Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

OVERGANG TOT EEN ANDEREN STAAT DES LEVENS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OVERGANG TOT EEN ANDEREN STAAT DES LEVENS

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

ARTIKEL XII D.K.O.

(5)

3e. De hooge uitzondering op den algemeenen regel.

De laatste zinsnede van artikel 12 spreekt ons van mogelijke uitzonderingsgevallen inzake het overgaan tot een anderen staat des levens.

„Dewijl een dienaar des Woords, eens wettelijk als boven beroepen zijnde, zijn leven lang aan den kerkedienst verbonden is, zoo zal hem niet geoorloofd zijn, zich tot eenen anderen staat des levens te begeven, tenzij om groote en gewichtige oorzaken, waarvan de classis kennis nemen en oordeelen zal."

Het gaat ons dus nu om de slotalinea: tenzij om groote en gewichtige oorzaken, waarvan de classis kennis nemen en oordeelen zal.

De kerkenorde zegt dus niet, dat het nooit geoorloofd of noodzakelijk kan worden geacht, dat iemand overgaat tot een anderen staat des levens en zijn ambt neerlegt.

We hebben het dus nu niet over het geval, dat iemand zijn eigen gang gaat, zijn ambt vaarwel zegt en een ander beroep of ambt kiest. De kerk kon daartegen protesteeren, hem officieel zijn ambtsbevoegdheden ontnemen, maar moest er verder in berusten. Als gewoon kerklid kon hij dan behandeld worden, zoonoodig met de kerkelijke tucht.

Het is echter mogelijk dat om groote en gewichtige oorzaken iemand overgaat tot een anderen staat des levens. Dan moest dit echter ter kennis worden ge-

bracht van de classis en deze oordeelde hierover en niet de persoon, wiens zaak het gold.

Artikel 12 zegt ons niet welke die groote en gewichtige oorzaken zijn, die zouden kunnen leiden tot overgang in een anderen staat des levens, zoodat de Kerk, in hare wettige vergaderingen, toestemming gaf. Maar op één ding valt de nadruk, ook al gaf de Kerk de toestemming, dan was men toch zijn ambtsbevoegdheden kwijt.

Nu kan echter de toepassing van artikel 12 in de Gereformeerde Kerken in ons Vaderland (de lezers weten dat onze Hervormde Kerk in den reformatietijd en nog twee eeuwen daarna heette: de Gereformeerde Kerken) leeren, welke dan die groote en gewichtige oorzaken konden zijn.

Het ligt voor de hand, dat de gevallen niet worden opgesomd, want een kerkorde is geen wetboek, doch geeft de algemeene lijnen en beginselen, die leidinggevend zijn in het kerkelijk leven.

Laten we eerst zien wat er niet valt onder deze groote en gewichtige oorzaken, om over te gaan tot een anderen staat des levens. Gesteld eens dat iemand zijn ambt zou willen neerleggen en tot een anderen staat des levens overgaan, omdat het ambt hem te zwaar is, en hij geen moed en kracht meer kan vinden om het te bedienen. Zulke overleggingen zullen iederen rechtgeaarden dienaar wel eens overvallen als de last van het Woord des Heeren in volle zwaarte op hem drukt, zonder dat hij in het geloof kan rusten in den grooten Herder der schapen. Toch kan dit geen wettige reden zijn om het ambt neer te leggen, indien de roeping en bevestiging in het ambt was naar des Heeren Woord. Mozes krijgt geen ontslag uit zijn bediening als het hem te zwaar schijnt (Num. 11:14). Maar de Heere geeft uitkomst, zoodat hij als honderdtwintig-jarige sterft in zijn bediening aan den mond des Heeren.

Maar de last kan toch wel eens zeer zwaar drukken. Bij Mozes was het geen morrend ongeloof, maar de Heere neemt het zwak geloof in bescherming; Hij ontslaat hem niet van zijn ambt, maar geeft hem helpers.

Wij denken aan Luther, toen in Juni 1540 Melanchton, op wég naar Hagenau, zwaar ziek werd zoodat geen hoop op levensbehoud overbleef. Luther werd met Weimar tot hem geroepen en trof hem in een ontstellenden toestand aan. De Hervormer wendde zich naar het venster en bad daar tot God op een wijze, waarvan hij zelf verhaalt: aldaar moest de Heere God mij verstaan; want ik wierp Hem de zak voor de deur en riep tot Zijne ooren met alle beloften, dat gebeden verhoord worden, die ik uit de Schrift maar wist bij te brengen, dat Hij mij verhooren moest, indien ik op Zijne beloften zou blijven vertrouwen. Hierop vatte hij Melanchton bij de hand en sprak hem toe: wees getroost, Filippus, gij zult geenszins sterven! Deze herstelde inderdaad en bekende later dat hij door goddelijke kracht uit den dood tot het leven teruggeroepen was, maar dat hij zeker zou gestorven d zijn. indien Luther niet was gekomen. Luther intusschen schreef aan zijn vrouw: al is de rijksdag te Hagenau mislukt, veel moeite en arbeid, helaas, vergeefsch geweest, hij toch Magister Philippus weer uit de hel gehaald had en hem, zoo God wilde, weer goedsmoeds uit zijn graf naar huis zou brengen. — Maar op deze worstelingen gaan we nu niet verder in, alleen om de bedoeling toe te lichten hebben we een paar voorbeelden aangehaald. Een heel ander voorbeeld behoeft wel geen nadere toelichting, wanneer namelijk winstbejag of eerzucht drijven tot een andere levenstaak. Zoo iemand moet als onwaardig zijn ambt ontnomen worden, indien zijn motieven bewijsbaar vaststaan.

Ook valt er niet onder wanneer iemand zijn gemeente verlaat en in een andere gemeente zich indringt. Zoo iemand valt onder artikel 80 der kerkorde, dat handelt van trouwelooze verlating zijns dienstes. Dat kan hier ook blijven rusten, ook al zou er met het oog op de praktijk van heden wel meer aandacht aan geschonken mogen worden, want ook de schriftuurlijke beginselen, in artikel 80 neergelegd, komen vaak in verdrukking.

Dan is er nog een uitzondering, die niet valt onder artikel 12. Wanneer iemand geroepen wordt tot Hoogleeraar in de theologie, om de aanstaande dienaren der Kerk te onderwijzen, dan kan niet gezegd worden, dat hij zijn ambt verlaat. Men moet hierbij toch bedenken, dat naar artikel 2 het doctoren-en professorenambt beschouwd wordt als een kerkelijk ambt ten dienste der kerken en daarom in den gewonen zin van overgaan tot een anderen staat des levens geen sprake is. Toch liggen hier nog verschillende vragen van kerkrechtelijken aard, die om beantwoording vragen. In ieder geval mag zoo iemand den titel en de bevoegdheden tot ambtelijke bediening grootendeels behouden. Ook de geestelijke verzorgers van gestichten enz. nemen een eigen plaats in in het kerkelijk leven, maar er is geen sprake van overgang tot een anderen staat des levens. Daarom kunnen wij ook die en andere gevallen van veldprediker enz. laten rusten bij dit artikel.

Maar welke bijzondere gevallen konden zich nu voordoen dat iemand verlof kreeg van de kerkelijke vergadering tot een anderen staat des levens over te gaan, met verlies van zijn ambt natuurlijk, maar dan toch met toestemming van de Kerk en zonder verder als lidmaat censurabel te zijn?

De Kerkenordening van 1578 vermeldt een geval, dat een predikant geen gemeente had om te bedienen. En toch, men kan het ambt niet uitoefenen zonder gemeente. De vraag of men eerst dienaar is van de kerken dan wel van een bepaalde gemeente, laat ik rusten, ook al is zij van belang, maar bij artikel 12 toch niet noodzakelijk te behandelen. Maar wel moet het beginsel vastgehouden, dat het ambt niet kleeft in den persoon, maar dat hij het slechts kan hebben door de band met een gemeente.

Wanneer iemand ontslagen was door grote moeilijkheden in zijn gemeente door de Classis, omdat hij een onhoudbare positie innam en voor de Kerk door handhaving in het ambt slechts schade bracht, dan kan het gebeuren dat men, naar artikel 12 der kerkorde, hem verlof gaf iets anders te gaan doen, wanneer hij ook geen beroep kreeg naar een andere gemeente. 1 )

Ook is het wel voorgekomen dat bij overvloed van candidaten een proponent in jaren geen beroep kreeg en daarom wel gedwongen was op andere wijze in zijn levensonderhoud te voorzien. En dan kwam het voor, dat men hem ontsloeg van zijn beloften en vrijheid gaf tot een anderen staat des levens over te gaan. Wij weten dat meermalen in de Kerk menigeen jaren moest wachten op een beroep. Denk maar aan Vader Brakel (Wilhelmus) die in 1659 proponent werd met een generale zending, wat in Friesland mogelijk was, en Juni 1662 werd hij pas beroepen te Exmorra.

Doch nu een ander geval. Gesteld, iemand zegt dat hij innerlijk overtuigd is dat het de weg des Heeren is dat hij overgaat tot een anderen staat des levens. Dan beslist hierin niet het oordeel van den dienaar, maar de kerk, met name de classe.

We hebben gezien dat de beslissing wel werd verlegd van de classis naar de Particuliere synode, wat aan de zaak toch hetzelfde karakter geeft, dat namelijk niet de persoon in kwestie, maar de Kerk beslist of hem consent wordt verleend tot een anderen staat des levens over te gaan. Dat deze zaken voor de Particuliere Synode kwamen, was b.v. in Gelderland nog in de 18e eeuw het geval. 2 )

Bij Voetius kan men dezelfde gedachten vinden, die wij hier hebben aangevoerd. Behalve Hoogleeraar in de Theologie als geoorloofde overgang, spreekt hij o.a. ook nog van het Hoogleeraarschap in de kerkgeschiedenis, wat in bijzondere gevallen zou toegestaan kunnen worden. 3 )

Wanneer nu iemand een leidende plaats wil innemen in de politiek, in het sociale leven, in de wetenschap, dienaar des Woords zijnde, moest hij dus zijn geval voorleggen aan de classis of Particuliere synode; deze overwoog en besliste. Waarin beslist zij? Ging het over de vraag of hij zijn ambt kon blijven waarnemen, wanneer hij tot een anderen staat des levens overging?

Neen, dat was uitgesloten, dat kon in geen geval, maar het ging slechts hierover of de classis het een geval achtte dat inderdaad de Kerk iemand moest afstaan en toestaan tot een anderen staat des levens over te gaan. Van combineeren was dus geen sprake, alleen ging het over de vraag of het ontslag uit den dienst eervol kon zijn, dan wel onder protest werd aanvaard. Wij zijn door de liberale beginselen zoo gewoon in alles zelf te beslissen, dat wij nauwelijks het recht der kerk erkennen, ondanks den lof op de Vaderen, dat de Kerk hierover oordeelt.

Wanneer iemand roeping tot een anderen staat des levens voordroeg had de Kerk altijd een sterk tegenargument in de beloften, afgelegd als dienaar des Woords voor het geheele leven en ontleende mede

daaraan haar recht en plicht om te oordeelen,

Maar het geval laat zich denken dat door zeer bijzondere omstandigheden 't dienstbaar kan zijn aan de belangen van Gods Koninkrijk over te gaan tot een anderen staat des levens. Denk maar aan een professoraat in de wijsbegeerte enz. Maar al wordt zoo iemand dan eervol ontslagen uit het ambt, hij verliest zijn bevoegdheden als dienaar des Woords.

Deze beginselen zijn van het hoogste belang en behooren in acht te worden genomen, óók dan wanneer men ze door bedorven kerkelijke toestanden kan ontloopen, zooals in de Hervormde Kerk het geval is. Hierover straks.

Eerst willen we aan de lezers voorleggen hoe deze materie is geregeld in de Gereformeerde kerken. Op dit punt hebben wij inderdaad respect voor de Schriftuurlijke orde, die daar gehandhaafd wordt, naar artikel 12 der kerkorde. Aan dit artikel is in 1920 als vierde alinea toegevoegd, welk oordeel de Classis niet zal uitspreken zonder kennis en approbatie van de Deputaten der Particuliere Synode.

Hiertegen is zeker in een zoo gewichtige materie geen bezwaar.

Inzake overgang tot een anderen staat des levens besluit dezelfde Synode van Leeuwarden in 1920 het navolgende, na zijn instemming te hebben uitgesproken met het rapport ter zake, en dit aanbevelend als leidraad hoe in dergelijke gevallen gehandeld moet worden:

le. dat de Generale Synode onverzwakt wenscht te handhaven het beginsel, in Art. 12 K.O. (Kerkorde) uitgesproken, dat een Dienaar des Woords, eens werkelijk geroepen zijnde, zijn levenlang aan den kerkedienst verbonden blijft, waarom het hem niet geoorloofd zal zijn zich tot een anderen staat des levens te begeven zonder groote en gewichtige oorzaken;

2e. dat de Generale Synode, gelet hebbende op het droeve feit, dat in den laatsten tijd meermalen Dienaren des Woords niet alleen buiten, maar ook in onze kerken hun ambt hebben neergelegd, om een beroep te kiezen, dat financieel voor hen voordeeliger was, den Dienaren des Woords met name op het harte bindt dat het hun niet geoorloofd is om dergelijke redenen het heilig ambt, door Christus hun toevertrouwd, te verlaten, waaraan zij echter evenzeer de vermaning toevoegt tot de Kerken, om niet door te karige bezoldiging van hare Dienaren tot zulk een zondige daad aanleiding te geven;

3e. dat de Generale Synode de Classes, die naar Art. 12 K.O. geroepen zijn om haar oordeel uit te spreken over de grootte en het gewicht van de oorzaken, die zulk een overgang tot een anderen staat des levens alleen wettigen, vermaant om aan deze artikelen streng de hand te houden en zoodanig verzoek om uit den kerkedienst ontslagen te worden niet anders toe te staan, dan wanneer naar haar oordeel daartoe dringende gronden aanwezig zijn;

Ten 4e. en ten 5e. kan ik overslaan, waarin rekenschap wordt gegeven waarom geen nadere specialiseering van de bijzondere gevallen wordt gegeven en van de toevoeging van de 4e alinea in art. 12, die wij reeds hebben vermeld.

6e. dat de Classis niet lichtvaardiglijk den naam en de eere van een Dienaar des Woords zullen laten behouden aan Dienaren, die hun ambt verlaten, om naar een ander beroep over te gaan, maar zich houden zullen aan den regel, dat zulk een voorrecht alleen behoort geschonken te worden aan zulke Dienaren, die geroepen worden tot een anderen dienst ten bate der Kerken in het algemeen of tot een zoodanigen arbeid, die een geestelijk karakter draagt en met de roeping tot de verkondiging van het Evangelie in verband staat. (Leeuwarden 1920, art. 105).

Laat ik nog enkele besluiten meedeelen in de Gereformeerde Kerken, die ons nuttig kunnen zijn en waarmee wij van harte instemmen.

Inzake den predikant-reserve-officier besluit de Synode:

le. dat het ambt van Dienaar des Woords niet vereenigbaar is met den dienst van reserve-officier bij het Nederlandsche leger, omdat:

a. inzonderheid bij eventueele mobilisatie de dienst van officier te groote eischen stelt, wat tijd en arbeid betreft;

b. de militaire dienst den officier in allerlei omstandigheden kan brengen en in verrichtingen kan verwikkelen, die het geheel eigen karakter van zijn kerkelijk ambt zouden kunnen schaden en

2e. dat, wanneer het ontslag uit den dienst ook financieele gevolgen medebrengt en de kerkeraad reeds te voren wjst, dat de Dienaar des Woords reserveofficier was zonder daartegen bezwaïrr te hebben gemaakt, de uit het ontslag voortvloeiende financieele schade met betrekking tot den betrokken dienaar op billijke wijze behoort geregeld te worden. (Amsterdam 1936, art. 259).

Op de synode te Arnhem nam de Synode het besluit:

bij de kerken er op aan te dringen, dat ze geen voormalige Dienaren des Woords, welke tot een anderen staat des levens zijn overgegaan, uitnoodigen om voor te gaan in den kerkedienst (Arnhem 1930, art. 201).

Tenslotte wijzen we nog op een besluit dat handelt over terugkeer in het ambt:

De Generale Synode acht het op zich zelf niet onmogelijk, aan het verzoek van een predikant, die vroeger op grond van art. 12 K.O. tot een anderen staat des levens is overgegaan en nu begeert in het ambt van Dienaar des Woords hersteld te worden, te voldoen, maar oordeelt, dat de vraag, of het geraden en wenschelijk is, afhangt van den staat des levens, waartoe hij overging en van de motieven, die hem daartoe geleid hebben. Voorts spreekt zij uit, dat be beoordeeling van zulk een geval niet bij de Generale Synode thuis hoort, maar bij de Classis, met wier medewerking het ontslag uit den dienst verleend is. ('s-Gravenhage 1914. art 107).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

OVERGANG TOT EEN ANDEREN STAAT DES LEVENS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1949

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's