Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tusschen de levenden en de dooden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tusschen de levenden en de dooden

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Numeri 16 vers 47 en 48: En Aaron nam het. gelijk als Mozes gesproken had en liep in het midden der gemeente, en zie. de plaag had aangevangen onder het volk; en hij leide reukwerk daarin en deed verzoening over het volk, en hij stond tusschen de dooden en tusschen de levenden: alzoo werd de plaag opgehouden.

Om onzen text te verstaan is het noodzakelijk, althans in het kort, de historische omstandigheden onder onze aandacht te brengen. We beperken ons tot de zaak, die in onzen text is afgedrukt boven deze overdenking.

De toestand van het bondsvolk was wel zeer droevig, er was toch niets minder dan oproer in de gelederen van het erfdeel des Heeren, Denkt u dat even in, daar, 'waar de vrede moet bloeien en de lijdzaamheid groeien, daar is opstand en afkeuring van de wegen des Heeren. Korach, gesproten uit den stam van Levi en dus behoorend tot de Levieten, helpers van de priesterschap, verwekt oproer. Hij beweert: het gansche volk is heilig in Levi, alle Levieten mogen priester zijn.

Dathan en Abiram zijn uit den stam van Ruben. Deze lieden trotseeren het gezag van Mozes, den man Gods, de door den Heere Zelf aangewezen leider des volks. Ze zeggen tegen hem op te staan omdat hij in gebreke is gebleven zijn belofte te vervullen om Israël naar Kanaan te voeren. Wat is er tot heden van terecht gekomen? Zoo mopperen zij, en zien niet hun eigen zonde en die des volks als oorzaak van den langen weg naar Kanaan. Ja, zeggen ze, Mozes speelt nu de vorst over ons in de woestijn. We moeten dus onderscheiden de figuren van Korach en die van Dathan en Abiram. Ze wilden driest de ordinantiën des Heeren omkeeren, daarin waren ze één.

Korach, de Leviet, kreeg aanhang, een dienaar bij het heiligdom, onder de priesters. Hij wordt de leider van den opstand tegen God. Waarom kunnen ze niet even goed priesters zijn dan de zonen van Aaron? En die andere twee maken het zoo mogelijk nog erger, die twee uit Ruben, zij staan op tegen Mozes en zijn gezag. Zoo sluit de bende van Abiram zich aan bij die van Korach, want ten slotte is het bij beide groepen opstand tegen God en Zijn gezag. Zij stonden op voor het aangezicht van Mozes. Niet minder dan 250 oversten der vergadering sloten zich bij hen aan, geroepenen der samenkomst, mannen van naam. Zij vergaderden zich tegen Mozes en tegen Aaron. Het werd een geweldig oproer.

Hoe is het toch mogelijk, zegt ge? Wel, kent ge uw oproerig hart dan niet? Maar het is waar, het was een goddeloos bedrijf en dat onder den schijn van godsdienst, van ijver zelfs voor den Heere. Wat zal M^ves doen en Aaron, die achter en onder Mozes staat? Mozes zal den Heere laten beslissen. Het is zelfs zóó erg, dat het priesterambt voor gansch Israël wordt opgeëischt. (vs. 17) Ze willen de leiding van Mozes niet, noch het priesterschap van Aaron.

Zou God dit gedoogen, dit oproer, dit oproer tegen Hemzelf, want al schijnt het te gaan tegen menschen, het is toch feitelijk tegen God gericht.

Mozes geeft de zaak in de hand des Heeren. Wat kan hij beter doen, nu zijn eigen volk hem moe is, hem wil verwerpen, nu zijn broeder Aaron niet wordt erkend in zijn ambt. Wat gebeurt? Een aardbeving vernietigt de leiders van het oproer, dat steeds breeder omvang aannam en het gansche werk Gods met Israël scheen te zullen teniet doen. Hemelvuur doodt degenen, die ongeroepen het reukwerk in den tabernakel hadden willen ontsteken. Zoo waren de voormannen door vuur van den hemel verteerd. De 250 reukwerkofferaars waren door het vuur van Gods heiligheid vernield.

Ja, ook offeraars staan bloot aan het ijvervuur des Heeren als zij zonder roeping het altaar naderen. Niemand neemt zich die eer aan dan wie daartoe geroepen is, gelijk Aaron.

Het volk is zeker geschrokken en heeft van zijn oproerige plannen afgezien? Dat mochten wij verwachten, maar helaas, den volgenden dag drukten ze weer de voetstappen dier onheiligen van gisteren. God had kennelijk gesproken, door vuur van den hemel, maar ach, er brandde in hunne zielen een brand der hel. En die vonk was aangeblazen door die voormannen in den opstand. En een brand is eerder ontstoken dan gebluscht. Op hun schrik was verademing gevolgd, toen het bleef bij den dood der voormannen. Weet ge, wat ze thans gaan doen? Ze stellen Mozes en Aaron aansprakelijk voor Gods oordeelen. Het is hun schuld dat God zóó heelt ingegrepen-.Gijlieden hebt het volk des Heeren gedood. Dat waren dan de omgekomenen door het hemelvuur. Ach ja, we kennen dat nog dat oproerkramers worden gekozen boven de door God verkoren leidslieden, die de breuk ontdekken en kennis van zaken hebben. Er wordt gesproken van aanraken van Gods oogappel, wanneer ge het scheele oog van den duivel veroordeelt.

Het was nogal wat: gijlieden hebt des Hee«.en volk gedood. En dat tegen Mozes en Aaron, die altijd in de bres hadden gestaan voor het hardnekkige volk, onbesneden van hart en ooren, in zijn groote meerderheid.

We zien, hoe diep het verzet was tegen de leiding van Mozes, en toch wat de Heere in later eeuw zeide tot Zacharia, den profeet: gij zult mijn huis richten, zal ook heden geschieden.

Maar niet alleen tegen het leiderschap van Mozes ging het, evenzeer tegen het priesterschap van Aaron. In alle kringen des volks had dit euvel doorgevreten, voortgevreten als de kanker. Indien dit gezwel niet wordt uitgebrand gaat Israël te gronde aan eigen ongerechtigheid. Iedere gelegenheid wordt aangegrepen om aan de oproerige gezindheid uiting te geven.

Ondanks den diepen indruk, dien het gebeurde had gemaakt in breeden kring (16 : 14) wordt er een felle aanklacht tegen Mozes uit gesmeed.

Gij, gij, zoo luidt het, gij hebt des Heeren volk gedood, gij en geen ander.

En dat doet de gemeentevergadering, die alleen aan de voorbede van Mozes en Aaron hun leven te danken had. (16 : 22)

Dit nieuwe verzet heeft een nieuwe openbaring van des Heeren heerlijkheid

ten gevolge. Ziet eens! Wat gebeurt er dan? Wel kijk, kijk daarginds bij den tabernakel, daar daalt de bekende wolk neer boven de deur, het teeken van Gods tegenwoordigheid. Mozes verstaat die taal, het is een roepstem des Heeren om te naderen, want God zal daar in de deur der tent met Zijn knecht Mozes spreken, van aangezicht tot aangezicht. Mozes en Aaron gaan naar den tabernakel, en staan in de wolk. En wat gebeurt? Het is ontzettend wat Mozes te hooren krijgt uit den mond Gods. Hij zal deze heele vergadering verdelgen, zoo spreekt Hij. Het geheel van Israëls wettige vertegenwoordigers is ten doode opgeschreven. Het kwaad dreigt niet alleen, maar zal losbarsten over het volk. Mozes en Aaron moeten zich terugtrekken uit de vergadering. Ziet, dat kan de Heere nog doen! Zijn gehoonde knechten terugtrekken! Het volk staat Mozes en Aaron zelfs naar het leven. Het gisteren nog afgewende oordeel zal vandaag voortgang hebben, de Heere is zeer verbolgen.

Maak u op, zegt de Heere tot Mozes en Aaron, uit het midden van deze vergadering. Mozes en zijn broeder zullen gespaard worden... maar verdelging voor het volk en zijn oudsten! Ziet ge wat er nu gebeurt? Mozes en Aaron trekken zich niet terug uit de vergadering maar vallen neer voor het aangezicht des Heeren. Ja, in de wolk met God is er voor voorbidders nog wel wat te bereiken, als de dood en het verderf reeds in werking zijn getreden. Mozes en Aaron pleiten op den naam des Heeren, roepen Hem aan als Ontfermer, die toch dit hardnekkige volk heeft verkoren, dat zij moeten leiden naar Kanaan. Ach, Heere, verschoon nog, spaar nog, doe het om uws naams en om uws verbonds wille!

Ziet, dat zijn de lieden, die waarde hebben voor het volk, menschen, die in het verborgene voor Gods aangezicht liggen in het stof, voorbidders, terwijl zij aanklagers zijn. Het verderf des Heeren was reeds begonnen te werken in de menigte. En gij weet, zoo het aan de kracht komt, Hij is sterk en groot Van vermogen. Hij kan door den adem Zijner lippen den goddelooze dooden. Hij kan wegslingeren in het verderf met de holligheid van Zijn slinger, die tegen Hem en Zijn Gezalfde zich vergrimmen.

Daarom... kust den Zoon, kust den Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden.

Zoo hebben wij de tusschenkomende gerechtigheid en voorbidding van Christus telkens noodig, om niet van God verworpen te worden, zegt Calvijn.

Ja, mijn lezer, zoolang wij dien Voorbidder niet bezitten tusschen God en ons hart worden wij aldoor bedreigd door de wrake des Almachtigen, alle vroomheid ten spijt. Zonder de tusschenkomende gerechtigheid en voorbidding van Christus kunnen wij niet bestaan voor God, want alleen daardoor wordt het oproer in onze zielen gedempt en de oude mensch gedood, opdat de nieuwe leve en opsta.

In hun opstand tegen Mozes en Aaron stonden ze op tegen Christus en God. De toorn des Heeren brandt, het verderf waart reeds rond; ziet, daar vallen de lieden dood neer door de wrake Gods. Mozes ziet het en Aaron beeft met hem.

Daar op eenmaal geeft Mozes een bevel aan Aaron zijn broeder, de hoogepriester. Er bleef maar één middel over om den toorn Gods te stuiten en het volk te verzoenen. De wierookwalm, als een zwaar gordijn, moet de gemeente onttrekken aan de werking van Gods toorn; een bedekking moet worden gelegd op het volk, dat anders zeker verdelgd zal worden.

De werking van hetzelfde, door God gegeven priesterschap, dat door Israël is aangerand en verworpen, kan alleen redding brengen, dat zal vandaag aan dit stervende volk worden ingeprent door God Zelf in hetgeen gaat gebeuren door Aaron.

Christus is het, Dien wij van nature en van onszelven verwerpen. Dat is onze dood. En Hij kan het toch alleen maar zijn die ons redt van den dood.

Zoo zat er achter heel dezen opstand veel meer dan we zoo oppervlakkig zouden denken. Er zat achter en er zat in twisten met God over de voorbidding en verzoening van Christus, die in Aaron Zijn type had, en in zijn dienst Zijn schaduw.

Het is u bekend dat in het heilige o.a. stond het reukaltaar, voor het voorhangsel dat het heilige scheidde van het heilige der heiligen, waar de arke des verbonds stond. Daarom kan de Brief aan de Hebreën het gouden reukaltaar rekenen bij het binnenste heiligdom. Het was nog de dienst der schaduwen en het volk mocht in het heilige der heiligen niet komen, alleen de hoogepriester eenmaal 's jaars, en ook in het heilige had het volk geen toegang, doch slechts de priesterschap als zij dienst hadden. Het volk bleef in den voorhof, waar het brandaltaar stond.

Reukaltaar en arke des verbonds hingen nauw met elkaar samen.

Het reukaltaar stelt Christus voor in Zijn voorbidding, waardoor Hij gerechtigheid en verzoening met God over Zijn volk brengt, want de rook van het gouden altaar doortrekt het heilige der heiligen en hult de ark in een wolk.

Het altaarvuur in den voorhof was ontstoken door hemelvuur en moest altijd brandende worden gehouden. Het reukaltaar in het heilige nu werd bediend met het vuur uit den voorhof van het brandaltaar, immers de voorbidding is verbonden met de door het bloed aangebrachte verzoening.

Het is van belang in het wezen van den dienst der schaduwen een juist inzicht te hebben, want dat is Christusprediking bij uitnemendheid, gesteld in het licht der vervulling. Het reukwerk is dan symbool, zinnebeeld, van de priesterlijke voorbede van Aaron en zijne zonen als priesters Gods. Ook gaat in het reukoffer het gebed der heiligen omhoog in de voorbede van Christus — en zoo Gode aangenaam door Hem. Zoo was het volk biddende in den voorhof, terwijl de priester reukofferde (Luc. 1 : 10). Zeker op goddelijke aanwijzing zal Mozes gebruik maken van dit middel om het oordeel te stuiten, door een bedekking te leggen op het volk, want dat beteekent het woord voor verzoening. Bedekking, onzichtbaar maken voor de alziende oogen des Heeren, zoodat de bedekking vergeving kan zijn, wegdoen der zonden.

Welgelukzalig is hij, wiens overtredingen vergeven, wiens zonde bedekt is. — Welgelukzalig is de mensch, dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent en in wiens geest geen bedrog is. (Ps. 32 : 1, 2).

Doch, wat vraagt nu onze bijzondere aandacht bij de handelingen van Aaron de hoogepriester? Hij neemt het wierookvat, een ijzeren pan met opstaande randen, en doet daar vuur in van het brandaltaar in den - foorhof. Daarop legt hij wierook in overvloed, maar nu gaat hij niet in het heilige, waar anders immers het reukoffer wordt gebracht op het gouden reukaltaar. Neen, hij gaat naar buiten, temidden der kinderen Israëls. De betrekking toch tusschen het volk en hun God is verbroken en zoo tusschen de woonplaats Gods in het heiligdom en het volk. Ze zijn eigenlijk geworden: Lo-Ammi; niet-mijn-volkl En het verdelgingsoordeel was reeds aangevangen. Blijkbaar vielen de menschen plotseling dood neer, de een na den ander en de lijken hoopten zich op, zooals bij een pestziekte-epidemie het geval kan zijn.

De kracht der verzoening en der voorbede moest als het ware naar buiten worden gedragen voor de oogen van het verschrikte volk, dat den vorigen dag ook vele dooden had zien vallen en toch vandaag nog in zijn oproerigheid volhardt. In dat gouden wierookvat, dat een rookwolk deed opgaan door de verbrande wierook, wordt ons verbeeld de kracht der verzoening en der voorbede van den Waren en eenigen Middelaar Christus Jezus onzen Heere. En omdat het geschiedde door den wettigen ambtsdrager, in opdracht van Mozes, had deze daad ook wezenlijk effect, want Christus stond er achter en was er in! Aaron met het wierookvat, daar waar de toorn Gods en de dood woedden en om zich greep, verderf aanbrengend onder het bondsvolk, dat in opstand was gekomen tegen Mozes en Aaron, en hun God tergden in Zijn aangezicht.

Zoo zien wij dan dat er een scheiding was gekomen tusschen den dienst in het heiligdom en het volk. Het moest wegvluchten van den voorhof, het verderf greep hen aan. Maar, zie nu hoe ook midden in het verderf dat woedde als een groote brand, de genade des heiligdoms nog machtig was hen te redden van den dood, door verzoening teweeg te brengen.

Verder is het te verstaan dat niets geschikter was temidden van dood en verderf, om het volk tot boetvaardigheid te brengen dan juist de kracht der verzoening in hun midden, dat voor hun oogen opgaand reukwerk tusschen levenden en dooden.

Alleen in en door het wettige priesterschap van Aaron was behoudenis, dat

priesterschap dat door het bondsvolk zoo snood was aangerand en belasterd.

Juist daarin, in dat bedienende, priesterschap lag de bedekking van hun misdaad, ja, door deze handeling met het reukwerk werd de bedekking aangebracht. De verzoening met God bewerkt, hun behoudenis van Zijn toorn en wraak, hun redding van den dood. Als later de vraag werd gesteld hoe is het toch mogelijk dat wij er het leven hebben afgebracht, dan was het antwoord voor het godvruchtig gemoed, door Aaron in zijn bediening als hoogepriester met het wierookvat. En zoo heeft op dien dag der verschrikking het bondsvolk onderwijs gehad in de redding « door den Messias, Die komen zou. Velen zeer zeker, die niet behouden zijn ten eeuwigen leven, zijn toch gered van den dood. Zoo zien wij ook hier weer, dat het volstrekt niet opgaat deze redding los te maken van Christus als Middelaar en toe te schrijven aan de goedheid Gods als Schepper. Van al die verstandsconstructies weet de Schrift niet en men moest om zijn onschriftuurlijke verkiezingsleer vast te houden de Schrift niet verdraaien keer op keer, maar Bijbelsch worden en de vele verbanden vasthouden, die de Schrift ons leert kennen en die voor het geloof een kostelijke schat zijn van den veelvoudigen rijkdom der genade en der wijsheid Gods.

Het ingedrongen priesterschap van Korach en de zijnen had toorn en verderf gebracht, maar nu juist het door hen aangerande en verworpen priesterschap brengt leven, stuit den verderfengel omdat het in God gegrond was en overeenkomstig Zijn heilig recht.

Ook mag het ons niet ontgaan dat de persoon, die handelt, geheel terug treedt achter zijn handeling. Zoo werkt alléén voor God, tot redding des volks, datgene wat God Zelf verordend had, namelijk het heilig reukwerk, de met God verzoenende en voorbiddende Christus. Voor eeuwig gezegend zij de naam, de eenige naam onder den hemel gegeven, door welken wij moeten zalig worden.

Eerst lagen Mozes en Aaron biddende op hun aangezichten ter aarde, maar dit werd anders, want de genade-instelling Gods moet werken met het wierookvat.

Wat zien we nog meer in het gedrag van Aaron? Wel, zijn geloof in den God des verbonds en in de kracht van het reukwerk, hoe anders zou hij zich gewaagd hebben temidden van den dood. Ook hierin is hij type van Jezus. Deze waagde het te gaan staan midden in den toorn Gods, alle machten der hel op zich te laten aanstormen, omdat Hij kende de kracht van Zijn bediening in Zijn zelfofferande.

Vader, Ik wist dat Gij Mij altijd hoort! Alleen in Christus en in Zijn werk ligt ons behoud van den dood en toekomenden toorn.

Zalig, weg-te zinken in het offer, onzichtbaar te worden in het reukwerk Zijner voorbidding, en zoo Gode aangenaam in Hem te zijn.

Aaron had aanstonds voldaan aan den eisch van Mozes, den man Gods, en hij had ijlings vuur genomen en wierook en was zoo gesneld in het midden des volks, tusschen dooden en levenden. Velen waren reeds gevallen, maar met zijn wierookvat, de brandende vuurpan, kan hij dwars door den dood heen, om zoo tusschen dooden en levenden in te komen, en den dood te stuiten.

Staande tusschen de levenden en de dooden legt hij een bedekking op het volk. En daar blijft hij tot de plaag ophoudt en geen dooden meer vallen. Zoo is het priesterschap van Aaron als goddelijke instelling en opdracht en kracht gestaafd. Mozes volhardde in gebed bij den tabernakel, terwijl Aaron stond tusschen de levenden en de dooden. In vers 49 lezen we dat er veertien duizend zevenhonderd waren gestorven. niet medegeteld degenen, die tevoren waren gevallen met de bende van Korach, Dathan en Abiram.

Het was een geweldige dag voor Israël. Mozes zeide tot Aaron, haastelijk gaande tot de vergadering (zij waren bij de tent der samenkomst onder de wolk!): Doe verzoening over hen; want een groote toorn is van voor het aangezicht des Heeren uitgegaan, de plaag heeft aangevangen.

Dit moet wellicht zóó worden verstaan, dat onder de grote samenscholing levenden en dooden onder elkaar vermengd waren en de dood steeds verder om zich heen greep. Of wel, men verstaat het zóó, dat de verderving begon aan het uiterste der samenscholing en vandaar uit allen wegmaaide. Aaron nu stelt zich tusschen de dooden en de levenden om het doodsgericht te stuiten, door een bedekking der verzoening aan te brengen. Zoo treedt hij met het offer en de voorbede in tegen de wraakgedachten Gods met de gedachten der ontferming, die in God waren. En niet zonder vrucht trad hier de kracht van den Middelaar in Zijn verzoening tusschen beide, want de plaag werd opgehouden.

De Heere beëindigde de verdelging. En we hoorden het reeds, niet minder dan veertien duizend zevenhonderd menschen waren gevallen, een getal nog te vermeerderen met dat van den vorigen dag. Zij hadden den hoorn tegen den Heere en Zijn Gezalfde verheven. Zoo werd het verderf gestuit door het rookende wierookvat in de handen van Aaron, die stond tusschen de dooden en de levenden.

Heeft dit alles ook ons niet veel te zeggen, op wien de einden der eeuwen zijn gekomen? Onze opstand tegen God en Zijnen Christus is doodelijk gevaarlijk en straks breekt de gramschap des Almachtigen los als een vuur dat verteert en we zijn als een dorre stoppel, die verbrandt. Wie zal wonen bij een verteerend vuur, wie zal vernachten bij een eeuwigen gloed? Onze God toch is een verteerend vuur.

In onzen zondestaat voor God kunnen wij niet bestaan. Kent gij den dood in u en weet gij u in uw dood te staan tegenover God. Dan leeren wij kennen den gezegenden Zaligmaker, die met de kracht der verzoening en levendmaking tusschen treedt en verlossing aanbrengt. Zijne voorbede is van kracht: Ik wil niet dat deze in het verderf dale. Ik heb verzoening gevonden.

Anders toch zal de deur der genade zijn gesloten als het uur van sterven slaat en gij in uw onbekeerlijkheid voor God zult worden opgeroepen. Voor aanranders van het priesterschap van Christus is behoud, en juist dat betwiste goed redt van den dood. Daarom werkt de Heilige Geest schreiende behoefte aan de verzoening en kunnen we niet in onzen dood blijven steken. doch moeten verlost worden, zullen wij behouden zijn. Al is het om ons heen bloed en vuur en rookdamp, het zal nochtans zijn dat een iegelijk, die den naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.

Het Evangelie is een kracht Gods tot zaligheid, een iegelijk die gelooft. De Heere Christus is en heeft alles wat noodig is tot verzoening, ja, Hi; is de verzoening, in Zijn zelfofferande waarin Zijn voorbede rust en kracht heeft.

De zonde is gevaarlijk en dodelijk, de toorn Gods als een brandend vuur, wee onzer, wanneer wij het vuur inloopen, we zullen verbranden.

Ons is noodig af te laten van onze vijandschap tegen God en Christus. Hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zoo groote zaligheid geen acht geven?

Maar laten we nu samen nader Aaron vergelijken in dit staan tusschen de levenden en de dooden, met onzen Heere Christus, die den dood overwon en het leven en de onverderfelijkheid heeft aan het licht gebracht.

Aaron staat in de schaduw van Christus en is Zijn voorbeeld, doch meer dan Aaron is Hij, die niet alleen den dood stuit, doch dooden levend maakt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juli 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Tusschen de levenden en de dooden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juli 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's