Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tusschen de levenden en de dooden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tusschen de levenden en de dooden

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Numeri 16 vers 47 en 48: En Aaron nam het. gelijk als Mozes gesproken had en liep in het midden der gemeente, en zie. dé plaag had aangevangen onder het volk; en hij leide reukwerk daarin en deed verzoening over het volk. en hij stond tusschen de dooden en tusschen de levenden: alzoo werd de plaag op~ gehouden.

(2)

Zoo heeft Aaron met zijn rookend wierookvat, zich heen en weer bewegend tusschen levenden en dooden, door de kracht van offer en voorbede van Hem, Wiens type hij was, de plaag gestuit en het verderf doen ophouden onder de erve des Heeren.

Het zal zeker verwondering hebben gebracht onder het volk, en het begraven der dooden zal zijn geschied in het teeken van de reddende daden des Heeren voor de levenden. En wij leeren hoe Israël ook toen is onderwezen in de rechten des Heeren en de genade van den Middelaar.

Wè zouden nu samen een vergelijking maken tusschen Christus en Zijn type Aaron, in zijn verderf-stuitende en - opheffende werkzaamheid voor het volk, waartoe hij behoorde. Aaron doet zich hier aan ons voor als beminnaar zijns volks. Het is waar, hij heeft ook blijk gegeven in zijn leven, toen Israël gelegerd was bij den Sinaï, van zijn verkeerde liefde tot zijn volk, in zondige toegeeflijkheid bij het maken van het gouden kalf, toen hij zijn broeder Mozes vertoornde.

Doch Aaron komt hier uit in zijn bediening en de Heere verleemde hem genade en moed om in het geloof dappere daden te doen. Weer zien wij hem staan met het wierookvat, tusschen de levenden en de dooden.

Hij wordt zelf in het geloof bewaard door de voorbidding en het offer dat in zijn dienst werd afgebeeld en van kracht was, doordat de Messias erin werkzaam v/as.

Aaron trekt ons hier zeer aan, omdat hij een hardnekkig en wederstrevend volk lief had en zich in de bres voor hen stelde. Ja, ze hadden hem toch aangerand in zijn persoon en dienst beide en zie nu eens noe hij zich opoffert voor zijn volk, zonder te vragen naar zichzelf. Hoe vaak lag j biddend op zijn aangezicht voor dit volk, waartoe hij zelf behoorde, wier zwakheden en zonden hij deelde bovendien.

Het rot van Korach nu keerde zich in het bijzonder tegen het unieke priesterschap van Aaron en zijn geslacht. Hoe diep moet Aaron, de broeder van Mozes, het hebben gevoeld als een krenking niet alleen hem, maar mede den Heere aangedaan, toen Korach, met zijn twee honderd vijftig man, daar stonden met hun wierookvaten in de hand om te reukofferen. Het ging tegen hem als den van God verkoren en gestelden Hoogepriester. Ze wilden hem zijn priestergewaad en dienst ontrukken en zijn plaats innemen. Waarom zouden zij niet even goed als hij kunnen reukofferen, desnoods zonder hem? En wat zien we nu gebeuren? Hij zegt niet: laat ze sterven en vergaan, de oproerlingen, zij hebben het dubbel en dwars verdiend; laat ze te gronde gaan, te gronde gaan allen! Neen, hij haast zich, op bevel van Mozes, in volkomen gewilligheid om zijn wierookvat te nemen, vuur van het brandaltaar te grijpen, wierook er op te leggen en zelf achter de rookwolk verscholen, springt hij temidden van dooden en levenden om zijn priesterwerk ter verzoening en bedekking te verrichten.

Neen, hij zegt niet: ik zal toezien tot ze allen verdelgd zijn, die hun hand hebben uitgestrekt naar den gezalfde des Heeren; neen, hij zegt: ik zal niet rusten totdat ik den dood heb gestuit... verzoening heb aangebracht.

Hij is hier zelf de beleedigde, die de beleedigers redt van den dood en den ondergang. En in en achter Aaron zien we schitteren de gestalte van Immanuël, onzen beminden Borg en Middelaar, die het hemelsche heiligdom moest verlaten om op aarde rond te zwerven en te staan tusschen den dood en het leven. Om den dood te overwinnen door Zijn zelfofferande, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht te brengen. Hij kon niet met zijn voorbede in den hemel ingaan, vóórdat Hij op aarde het altaar had bediend en ais slachtoffer voor de zonde was gestorven. Hij keert pas in het hemelsche Heiligdom terug om daar te staan als bedienaar van den waren Tabernakel, nadat Hij op aarde Zijn werk heeft verricht, in de pestwalm der zonde heeft geleefd en is gestorven; maar, de lucht is gezuiverd als Hij ten derden dage verrijst uit de dooden.

Ziet, wij hadden Hem beleedigd door de zonde en door eigenwilligen godsdienst ter zijde gesteld. Wij meenden wel een wierookvat te hebben als er dan geofferd moest worden. Ja, wij waanden met wat vreemd vuur wierook te kunnen branden en Gode te behagen. Wie kent en erkent Hem van nature als Borg, noodzakelijk, onmisbaar, en dierbaar? Wie zegt in waarheid: ik moet sterven, want ik heb de heiligheden Gods aangerand, ik heb zelfs het eenige redmiddel verworpen, ik sta schuldig aan het bloed van Christus. Geef mij Jezus of ik sterf, ik kan niet meer leven! Waarlijk, wij hebben Hem niet geacht. Nauwelijks zal iemand bestaan voor een rechtvaardige te sterven, maar deze is te zijner tijd voor de goddeloozen gestorven.

De zonde is samenzweering zoowel tegen den Vader als tegen Jezus en den Heiligen Geest, wij zijn een oproerig geslacht, een bende van boosdoeners, van den moederschoot aan. Is dan niet onze Jezus uitdelger onzer boosheid, bron van ons leven, die niet alleen voor den dood bevrijd, maar van den dood redt, want zoo wie gehoord zal hebben de stem van den Zoon des menschen, die zal leven.

Veracht door Zijn eigen volk, redt Hij hen van den dood en den toorn Gods, die brandt als een vuur. Haalt Hij hen van onder het oordeel en brengt ons onder de bedekking van Zijn bloed en voorbede des bloeds en de kracht van Zijn gerechtigheid.

Ja, wij zochten Zijn bloed, gelijk Aaron en Mozes naar het leven werden gestaan, en ziet wat Hij deed en doet: Hij gaat met zijn wierookvat staan temidden van dit volk. Dit volk, tóch het volk van des Vaders keuze en daarom kan Hij hen niet zien versterven en verderven.

Die mij heeft lief gehad en zich voor mij heeft overgegeven. Ik ken een mensch in Christus. Hij zeide niet: zij willen Mij dooden, Ik zal Mij wel wachten in hun midden te verschijnen. — Ten laatste van

allen zond Hij Zijn Zoon, zeggende: zij zullen immers Mijn Zoon ontzien, zoo heet het in de bekende gelijkenis onzes Heeren, om ons te onderwijzen in het voornemen des Vaders en de gewilligheid des Zoons.

Hij is gekomen tot het Zijne en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. ...Deze is de erfgenaam, komaan, laat ons Hem dooden! en de erfenis aan ons behouden. Hij moest met eigen bloed verzoening doen, Hij stierf voor zijn moordenaars.

Dan overtreft Jezus zijn type Aaron toch weer verre, en wij mogen wel zeggen: meer dan Aaron is hier.

Hij stond daar met zijn wierookvat in het hoogepriesterlijk gebed. Hij zeide tot de discipelen: Simon Simon, ziet de satan heeft zeer begeerd ulieden te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden dat

uw geloof niet ophoude. Aaron had kunnen denken: de Heere zal mij verdelgen met dit volk, laat ik mij er niet aan wagen. Maar neen, daar staat hij onverschrokken temidden van de verschrikking des verderfs, dat rondwaart en zijn slachtoffers maakt bij tientallen en honderden. Daar staat hij met zijn wierookvat in de hand en hij bedwingt den dood en houdt hem tegen. Dood, verderf, tegen dit vat van den wettigen hoogepriester kunt ge het niet uithouden! En zie nu weer op Jezus, de Hoogepriester onzer belijdenis. Op Hem is de plaag zijns volks geweest, Hij heeft den dood opgezocht in zijn geweldhebber, den duivel. Hij heeft degenen, die prooi des verderfs waren, verlost met eene eeuwige verlossing. Des Heeren wraak is op Hem gevallen en daarom is er ontkoming door en in Hem. Indien gij dan Mij zoekt, zoo laat dezen heengaan, sprak Hij in den nacht des verraads, tot de bende, die Hem kwam grijpen en binden en wegleiden.

Aaron liep in het midden der gemeente. Het woord wijst ons op haastig snellen. Zie in den geest hem loopen, de toen toch reeds honderdjarige broeder van Mozes. In zijn ziel was een heilige drang om zijn volk te redden van den dood. En hij vertrouwde op het redmiddel door zijn geloof in den Messias, die komen zou.

Zie nu op Jezus en lees in Zijn hart den drang der Goddelijke liefde, waardoor Hij riep: Zie Ik kom, in de rol des boeks is van Mij geschreven. Hij had lust om het welbehagen Zijns Gods te doen. De ijver van Gods huis heeft Hem verteerd. Kent gij dien drang der liefde in Zijn boezem, hebt ge uw moede hoofd daar ooit te ruste gelegd? En vergeet dan niet, Aaron werd zelf mede door het wierookvat gespaard, dat de dood hem niet trof, maar Jezus is juist aangewezen om te sterven den vervloekten dood des kruises, opdat de Zijnen zouden leven. Hoe word Ik geperst, totdat het volbracht zij, zoo sprak Hij in den nood Zijner ziel. De drang der liefde stuwde Hem voort tot in den dood. Die mij heeft liefgehad en zich voor mij heeft overgegeven. Ik heb zeer begeerd dit Avondmaal met u te eten, sprak Hij tot Zijne jongeren aan den Paaschdisch in den nacht des verraads. v v v b h g g v h l p V n

Zijne uitgangen zijn van ouds van de a dagen der eeuwigheid. Ja, die drang der liefde, wie zal haar oorsprongen ontdekken en haar kracht beschrijven? Zij is ons ieven, want Hij gaf Zich in de liefde om aan het recht te voldoen, het recht des Heeren, dat niet geschonden mag worden.

Zien wij met verwondering op Aaron, met aanbidding op Jezus onzen Heere.

Zijn verbondsverplichtingen bonden Hem, Zijne liefde dreef Hem, tot in den dood des kruises. Nauwelijks zal iemand bestaan voor eenen rechtvaardige te sterven, maar deze is te zijner tijd voor goddeloozen gestorven.

Laten we een nieuw punt aan de orde stellen.

Let op Aaron als de verzoener volks. zijns

Gods toorn was uitgevaren als een vuur, verbreidde zich als een brand, aangewakkerd door den stormwind van Zijn gramschap. Het was toch een hardnekkig volk, het had zich schuldig gemaakt aan oproer tegen Mozes en Aaron, tegen de instrumenten der redding en verlossing uit het diensthuis van Egypte, die hen nu leidden naar het land der belofte. En Gods wet eischt de straf der overtreders. God kan de zonde niet door de vingers zien. En nu droeg Aaron in dat vat, in schaduw, wat noodig was tot verzoening van dezen grooten opstand. Hij kwam niet met leege handen, kon niet met vrome woorden den dood bezweren, of met goede voornemens van het volk den Heere stillen in Zijn toorn. Ach neen, beproef dat maar niet, want dat bewijst alleen maar dat gij der rechtvaardigheid Gods niet zijt onderworpen.

We weten het wel hoe een mënsch, die in het nauw zit, beterschap belooft, zijn berouw naar voren brengt om het oordeel af te koopen en af te wenden.

Jammerlijk bewijs van onze blindheid in geestelijke dingen, want met minder dan een offer kan het niet, geen redding zonder verzoening.

Durft ge nog rondloopen, terwijl het verderf dreigt, wat hebt ge om den Heere aan te bieden? Er is maar één redmiddel en dat is het offer van Immanuël. Zijn offerande en voorbede heeft kracht bij God, brengt waarlijk bedekking der zonde aan, zoodat zij kan vergeven worden en het is als had ik nooit zonde gehad of gedaan,

Zie, dat is leven des geloofs in den Middelaar. Neerzinken op Zijn persoon en volbrachte werk, komen achter het wierookvat. Het reukoffer is ontstoken met uur van het brandaltaar. Zoo was Aaron eilig temidden des volks en des doods.

Zie het met doornen gekroonde hoofd an den Zaligmaker, zie Hem gegeeseld, ebloed en verwond, hoor Hem roepen: et is volbracht... en het hoofd buigende af Hij den geest. Toen is de wierook estooten voor het reukoffer, en door het uur van Golgotha brandt ze eeuwig op et altaarvuur, nu in het heilige der heiigen des hemels. Daar is onze Hoogeriester ingegaan, en treedt nu in bij den ader. Straks moeten we daar nog wat aders van zeggen. w z v H s v D h i t g

Hier is de volmaakte gehoorzaamheid an Gods wet, die Hij droeg in het mid-v den Zijns ingewands, waardoor Zijn leven werd beheerscht in de liefde tot Gods recht. Want Sion wordt door recht verlost.

Hij hield de geboden Zijns Vaders. Zie dan zijn bloed als bewijs van gehoorzaamheid. Hij deed volkomen verzoening in gerechtigheid en liefde.

Maar, zoo merkt iemand op, Korach had óók een reukvat en toch stierf hij in zijn overtreding, was hij Gode niet aangenaam! Waarom stierf hij dan? Omdat hij geen geroepen priester was en dus zijn heele godsdienst met het reukvat niet zag op Christus en niet op Christus kon zien, maar eigen godsdienst was en daarom zoowel de kool des rechts als der liefde miste in het vuur en den wierook des heiligdoms in het ontstoken vat. Aarons daad redt anderen, hun daad verdierf hen zeiven.

Dat is erg, zegt ge, dat onze godsdienst ons verderven kan! Zeer zeker kan dat en vergeet niet voor uzelf dat het velen overkomt. Wij hebben in Uwen naam gegeten en gedronken... en toch: Ik heb u nooit gekend, ga weg van Mij, die de ongerechtigheid werkt. Ach, wat zijn er veel Korachieten, offeraars met vreemd en koud vuur, met bedorven wierook. Korachieten van allerlei slag, rechtzinnig en onrechtzinnig, wettisch vrome zuchters en evangelisch blijde zangers! Treeds terug alle gij Baaisdienaars, dieven van Jezus' kroon juweelen.

Durft ge voor God te verschijnen zonder Jezus in Zijn bloed en gerechtigheid, zonder te naderen in Zijn voorbede? En zóó leeft ge maar voort? Wat moet dat worden?

Nog iets treft ons in Aaron. Weet ge wat? Wel, dat hij zijn vat niet behoeft te gaan zoeken als hij het noodig heeft, dat hij het altaar weet te staan en de wierook bij de hand heeft om op het vuur te leggen. Het volk was klaar, goed klaar, om te sterven, Aaron om te beh juden. Zie de gereedheid van den hoogep ïester Aaron en verlustig u in die van onz^n Jezus. De Vader was gereed en de Zoon was gereed toen in de volheid des tijds de Vader Hem zond en de Geest was gereed en Gabriël ging de boodschap brengen aan Maria, de Heilige Geest zal over u komen en dat heilige, dat uit u zal geboren worden, zal Gods Zoon genaamd worden.

De Heere heeft Hem gezalfd om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen, om gebondenen vrijheid te brengen en den gevangenen opening der gevangenis.

Het altaar brandde, het vuur was aanezig, het offer bereid, en zoo de veroening in werking gezet. Zoo kan Hij olkomen zalig maken degenen, die door em tot God gaan. Ziet, deze Jezus kan taan en staat tusschen ons en den wraakorderenden en wraaknemenden God. och nu is Zijn toorn teniet gedaan, de | itte van Gods gramschap gebluscht. Nu s Hij genadige, verzoende God in Chrisus, onzen Heere, door het geloof omhelsd, ekend in den Geest.

De plaag ging door het volk als het uur door een korenveld dat rijp is van

stroo. Het begon in het uiterste van het leger en greep snel om zich heen.

Rijp voor het verderf... grijpt u deze waarheid aan? Hebt ge geleerd: dat geldt mij! HoeVele malen heeft de meerdere Aaron reeds uitstel bepleit: laat hem nog dit jaar staan, totdat ik om hem gegraven en mest zal gelegd hebben. Maar, vergeet niet dat plotseling het bevel kan uitgaan: houw hem uit, waartoe beslaat zijn levensboom onnuttelijk de aarde!

We zijn verloren en geruïneerd door den val, kunnen alleen behouden worden door het zoenbloed, door offer en voorbede van onzen Hoogepriester Jezus Christus, de Gezalfde des Vaders, vol van genade en waarheid.

Aaron ging vóór de plaag staan. O dood komt gij in galop, als een brieschend paard aangestormd, en volgt het verderf u na, wie zal u stuiten en u doen sneven! O dood, gij moet mijn wierookvat blusschen, gij moet Gods Geest verderven eer gij het volk kunt treffen. Tusschen mij en den duivel, tusschen mij en den dood, tusschen mij en God en tusschen mij en mijzelf, kwam Christus en de plaag hield op. De duivel verslagen, de dood zijn prikkel kwijt, God bevredigd en verzoend, en door het geloof ken ik mij in Christus; het oude is voorbijgegaan.

Al is het dat gij tusschen u en God instelt vasten, vroomheid, zuchten en tranen, gebeden en bevinding zelfs, daar blijft de dood niet voor staan. Alleen Hij, alléén onze Hoogepriester, stuit den dood en heft het verderf op, in Hem zijn ook alle beloften Gods ja en amen. Dan zijn we geen erfgenaam des toorns meer, en in blijden jubel zingen wij het uit: wie zal ons scheiden van de liefde Gods, die daar is in Jezus Christus onzen Heere...! In Jezus' wonden heb ik heil gevonden.

Zoo biedt onze text rijke stof tot vergelijking en hoe ver gaat Jezus boven elke vergelijking uit, ook, als wij Aaron zien met zijn wierookvat, staande tusschen de levenden en de dooden? Ja, eigenlijk zien wij achter en in Aaron reeds Christus staan in Zijn Middelaarsbedienfng onder de schaduwendienst. Het is waar, Hij had ons vleesch nog niet aangenomen, dat gebeurde pas met Bethlehem, en toch... het Lam is geslacht van voor de grondlegging der wereld. Een diepe verborgenheid is hier, peins erover en blijf binnen de grenzen, die de Schrift trekt.

Zoo werd Aaron de redder des volks, dat zwaar had gezondigd. Door echte en oprechte liefde bewogen handelde de broeder van Mozes; er was trouwens ook niets in het volk dat hem bewegen kon. Wat was en is er in ons menschen dat achting kon oproepen of den Schepper vermaak in ons kon doen vinden? Neen, hier kunnen wij geen oorzaken vinden dan in God zelf, bewogen om zichzelf en wat zegt ons dat nu eigenlijk? Vrijmacht der liefde en der genade. Er is geen verschil tusschen de zaligen in den hemel en de rampzaligen in het verderf dan hetgeen de genade heeft bewerkt. En nu in Hem, onzen eenigen Hoogepriester, gezet aan de rechterhand bij de schapen, die Zijn hand wil weiden. Bij de schapen, die Hij leidt in grazige weiden en voert naar schaapsstal hierboven. den

Alleen genade onderscheidt ons van de wereld, niet alleen in de rekening Gods. maar ook in het innerlijke-zijn. want wij zijn wedergeboren uit onvergankelijk zaad.

We letten er ook nog op, dat Aaron in dit verzoeningswerk geen helper had. Mozes 4ton hem wel ondersteunen in het gebed, maar alleen Aaron was hoogepriester en werkte met het vat, met vuur en wierook. Ook de Levieten en hoofden des volks konden hier geen hulp bieden.

De Heere Christus nu heeft alléén het werk der verzoening volbracht, en noch onze gebeden, noch onze tranen, konden een deel zijn van het offer voor de zonde. Gij weet wel, zij hebben Hem allen verlaten, in den nacht des verraads. Kunt gij dan niet ééne ure met Mij waken, zoo vroeg Hij in den Olijvenhof, in groote benauwdheid! Onze groote Priester legt niets van de Zijnen in het wierookvat, doch alléén eigen verdiensten, waarop Zijn voorbede is gegrond. Hij kan zeggen: Ik wil dat degenen, die Gij Mij gegeven hebt, bij Mij zijn. En bij Hem is overwinnaar van den dood, door den dood heen. Het onze zou zijn reukwerk slechts bederven. Zijn eigen gebeden, tranen en verdiensten komen in aanmerking bij den Vader, ze zijn Gode aangenaam.

We mogen prediken, zielen leiden tot Christus, doch wij ki; nnen den toorn Gods niet afwenden, geen verzoening aanbrengen door offers, neen, alleen het geloof in den Zoon van Gods liefde, kan ons redden.

Zoo ziin wij veilig voor de dreiging der wet en des doods, veilig voor de dreiging Gods en wij hooren achter het wierookvat, achter offer en voorbede: Ik zal niet meer toornen, noch u schelden in der eeuwigheid. Hebt ge dat al eens gehoord? Ik vraag nu alleen naar de zaak en niet naar den weg tot de zaak. Of liever, ja, ik vraag u ook naar dén weg tot de zaak, want al uw zij-en bijpaden brengen u niet tot deze zaak, doch alleen Hij, die de Weg is. .

Gij moet uw geloof niet richten op allerlei bijwegen, die niet Christus zijn en uw zaligheid zoeken te beredeneeren uit kenmerken der genade, maar gelooven in Christus, zie, dat maakt zalig. Wie in Mij gelooft zal door den tweeden dood niet beschadigd worden, èn die heeft het eeuwige leven.

Waarom wij meermalen op deze dingen wijzen? Omdat wij weten dat velen zichzelf bakeren èn elkander, ge ziet het aanstonds aan de kromme beenen en het wankele loopen of kruipen, al zijn ze al, volgens hun zeggen, tien jaar op den weg!

Hij geeft sieraad voor asch en het gewaad des lofs voor een benauwden geest, Hij kan volkomen zalig maken degenen, die door Hem tot God gaan.

Aaron had geen helpers noodig in zijn tusschentreden voor het volk, hij kon het werk af en hij had alléén maar het wierookvat te houden voor den dood om dezen te stuiten. De dood kwam vlak bij hem, maar hij versloeg hem met zijn wierookvat, het rookgordijn maakte scheiding. De verslindende dood, als een huilende avondwolf, kwam razend aangehold halt, halt... o dood! En... hij stond stil, kon niet verder grijpen; de overlevenden waren gered door Aaron in zijn hoogepriesterlijke dienst.

Weer zie ik hem staan tusschen de levenden en de dooden. Door de wierookgeur wordt de lucht gezuiverd; waar zij niet doordringt is de doodslucht en doodsmacht.

Allen, die achter het wierookvat waren bleven leven. Die in Mij gelooft zal leven al ware hij ook gestorven, gelooft gij dat, Martha, drukke Martha, gelooft gij dat Maria, gelooft gij het voor uzelf?

Christus scheidt wereld en kerk, ja, door elk kind des Heeren gaat een scheur, daar oude en nieuwe mensch elkaar overal raken doch nergens doordringen.

Hij is tot een oordeel in de wereld gekomen. Jezus staat tusschen vleesch en geest, Hij is het vrouwenzaad, dat den kop der slang vermorzeld heeft.

En de plaag werd opgehouden door de aangebrachte en toegepaste verzoening van den hoogepriester.

Nog één opmerking. Korach werd verdelgd door het vuur des hemels met zijn rot.

In Numeri 26 lezen wij weer van die verdelging. Maar dan wordt in het elfde vers gezegd: Maar de kinderen van Korach stierven niet. De zonen van Korach zijn dus gespaard geworden in dat gericht.

Zoo is het nageslacht van Korach behouden als een gedenkteeken van Gods barmhartigheid. En dat niet alleen, maar zij zijn eeuwen lang verbonden gebleven aan het Huis des Heeren en liefelijk in psalmen.

In 1 Kronieken 9 vers 19 lezen we: en Sallum, de zoon van Koré, den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korach en zijne broeders van het huis zijns vaders, de Korachieten, waren over het werk van den dienst, wachters der dorpelen des tabernakels, gelijk hunne vaders in het leger des Heeren geweest waren bewaarders van den ingang, als Pinehas, den zoon van Eleazar, te voren voorganger bij hen was, met welken de Heere was.

De Korachieten dus deden deels als zangers en muzikanten, deels als portiers dienst bij den tempel. Dit laatste recht bezaten ze reeds vanaf Davids dagen, die het heiligdom omringden. Ja, destijds hadden zij niemand minder dan Pinehas, den zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, aan hun hoofd.

We zeiden, een gedeelte van de kinderen van Korach waren zangers en muzikanten in den tempeldienst. Gij kent toch de psalmen van de kinderen van Korach en ge weet toch dat zij de heerlijkheid en liefelijkheid prijzen van het Huis des Heeren.

Kom, zoek de psalmen van Korach eens uit en lees ze eens met in acht neming van hetgeen ons bezig hield in onzen text inzake het gericht over den oproerigen Korach. En ge verwondert u over de sparende genade des Heeren en ziet hoe Hij dezen verhoogt en genen vernedert.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Tusschen de levenden en de dooden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juli 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's