Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De uitstorting des Geestes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De uitstorting des Geestes

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 2 : 33: ij dan door de rechterhand Gods verhoogd zijnde en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort dat gij nu ziet en hoort.

(1)

Het is Pinksteren, de vijftigste dag na Paschen. De stad des grooten Konings is vol volks om het eeuwenoude feest van den oogst te vieren bij Gods heiligdom.

Van heinde en ver zijn de Israëlieten toegestroomd op dit Hoogfeest van Pinksteren. Het was, zooals ge weet, een oogstfeest en in later eeuw had men eraan verbonden de wetgeving op den Sinaï.

Begon met Paschen de gerstenoogst, thans, met Pinksteren, is ook de tarweoogst gemaaid en gedorscht, de fijne meelbloem van de kostelijke tarwe werd tot brood gebakken en den Heere gebracht om te betuigen: de oogst is ons van U toegekomen.

Het is druk in Jeruzalem. Zooeven is de schare toegestroomd naar den tempelberg.

Ziet ge daar wel in het midden der schare den apostel Petrus staan? Allen luisteren naar hem, hangen als aan zijn lippen. Petrus, na Paschen hersteld in zijn ambt om Jezus schapen te weiden en Zijne lammeren te hoeden. Hij is nu visscher van menschen met zijn mede-apostelen.

De Heere had hem gewaagd aan het louteringsvuur eh hem in de zeef gedaan. En nu staat hij daar vol des Heiligen Geestes, sprekende van de groote werken Gods. Zijn aangeboren besluitvaardigheid heeft zijn Goddelijke wijding ontvangen.

Maar wat is er gebeurd daar in Jeruzalem? Weet ge dat niet? De profetie is vervuld van de uitstorting des Geestes, de eeuwen door beloofd als hoogtepunt van de zelfopenbaring des Heeren, als sluitstuk der verlossing.

Hij begint te spreken tot de schare met vriendelijke woorden en noemt hen mannen-broeders: laat mijne woorden tot uwe ooren ingaan. Hij vaart niet uit tegen de spotters, die zeiden: deze lieden zijn dronken, vol zoeten wijns. Neen, zegt Petrus, dezen zijn niet dronken, maar vervuld is het woord van Joëls profetie: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, Ik zal uitstorten van Mijnen Geest op alle vleesch en uwe zonen en uwe dochteren zullen profeteeren.

Het wordt stil... de heilbegeerigen drinken de woorden des levens in, de onverschilligen moeten huns ondanks toch luisteren. En het zal zijn dat een iegelijk, die den naam des Heeren zal aanroepen zal zalig worden.

Welke Heere bedoelt gij, Petrus, over wien hebt gij het? En zoo wekt hij de vraag naar nadere verklaring van Hem, wiens heraut hij was, dien hij zou verkondigen als de eenige Zaligmaker van zondaren, als dengene, die mede den Geest had gezonden en uitgestort op den Pinksterdag. Hij had immers gezegd vóór Zijn hemelvaart: Het is u hut dat Ik wegga, want anders kan de Trooster, de Heilige Geest, niet komen, dien Ik u zenden zal van den Vader. De Pinkstergeest is vol van Jezus als den gegevene des Vaders. Deze Geest zal beide den Vader en den Zoon verheerlijken.

De Pinkster-Geest, de Geest in Zijn volheid, de Geest in Zijn rijke bediening als Geest van het kindschap, Geest der aanneming, door welken wij roepen: Abba Vader.

Petrus herinnert aan het bloedig einde van Jezus van Nazareth. Dezen, door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en doof de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood.

God achtte dat lijden en sterven noodzakelijk, tot verzoening der zonden, tot overwinning der wereld en tot nederwerping van den menschenmoorder van den beginne. Zoo zien wij al aanstonds op den Pinksterdag in het getuigenis van Petrus dat de Geest de oogen opent voor Gods heilsraad en de verantwoordelijkheid van den mensch. Dien gij hebt overgeleverd en gedood. Hoe schittert nu het kruis in het licht van Gods ontferming over Zijn moordenaars! En zoo komt Petrus tot de opstanding en opwekking uit de dooden. God heeft Hem opgewekt, de smarten des doods ontbonden hebbende. Jezus leeft, vervuld is wat David van zijn Heere getuigde. Maar óók is Hij ten hemel gevaren en zit ter rechterhand Gods.

Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd zijnde en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort dat gij nu ziet en hoort.

Dit Schriftwoord brengt ons allereerst in den hemel waar Jezus verheerlijkt is, gezeten aan de rechterhand des Vaders.

Met Pinksteren moeten wij in den hemel zijn om te verstaan wat er op aarde gebeurt. Achter het gordijn der eeuwigheid, in de werkkamer Gods, daar worden beslissingen genomen, daar worden de plannen ontworpen, die moeten uitgevoerd worden. Pinksteren komt van boven evenals trouwens alle heilsweldaden. Hij heeft ons bezocht met de innerlijke bewegingen van Zijne barmhartigheid in de zending des Zoons.

Alle goede gave en volmaakte gift is afdalende van boven 1 , van den Vader der lichten.

Pinksteren leidt ons naar den hemel en bepaalt ons allereerst bij den verheerlijkten Christus, biddende Hoogepriester tevens bedienaar van het hemelsche Heiligdom.

Waar is de Heere Jezus? Hij is in den hemel, daarom moeten wij opwaarts zien in het geloof, achter de wolken, ver, heel ver weg... bij den safieren troon. Daar is Hij, want Hij is ten hemel gevaren en heeft een naam ontvangen boven allen naam.

Hij is wedergekeerd tot de plaats van-• waar Hij kwam, in de heerlijkheid, die Hij bij den Vader had eer de wereld was. De engelen zongen bij Zijn nederdaling in de velden van Efrata, zij juichten toen Hij opvoer ten hemel. Deze Krijgsman verdient de Hem gebrachte eere en hulde, want Hij heeft ze duur verworven tot den prijs van Zijn eigen bloed. Daarom acht Zijne gemeente Zijne schande boven allen rijkdom en roemt in Zijne heerlijkheid.

Hij vertrad den kop der slang. Hij verwon den dood en 't graf En voor Hij ten hemel voer, Nam Hij hun buit hun af.

Toen Zijn werk was afgedaan, Ging Hij tot den Vader heen; Daar bidt Hij voor al Zijn volk En Hij leidt hen hier beneên.

De Hemelvaart onzes Heeren verlegt het middelpunt van het leven der Kerk naar den hemel, immers daar is Jezus, die haar leven is. En, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. We kunnen geen Pinksterfeest vieren zonder Jezus in den hemel te kennen. En deze Jezus leeren wij eerst kennen in de kribbe en bij het kruis.

En van het kruis gaan wij naar het graf, om op te staan met Hem en gezet te worden in den hemel, met Hem als ons Hoofd, in Wien wij daar zijn vertegenwoordigd.

Een heele weg zegt ge, het is nog al wat! Inderdaad, het is nog al wat en toch is dat de weg om te komen tot het rechte beleven van Pinksteren.

De discipelen hadden ten hemel opgeblikt en hadden Jezus zien verdwijnen achter de wolk, maar engelen waren afgedaald om hen te vergewissen dat Hij opgenomen was in den hemel. Zij hadden met Hemelvaart genade genoeg om lovende en dankende terug te keeren naar Jeruzalem en zich te verheugen in de opvaart, de verheerlijking van hun Koning. Zij hadden ook genade genoeg om te volharden in bidden en smeeken om de uitstorting van den toegezegden Geest. Zoo ligt alles in een vaste orde verbonden. De Heilige Geest kon niet worden uitgestort vóór Jezus verheerlijkt was. Er was als het ware een aanvankelijke verruiming van de bediening van den Geest tusschen Paschen en Hemelvaart, immers Jezus had op de discipelen geblazen op Paaschavond en had gezegd: ontvangt den Heilige» Geest. Maar dat was ambtelijke begenadiging, zoodat zij Paschen verstonden en geleid werden naar Hemelvaart.

En van Hemelvaart tot Pinksteren komt er nieuwe verruiming in de bediening van den Geest; toch openbaart Hij Zich nog niet als de Geest der aanneming, wat zijn ambt is met Pinksteren. Maar dit alles hangt samen met den stand van Jezus' leven en werken. Jezus is in den hemel. De bloem is uit den tuin der aarde verdwenen.

De kroon der aarde zag haar meest schitterend juweel verplaatst, de morgendauw is opgetrokken. Jozef is niet meer in Egypte, daarom is het tijd dat Israël optrekke naar Kanaan. De discipelen zijn toegerust met den Geest om den Geest in al zijn volheid te ontvangen, ja, de woning is gereed van binnen om Hem als inwonend te ontvangen. Die Geest die bij hen was, zoo had Jezus gezegd, zou in hen zijn. Hij is daarboven in de heerlijkheid, zij waren op aarde, vol verwachting.

En Hij is zaakwaarnemer der Zijnen in den hemel voor het aangezicht Gods, doch Hij zal nu ook voor een zaakwaarnemer op aarde zorgen, in de harten der Zijnen, de inwonende Geest.

Onze zaakwaarnemer in den hemel is Jezus aan de rechterhand des Vaders. En dat is noodig, dringend noodzakelijk, want hoe zullen wij voor God bestaan zonder Jezus als Voorspraak bij den Vader, als biddende en dankende Hoogepriester. Hoe zouden we tot God kunnen naderen zonder Hem.

Ja, ieder zucht heft Hij omhoog En ied're smeeking biedt Hij aan, 'k Vertrouw gerust mijn zaak Hem toe; Met Hem kom ik behouden aan.

Neen. het graf houdt Hem niet meer Weg de steen, de wacht, het zegel. Knerst de hel van woed' en spijt, Christus opent ons den hemel.

Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd zijnde

Zoo ziet Petrus de hemelvaart als rechtsbestel des Vaders. Juist met Pinksteren worden wij daarop met nadruk gewezen. God de Vader is in alles de Eerste.

Hij heeft Zijn Zoon opgewekt uit het graf, maar ook opgenomen in den hemel.

Hoort dit toch, want zóó gaat de hemel open, en verkrijgen wij in Hem een plaats in de eeuwige woningen des Allerhoogsten. Door lijden tot heerlijkheid, langs het kruis naar de kroon. En Petrus aanschouwt, door het geloof, den Zaligmaker in den hemel, hij weet waar Hij is en óók hoe Hij daar kwam. De apostel is met sprongen vooruitgegaan in Zijn theologische, levende, kennisse Gods.

Zijn hart was gereed den Geest te ontvangen waarvan Hij nu is vervuld, want Hij is uitgestort en door dien uitgestorten Geest, die nu in zijn en der discipelen hart woont, ontvangen zij inzicht in de heilsweldaden zooals nooit tevoren.

Zij zullen de vruchten van deze inwoning mettertijd nog nader leeren kennen en die inwonende Geest zal zichzelf nader verklaren ook omtrent die inwoning. Heden openbaart Petrus de rijke vruchten van die inwoning des Geestes in Zijn prediking. Zoo is hij vruchtbaar voor Gods Koninkrijk. Daar gaat het toch om, dat God geprezen worde en Zijn naam verheerlijkt.

Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd zijnde...

De Vader heeft Zijnen Zoon verhoogd, opgenomen in heerlijkheid. Want, als God een mensch met Zijn rechterhand gegrepen heeft om hem tot Zijn troonzetel op te heffen, verwisselt Hij Zijn rechter-niet met Zijn linkerhand, maar houdt de hand omvat van Zijn troongenoot met Zijn rechterhand. Hij is door Gods rechterhand gezet aan die rechterhand, bekleed met eer en macht, want Hij moet heerschen als Sions Koning. Hij is door de rechterhand Gods verhoogd. Zoo is dan de volheid der verzoening in den hemel.

Hoe, zoo vraagt ge? Wel, in Christus zelf, die ingegaan is met Zijn eigen bloed achter het binnenste voorhangsel, eene eeuwige verlossing teweeg gebracht hebbende.

Zoo heeft Hij het recht en de macht te beloven: wie overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijnen troon, gelijk als Ik overwonnen heb en ben gezeten met Mijnen Vader in Zijnen troon. Wie ooren heeft, die hoore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Hij is gezeten aan Gods rechterhand, wandelt temidden van de reven gouden kandelaren.

Rondom den troon is een regenboog, in het aanzien den steen smaragd gelijk. De troon is gegrond op recht en gerechtigheid, - goedertierenheid en waarheid gaan voor Zijn aanschijn henen. En de troon is omspannen door eeuwige verbondstrouw.

Zoo is onze Jezus in den hemel. En dat was nodig wilde het Pinksteren kunnen worden. Alléén als Christus verheerlijkt is bij den Vader kan de Geest worden uitgestort, kan Hij openen de bediening van het volle kindschap, zoodat wij roepen: Abba, Vader.

De tweede gedachte, die onze text ons ter overdenking voorlegt is deze:

De Heilige Geest is geschonken in den hemel.

...en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader...

Toen de Heere Jezus was gezeten aan de rechterhand Gods nam Hij wat in bezit.

De heerlijkheid, zegt ge. Ja, dat is zoo, maar dat bedoelen we nu toch niet. Wij hebben het oog op iets anders, waarmee zeker de heerlijkheid van den Middelaar in Zijn bediening in het hemelsche Heiligdom samenhangt, evenals de wijze zijner tegenwoordigheid bij Zijne kerk op aarde. Wij bedoelen het ontvangen van den Heiligen Geest.

Wat ontving dus de Heere Christus in den hemel? Den Heiligen Geest.

Hij had tot de discipelen gezegd: Ik zal den Vader bidden en Hij zal u een anderen Trooster zenden en die zal bij u blijven in der eeuwigheid. Maar, hetgeen de Middelaar zou geven, moest Hij Zelf eerst van den Vader ontvangen. Hij deed niets dan hetgeen Hij den Vader zag doen, zeide niets dan hetgeen Hij bij den Vader had gehoord. En Hij schenkt Zichzelf in het geven des Vaders.

Wij hebben toch met den drieëenigen God te doen, in schepping en herschepping. Hier ruischen de harmonieën des levens van onzen God, die wil dat Zijne kinderen zich zullen verlustigen in Zijnen heiligen naam.

Welnu, de Heere Christus ontving de belofte des Heiligen Geestes, zegt de apostel Petrus in zijn Pinksterrede, vervuld als hij was met den Heiligen Geest.

Welke diepe inzichten toch openbaart de Geest, die alle dingen onderzoekt, ook de diepten Gods. De Heere Christus ontvangt de belofte des Heiligen Geestes.

Dat wil zeggen: den Heiligen Geest als beloofd goed. Maar, dan vraagt een catechisant: de Heere Jezus was toch ontvangen van den Heiligen Geest, heeft den Heiligen Geest ontvangen bij Zijn Doop in den Jordaan, was ermee vervuld, zoodat Hij zichzelf Gode onstraffelijk heeft opgeofferd door den eeuwigen Geest, en mede door dien Geest is Hij opgewekt uit de dooden.

Hoe is dat dan toch, dat Petrus zegt dat Hij in den hemel, na Zijn hemelvaart, den beloofden Geest ontvangt?

Het is goed dat ge deze vraag hebt gedaan, dan kunnen wij er rekening mee houden in onze uitlegging van den text.

Het is gewenscht dat het inzicht groeit van het veelvormige werk des Geestes en van het verschil in bediening vóór en na den Pinksterdag. Johannes drukt dit verschil welzeer sterk uit als hij schrijft: De Heilige Geest was nog niet, overmits Christus nog niet was verheerlijkt. Het is

dus noodzakelijk dat Gods gemeente den zin dier woorden zoekt te verstaan en zich daar niet afmaakt, zooals vaak geschiedt, tot in veler prediking toe.

De Heere Christus ontvingt in den hemel den Heiligen Geest, en wel van den Vader, dien Hij erom had gebeden. En dien Geest ontving Hij nu als vanouds beloofd aan de Kerk des Heeren, om Hem mee te deelen, uit te storten in de gemeente op aarde. Luitster eerst naar de beloften van den Geest. Ik zal water gieten op den dorstige en stroomen op het drooge. Ik zal Mijnen Geest op uw zaad gieten en Mijnen zegen op uwe nakomelingen. En zij zullen uitspruiten tusschen in het gras, als de wilgen aan de waterbeken. Deze zal zeggen: k ben des Heeren en die zal zich noemen met den naam Jacobs en gene zal met zijne hand schrijven: k ben des Heeren (Jez. 44 : 3).

De profeet Ezechiël getuigt ook van deze uitstorting des Geestes en laat zien hoe Hij zal inwonen in de gemeente en de harten der enkelingen.

De profetie van Joël kent ge allen. Petrus brengt haar in herinnering in zijn Pinksterprediking.

Nu moeten wij er acht op geven dat Petrus die schenking van den Geest zóó verklaart dat ze alléén in en door Christus tot stand komt. In Hem zijn alle beloften Gods ja en amen. Hij is het Hoofd des lichaams.

Ziet ge nu hoe de Heilige Geest óók leerstellig onderricht geeft met Pinksteren en de apostel volstrekt niet opgaat in zijn gevoel, en de zaligheid die hij geniet, vervuld als hij is met den Heiligen Geest! Neen, juist omdat hij vol is des Geestes wordt hem ontdekt hoe nu in de orde dei eeuwigheid, in het leven van de drie Personen in het volzalige Goddelijke Wezen, ae uitstorting des Geestes wordt verstaan en God vermaakt.

Alles wat de Heere God heeft beloofd zal Hij zeker schenken. Hij beloofde den Zoon en Hij gaf Hem in de volheid des tijds. Maar niet zóó, dat vóór Bethlehem de Zoon als verordineerd Middelaar zich niet zou hebben geopenbaard en gewerkt. Maar wel zoo, dat Hij toch vóór Bethlehem niet verscheen in ons vleesch en pas het rantsoen werd gebracht in Zijn lijden en sterven.

En nu zeide de Zoon, alvorens Hij ten hemel voer: ziet, Ik zend de belofte des Vaders op u, blijft te Jeruzalem totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.

Het ontvangen van den Geest zou dus ook zijn: aangedaan worden met kracht.

Gods drievuldig wezen schittert hier in verbondslicht. De Zoon nu bad den Vader, toen Hij ten hemel was gevaren, om den toegezegden Geest, en Hij ontving Zijne bede. Zoo is het de wil en de lust des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, ' ieder Zijn deel in het verbond der genade te vervullen.

De Zoon pleitte op Zijn verdiensten, dat Hij Zijn deel in het verbond had vervuld, zoodat de Vader Zijn deel vervult in het schenken van den Geest aan den Zoon in den hemel. Zeker, dit zijn verborgenheden in God zelf, maar dan toch werkelijkheden, die voor ons beteekenis hebben, want God heeft het geopenbaard en Petrus verkondigt het met Pinksteren, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader...

Het schenken des Geestes van den Vader aan den Zoon zal goddelijk vermaak geven aan den Vader en den Zoon en den Geest, maar ook vruchten dragen voor Gods gemeente, die dien geschonken Geest, door den Vader aan den Zoon, ontvangt.

Welke vruchten zouden dat zijn? Kunnen we hier iets van zeggen, al zijn het verborgenheden des heils? Jawel, de Schrift spreekt ervan opdat wij het zouden weten en ter harte nemen. Wanneer de Vader den Geest schenkt aan den Zoon op grond van Zijn bede, rustend in Zijn volbrachte werk, dan is niet alleen in den Zoon, maar ook in den Geest het welbehagen des Vaders in den Zoon. En dat nu worden we gewaar in onze zielen. De Geest, bij Zijn uitstorting, brengt mee het welbehagen des Vaders in het offer van den Zoon en omdat de Geest wordt uitgestort en geschonken door den Zoon van den Vader brengt Pinksteren ook mee het volle heil des Zoons, en Zijn eeuwige gemeenschap als Hoofd des lichaams.

Dan pas kan er van Pinksteren worden gesproken, wanneer onze ziel ingaat in het welbehagen des Vaders in den Zoon en rust in het offer van dien Middelaar Gods en der menschen. Zóó juist leeren wij wat het zegt dat de Heilige Geest, die ons gegeven is, beide den Vader en den Zoon verheerlijkt in onze harten.

Nu zult ge verstaan dat het niet juist is te meenen dat een mensch, die ontdekt wordt door den Geest, dien Geest zou kennen als Pinkster-Geest, als Geest der aanneming, door welken wij roepen: Abba Vader. Neen, dan is het noodzakelijk dat wij als verloren mensch ingaan in het offer des Zoons, want niemand komt tot den Vader dan door den Zoon. En de Vader schenkt ons den Zoon als wij in den Zoon tot Hem komen, opdat de Geest als Verzegelaar in onze harten kome wonen.

Pinksteren leidt ons op tot God-drie-! eenig, en leidt ons in in het vrijmachtig welbehagen van dien God in Christus Jezus, onzen Heere. Hier is de hoogste zieleweelde, die ons dronken maakt van de liefde Gods, de liefde van God drieeenig, met onderscheidende kennis der drie Personen.

Ja, wij mogen ons verlustigen in de verlustiging Gods. Zalig, zóó God te leeren kennen. Hoe moest toch ieder van Gods kinderen daarnaar staan, ernaar verlangen mét smachtend begeeren des harten!

Want anders is het geestelijke leven zoo arm, zoo leeg. Maar daarover willen wij heden niet handelen, het feit is openbaar en worde met Pinksteren recht beleefd tot beschaming en verootmoediging, en tot vervulling van het zielsbegeer. Zoo is de Geest met Pinksteren de Geest van het welbehagen des Vaders en de Geest der verzoening des Zoons, en de Geest der aanneming.

Die betrekkingen in God worden met Pinksteren werkelijkheid in de Kerk des Heeren. Ja, de Geest doet mij God Vader heeten, Jezus mijn oudste Broeder en den Geest zelf mijn eeuwige, inwonende Trooster.

De Zoon ontvangt den Geest van den Vader in den hemel, aleer Hij Hem uitstort in de Kerk op aarde. Luister naar het onderwijs aan de discipelen: En als Hij met hen vergaderd was, beval Hij hen dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij — zeide Hij — van Mij gehoord hebt; want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen. Zoo is de Doop des Geestes opgedragen aan den Zone Gods in onze natuur en nog dagelijks doopt de Heere Christus Zijne gekenden in het toevergaderen der gemeente. Zoo komt de volheid des Geestes na de heerlijkheid van Christus.

De verzegeling des Geestes kan niet voorafgaan aan de verzoening met God. Hier zijn de verborgen diepten van het geestelijke leven, van het ingeleid worden in de verborgenheden des heils en des levens in Christus Jezus onzen Heere.

Christus ontvangt den Geest om Hem uit te gieten en de Vader zendt Hem in Jezus' naam. Hier is de muziek des hemels. Hoort gij deze wonderlijke melodieën des levens ruischen in uw hart, of... weet gij niet wat Pinksteren is?

Onze zielen worden verrijkt en God verheerlijkt, wanneer wij onderscheidende kennis dezer dingen verkrijgen in de beleving der zaken.

Slechts kort willen we nu ons derde punt overdenken:

...heeft dit uitgestort dat gij nu ziet en hoort.

Zoo heeft Immanuël den Geest ontvangen van den Vader in den hemel en stort Hem nu uit op aarde in de wachtende, biddende en dankende Kerk.

De Koning der eeuwen heeft Zijn zegepralenden Veldheer een deel gegeven van velen. Hij is de schatkamer der algenoegzaamheid Gods. Wat Jezus krijgt houdt Hij niet voor Zichzelf, maar stort het uit in de Zijnen. Zie daar in Jeruzalem de gemeente vergaderd. De Vader reikte den Zoon den sleutel van het kabinet des hemels, als Bedienaar van het hemelsche Heiligdom. Zoo is dan Pinksteren de milde schenking, door Hemelvaart en zitting ter rechterhand Gods heen bereid. De prediking, die uwe ziel kan voeden moet vol zijn van God.

In die bediening des Geestes is al het werk van Christus besloten. De Geest zal van zichzelven niet spreken, doch het uit het Mijne nemen en Mij verheerlijken.

Zoo brengt Pinksteren Christus-verheerlijking en lof des Vaders.

Paulus wijst ons op een bijzondere Hemelvaartsgave in den uitgestorten Geest: En dezelve heeft gegeven sommigen tot apostelen... en sommigen tot herders en leeraars tot volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing des lichaams van Christus... opdat wij de waarheid betrachtende in liefde zouden opwassen in Hem, die het Hoofd is, na-

melijk Christus. De Heilige Geest maakt menschen tot Zijn mond bij menschen en spreekt zoo ook Zelf door hun woord, dat bediening is van het Woord waarvan de Geest auteur is.

Geest auteur is. Pinksteren is vervulling van Gods beloften. Aldus wordt de vrucht en de kracht der opstanding verzegeld en afwezig met het lichaam is Hij te beter aanwezig met Zijn genade en Geest, die nimmermeer van ons wijken zal. Is dat nu zoo voor u?

Herhalen wij nog eenmaal onzen text om het verband der deelen helder voor den geest te hebben: Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd zijnde en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.

Zoo duidt de apostel aan den overvloed der genade, die in die uitstorting des Geestes komt tot de gemeente Gods. Van den Heere Jezus wordt gezegd dat Hij Zijne ziel heeft uitgestort in den dood.

We lezen ook van het uitstorten van Gods toorn. En wanneer de overvloed der genade wordt geroemd, die van Christus uitgaat lezen we: genade is in Zijne lippen uitgestort. En Zijn naam is een olie, die uitgestort wordt. De wildernis en de eenzame plaats wordt tot een land van watertochten, vanwege den overvloed des Geestes, die onder het beeld van water wordt voorgesteld. En die uitgestorte Geest brengt mee de majesteit van de almacht in Gods Kerk en gemeente.

Uitgestort, zoodat de werking diep indringt in de harten. Uitgestort ook in de breedte op alle vleesch. Ziedaar de vertegenwoordigers der verzamelde volken rondom de apostelen geschaard. Het vleesch van den heiden, zelfs van de gebruinde kinderen van Cham komt tot den doop des Geestes.

De oude vijanden van Sion worden vrienden, heden. Egypte zal zijne handen tot God uitstrekken, Filistea laat af van zijn ouden wrok en het ver afgelegen Ethiopië zal het heil des Heeren ontvangen.

Ja, al de heidenen, Heere, die Gij gemaakt hebt, zullen komen en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen en Uwen naam eeren. Want Gij zijt groot en doet wonderwerken. Gij alleen zijt God... En ik zag eene schare die niemand tellen kan, uit alle tale en volk en tong en natie... en zij zongen het lied des Lams.

Petrus wijst op de teekenen bij die uitstorting des Geestes: wat gij nu ziet en hoort. Wat zagen en hoorden ze dan?

Ze zagen allereerst dat de menigte was toegestroomd; hier was de trekkende kracht des Geestes, die zorgt voor leege vaten, wanneer Hij zich wil mededeelen.

De volkeren zijn verzameld rondom den God Jacobs.

En wat zien ze? Dat Petrus opstaat met de elven temidden van de schare. De Heilige Geest roept zijn eigen instrumenten.

Wij sommen thans alleen maar op zonder nadere uitwerking, dat laten we heden over als opdracht aan onze lezers.

Ze zien tongen als van vuur en het zat op een iegelijk van hen.

Vuurtongen om te beduiden dat de

Heilige Geest reinigt en verbrandt: dat Hij de tong ontbindt, die van nature is geboeid om te spreken van de groote werken Gods.

Een dienstknecht des Heeren moet Christus niet alleen verkondigen als Verwerver des heils, maar ook de boodschap brengen van den toepassenden Geest. De Heere maakt Zijn werk gaarne hoorbaar en zichtbaar. In die zichtbare tongen als van vuur wordt de uitstorting des Geestes uitgebeeld en zoo zijn zij een teeken van het wonder.

Wat zien ze? Dat de schare wordt beroerd; dat is nog het werk van den Geest. Er komt ontsteltenis, verbijstering, want die Geest overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. Dan betrekt het gelaat van den meest verharden zondaar, doch als Hij komt als Trooster begint het aangezicht te glanzen als olie. Ziet ge die blijdschap en vrede niet op het gelaat der jongeren, vervuld met den Heiligen Geest?

En wat hoorden zei

Het geluid als van een geweldig gedreven wind. Beeld van de kracht des Geestes.

Hij ontwortelt de eiken van Basan en knakt de machtige cederen van den Libanon.

Hier hooren zij het blazen van den adem Gods.

En als zij dan luisteren hooren zij de profetie verklaard, en zoo bindt Pinksteren ons aan het Woord, terwijl alle geestdrijverij wordt afgesneden.

Zij hooren... ja wat hooren zij? Wel. Petrus verkondigt hun dat nu vervuld is hetgeen is gesproken door Joël den profeet dat God Zijn Geest heeft uitgestort.

Zonen en dochters zullen profeteeren.

Jongelingen gezichten zien en ouden droomen droomen. Zij hooren van wonderen in den hemel en teekenen op aarde, van bloed en vuur en rookdamp, van den doorluchtigen dag des Heeren. Zij hooren van het zalig worden door het aanroepen van den naam des Heeren. Zij hooren van het zalig worden door het aanhooren van Jezus in Zijn sterven en opstanding, Hemelvaart en zitting ter rechterhand Gods. En David wordt sprekende ingevoerd: Daarom heeft zich mijn hart verblijd en mijne tong verheugt zich, ja ook mijn vleesch zal rusten in hope.

Zien en hooren... als schellen vielen van veler oogen en veler ooren werden doorboord. Zij zagen het Lam Gods en hoorden de stem des Almachtigen.

Hoort, wat de Geest heden tot de gemeente zegt in de Pinksterboodschap tot u en mij.

Zoo werken in het geloof oorenoog samen om de heerlijkheid te zien en te hooren. En die het hoort zegge: Kom, ja, kom haastelijk.

En... uwe oogen zullen den Koning zien in Zijne schoonheid.

Pinksterfeest, vol van God!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De uitstorting des Geestes

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's