. Neen, ons natuurlijk hart verdraagt den verstoorder van de valsche rust niet, we worden gemelijk als onze vijandschap niet slechts wordt genoemd, maar aangewezen; de teere plek wordt geraakt, opgeroepen tot bekeering en geloof. En denk niet dat dan de rechtzinnige mensch in belijdenis achteraan komt in de openbaring van vijandschap, al kan dit nog door vromen schijn worden verborgen. Maar houd eens aan met het door-lichten, met het stellen van den eisch der bekeering, van oprechtheid voor God, het loslaten der zonde, het opgeven van eigen leven... wat gebeurt dan?

Van Judas staat geschreven: het ware dien mensch goed, zoo die mensch niet geboren ware geweest. Bitter lijden voor den Heere Jezus, dat Judas daar staat, rondspiedend, met slangenoogen, om Jezus in het gezicht te krijgen, - terwijl het walmende fakkellicht zijn rossen gloed uitstraalt, bij het licht van de volle maan, dat speelt door de takken der olijven. Zijn dischgenoot van zooeven nog! Nog pas zijn voeten gewasschen, nog pas met hem aangezeten aan den Paaschdisch in de opperzaal... daar staat Judas.

Verder zien we de overpriesters, achters des heiligdoms. de

Wat hebben deze lieden toch tegen ezus? Wel, Hij keerde de trotsche zetels

hunner heerschappij om, zooals Hij de tafels der wisselaars omkeerde in den tempel. en Hij toonde hun aan. onweerlegbaar. dat zij een moordspelonk waren, gepleisterde graven. Ze kunnen het niet uitstaan dat ze met tollenaren en zondaren op één lijn worden gesteld en als zondaren zouden gezaligd moeten worden.

Deze Jezus moet verdwijnen, zij hebben geen leven in Zijn tegenwoordigheid en hun gezag bij de schare wordt ondergraven. Herkent ge trekken van dit beeld in uw eigen ziel? Als ge nu alles wordt wat er aan misdaad valt te bedenken... de voornaamste der zondaren, dan zult ge zeker leeren vragen naar dezen Zaligmaker, die tot zonde is gemaakt. Ziet ge Hem zoo heden daar in den hof, terwijl het bloedzweet nauwelijks is opgedroogd, en Zijn gelaat Zijn diepe smart nog vertoont.

Daar staan bij Judas de Farizeërs. Zij beelden zich in de Wet te kunnen houden en ook werkelijk te houden, eigengerechtige lieden. Zij bouwden de graven der profeten, en zij kunnen het onmogelijk verkroppen, dat deze Jezus hen stempelt met het woord: adderengebroedsel, geveinsden. De Zoon des menschen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijne ziel te geven tot een rantsoen voor velen.

En bestaan wij van nature anders, het heeft wat te beteekenen niets te willen zijn dan hetgeen wij zijn voor God, misdadiger. schender van Gods wet. Het schikt ons toch van nature niet beter om tot Jezus te gaan met kennis en loslaten van onze zonde dan deze lieden, die daar staan in de Olijvenhof in den Paaschnacht. Ze hebben wel ongezuurde brooden gegeten met bittere saus, maar de zuurdeesem ded zonde heeft hen gansch doortrokken en hun ontbreekt hetgeen de bittere saus beduidde, lijden onder de zonde en boetvaardigheid.

Onze gerechtigheid voor God kan alleen worden gegrond op het bloed des Lams.

Afzonderlijk worden nog genoemd de Sch riftgeleerde n.

Hier is het type van de geestelijke heerschzucht en de waanwijsheid des menschen. En ach, wat is er bij zeer weinig, bitter weinig gezonde Schriftkennis, buitengewoon veel waanwijsheid en Schriftgeleerdheid, zonder eenige vreeze Gods.

Waar komt anders al dat getwist en gekrakeel vandaan dan uit deze bron?

Maar vraagt iemand, moet ik dan als een onwetende voor God komen, een onwetende, die al zijn kennis zag vergaan? Inderdaad, dit is noodig, dan kunt ge er echter deze waarheid niet als theorie op na houden, want ge wordt zoo wijs tot zaligheid en onderzoekt de Schriften, die van Christus getuigen.

Nu wordt ge een schriftgeleerde, onderwezen in het Koninkrijk der hemelen en brengt uit den goeden schat des harten oude en nieuwe dingen voort.

De Schriftgeleerden nu waren ook al verbitterd om de vele nederlagen, die zij hadden geleden doordat Jezus hen telkens toonde dat zij de Schriften niet verstonden noch de kracht Gods. Den wijzen en verstandigen zijn deze dingen verborgen, doch den kinderkens geopenbaard.

Dan zijn daar blinde werktuigen van den Hoogen Raad. de geestelijke rechtbank van Israël. Zeventig oudsten en de hoogepriester was ambtshalve voorzitter.

Maar zij spreken geen recht, naar het recht des Heeren. Ge weet toch wel dat ze den laatsten tijd reeds meermalen bijeen waren in Jeruzalem om te beraadslagen hoe zij Jezus zouden vangen en dooden. Want het staat vast dat Hij moet sterven, uit den weg geruimd. Heeft Cajaphas. de hoogepriester, de Sadduceër, die geloofde aan engel noch geest, noch opstanding, de vrijzinnige Jood, niet gezegd: het is nut dat één sterve voor het volk en niet het gansche volk verloren ga?

Maar toch. indien de Rechter van hemel en aarde, de levende God Zijn dood niet had gevorderd vanwege den eisch des rechts en Zijn verbondsverplichtingen, dan had het besluit van den Hoogen Raad niets kunnen uitwerken. God is het, die beslist.

In dit hoogere licht moeten wij toch de lijdensgeschiedenis bezien, zoodat wij niet blijven staan bij hetgeen de menschen doen, maar hooger opzien, naar de vierschaar des hemels, waar de ongerechtigheid van Zion wordt thuisgezocht aan dezen Menschen-Zoon, die Zich aansprakelijk stelde voor Sions leven, door Zelf te sterven.

Hier is nu het wondere mysterie der plaatsvervanging, dat ons altijd weer ontroert, aangrijpt en tot aanbidding voert.

Wat heeft U toch bewogen en als van Uw troon getogen, om te staan naar zulk een zwarte bruid!

Bij de Joden voegen zich de De bende krijgsknechten. heidenen.

Zie ze daar staan, gewapend, behoedzaam volgend als Judas voorgaat in den hof, met zoekend oog.

En onder alles door is het zoekende oog des Vaders gericht op den Zoon, die Borg wilde zijn.

Fakkels en lantaarnen zijn meegenomen en zoo wordt Hij gezocht, die het licht der wereld is. maar de duisternis heeft hetzelve niet begrepen.

Bij walmend fakkellicht zoekt men Hem, die enkel licht is en geen duisternis is in Hem. Kunt gij Hem nu beminnelijk heeten. mijn lezer, daar in den hof der Olijven, in Gethsémané, omsingeld door menschen, die zich gedragen als beesten, opgevorderd door de eeuwige gerechtigheid. En zegt ge dan: en dat voor mij! Ik heb verdiend gearresteerd te worden, weggeleid naar de plaats van executie; ik heb verdiend door God te worden verwezen naar de plaats der buitenste duisternis. En nu Hij... voor mij. ,

Daar, in die schare in den hof zien we als een spiegelbeeld der menschheid; spiegelbeeld van een bedorven en verloren menschengeslacht, dat het leven heeft verbeurd en den dood heeft verdiend.

Jezus gezocht door God en menschen. Jezus gezocht, ja Hij gaat Zich aanbieden, maar op eigen voorwaarden, want ook in dezen nacht voert Hij heerschappij.

Wees dan mijn hulp, houd U niet ver [van mij;

Mij prangt de nood, benauwdheid is nabij; 'k Heb buiten U, daar ik zo bitter lij'

Geen hulp te wachten.

Een stierenheir uit Basan, sterk van [krachten,

En fel verwoed,

Omringt m' aan alle zijden;

Mijn God, hoe zwaar, hoe smart'lijk [valt dit lijden

Voor mijn gemoed.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Gevangenneming

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 maart 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's