Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET WARE PAASLAM

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET WARE PAASLAM

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

2)

En Hij zeide tot hen: lk heb grotelijks begeerd dit Pascha met u te eten, eer dat Ik lijde.

Want Ik zeg u, dat lk niet meer daarvan eten zal, totdat het vervuld zal zijn in het Koninkrijk Gods.

Lukas 22 : 15 en 16

Zo hebben we al gezien dat de vreugde, die voorgestelde vreugde waarom de Heere Jezus het kruis heeft verdragen en de schande veracht, niet alleen een vreugde is voor Hemzelf, maar ook voor zijn volk. We willen daar nu nog wat dieper op ingaan. Want zeker: het is een heerlijkheid voor de Heere Jezus om straks op te staan uit de doden en op te varen ten hemel en de plaats in te nemen aan de rechterhand Gods des Vaders. Het is een heerlijkheid, dat Hij, die hier van de mensen verworpen wordt, ja aan het vloekhout des kruises wordt genageld, straks alle macht in hemel en op aarde zal verkrijgen in loon op al zijn lijden en strijden.

Maar die heerlijkheid wordt nog groter wanneer we zien op dat volk, dat geen rust en vrede meer kon vinden bij zichzelf en dat nu gevlucht is tot deze dierbare Heiland en Zaligmaker. Want dat volk zal immers eenmaal bij Hem wonen in de heerlijkheid des hemels. Al dat lijden en strijden van de Heere Jezus was tenslotte tot behoud van zijn volk, van zijn schuldige volk, dat het zelf leert belijden: wij zijn verloren.

Maar juist daarom zegt de Heere Jezus ook: Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met u te vieren. En in die woorden met u ligt een zee van onpeilbare liefde en onzegbare zaligheid.

Het zou niet vreemd zijn geweest wanneer de Heere Jezus in deze uren alleen vervuld was geweest van eigen leed en smart, want o wat Hij straks moet doormaken is zo bitter. En daarbij zal het niet het ergste zijn wat de mensen Hem zullen aandoen. Maar dat Hij straks van God verlaten zal zijn, dat is het ergste. Want zijn lijden zal immers het hoogtepunt vinden in die diepe smartekreet: Eli, Eli, lama sabachtani, dat is: mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?

Maar neen. Hij is de Middelaar en als Middelaar en Borg is Hij nooit zonder zijn volk en juist nu houdt Hij dat volk in zijn trouwe Middelaarshanden. En daarom kan Hij het ook nu uitspreken: Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met u te eten, eer dat ik lijde.

O, wat is Hij blij, dat zijn discipelen bij Hem zijn. Hij heeft de Zijnen immers liefgehad tot den einde. En nu zal Hij wel een ogenblik van zijn discipelen moeten scheiden. Dat zal een bange tijd worden. Maar het zal maar kort zijn. Straks zal zijn volk tot in alle eeuwigheid bij Hem zijn.

Uw hart worde niet ontroerd, o mijn kinderkens, want het scheiden zal niet voor altijd zijn. Ik zal u en gij zult mij wederzien. Maar toch ben ik blij, dat ik dit laatste Pascha nog met u zal mogen vieren. En dan ga ik mijn grote werk doen. En dan kan niets en niemand u meer scheiden van de liefde Gods. En niets en niemand kan meer scheiding maken tussen u en mij.

Ik heb grotelijks begeert dit Pscha met u te eten, eer dat Ik lijde. Want nu gaat de Heere Jezus iets heerlijks doen. Hij gaat het Avondmaal instellen, opdat ze daardoor weer gestérkt zouden worden in het geloof en opdat daardoor het verlangen steeds vuriger zou worden naar zijn ongestoorde gemeenschap in de zaligheid des hemels, waar we eeuwig Avondmaal zullen vieren met Hem en Hij met ons.

Straks zullen die discipelen de weg gaan van strijd en vervolging, zij zullen gehaat worden van hun eigen volk, ze zullen geacht worden als schapen ter slachting. Maar onder dat alles door mogen ze weten, dat de Heere Jezus hun Heere en Koning is en dat Hij voor hen zorgen zal, dat Hij hen nooit zal begeven noch verlaten, want Hij heeft hen liefgehad met een eeuwige liefde en daarom heeft Hij zijn leven ook voor hen gegeven.

En waarom had Hij zijn volk dan lief? Was er in dat volk dan iets beminnelijks? O neen. Integendeel. Wanneer wij liefde opvatten is er in het voorwerp van die liefde altijd iets of veel dat ons aantrekt. Ze is nooit geheel vrij. Maar de liefde van de Heere Jezus is geheel en volmaakt vrij. Haar voorwerp was immers volstrekt onbeminnelijk. Als de eerste Adam in het Paradijs zijn bruid ontvangt van God, is zij heilig, onnozel en^ onbAmet. Maar als de tweede Adam vap\ Gojl zijn bruid krijgt, dan is ze afstotelijk, verloren in zonde en schuld: ze is een melaatse bruid.

Maar de Heere Jezus heeft zijn bruid ^ lief om 's Vaders wil. Het is een liefde, i die niet door ons mensen verdiend kan * worden, die we ons waardig kunnen maken. Het is een goddelijke liefde, die we alleen maar aan kunnen nemen door het geloof en in deze weg beantwoord kan worden met wederliefde.

Wanneer Gods kind dan ook op zichzelf ziet, dan zal het steeds moeten belijden: Ik begrijp het niet, Heere, dat ge naar mij hebt omgezien, zo'n zondig, verdorven, onrein mensenkind. En nu heb ik U lief, omdat Gif mij eerst hebt liefgehad.

Dat zien we ook hier in de Paaszaal. Daar zit de Heere Jezus met zijn jongeren aan en daar zegt Hij het: Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met u te eten. En daar stelt Hij het Heilig Avondmaal in als een belofte, dat ze eeuwig met Hem Avondmaal zullen vieren.

Maar die discipelen zijn toch zondige mensen. Ze zijn van nature toch kinderen des toorns. Ze zijn toch geen plaats waardig in die heerlijkheid. Alle discipelen zullen straks van Hem vluchten en ze zullen Hem alleen laten. Zelfs een van zijn liefste discipelen, Petrus, die vurige Simon Petrus, zal Hem verloochenen.

En toch wil Hij zulken eeuwig tot zich nemen.

O, welk een heerlijke boodschap heb ik nu voor een arm en verloren zondaarsvolk, dat het moet uitroepen: Heere, ik ben het niet waardig om in uw huis te komen. Ik ben het niet waardig om met u aan te zitten aan dat bruiloftsmaal des Lams. Dat kan voor mij niet, want ik heb al Uw geboden overtreden en ik ben Uw gramschap dubbel waardig. Maar, Heere Jezus, hoe is dat dan mogelijk, dat zulke zondige mensen nu toch eeuwig bij U zullen wonen en met U zullen aanzitten aan dat bruiloftsmaal? Hoe is het moge-

lijk dat wij, die de dood verdiend hebben, de eeuwige heerlijkheid zullen binnengaan?

En zie. het antwoord ligt eigenlijk gereed in dat Paaslam op tafel. Dat Paaslam is een beeld van het heilig Offerlam Jezus. Want Hij heeft grotelijks begeerd dit Pascha met zijn discipelen te eten. Dit Pascha, want nu is het ogenblik gekomen, dat Hij als het ware Paaslam alles gaat volbrengen wat bij God te doen was tot zaligheid van zijn volk. En de zegelen en tekenen daarvan stelt Hij in bij het Heilig Avondmaal.

Want Christus gaat zijn bloed vergieten en zinkt neer in de diepten des doods om die zaligheid en heerlijkheid voor zijn volk te verwerven. Hij gaat de eenzaamheid in en de diepe verlatenheid om die eeuwige zaligheid voor u mogelijk te maken. iïij laat zich verbrijzelen door Gods toorn om de zonden van zijn volk te verzoenen. Hii wil in zijn lijden en dood zo diep 'mogelijk vernederd worden, opdat zijn volk verhoogd zou kunnen worden. Hij laat zich kronen met de doornenkroon • der vervloeking, opdat zijn volk eeuwig met ere en heerlijkheid gekroond zou kunnen worden.

Ja, dat deed Hij voor een zondig en schuldig volk, dat niets anders dan kwaad gedaan heeft. Heft uwe hoofden echter op, o bekommerde zondaren en verheugt u en weest blijde. Want doordat de Heere Jezus Christus dit alles gedaan heeft, doordat Hij zich als het ware Paaslam liet slachten, doordat Hij zijn bloed vergoten heeft, kan de uitspraak voor u zijn: En al waren uw zonden nu als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw, al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol.

Welk een heerlijke vreugde wordt hier voorgesteld aan dat volk dat God vreest. Aan dat volk, dat de toevlucht genomen heeft tot deze Borg en Middelaar. Want o zeker, zij gaan ook eenmaal sterven. Zij zullen ook eenmaal moeten maken die gang door het dal van de schaduwen des doods. Maar hoewel sterven bitter is doordat we moeten scheiden van degenen die ons lief en dierbaar zijn, toch is het sterven voor Gods volk ook nog iets anders. De Heere maakt door dat sterven de banden los, die hen nog binden aan de wereld en aan de zonde. En Hij brengt zijn volk in die zalige heerlijkheid des hemels om daar eeuwig Paasfeest te vieren met Hem die ons zo uitnemend liefgehad heeft, dat Hij kon zeggen: Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met u te eten eer dat Ik lijde. Want Ik zeg u, dat Ik niet meer daarvan zal eten totdat het vervuld zal zijn in het Koninkrijk Gods.

Het was Hem een vreugde, dat Hij nu alles zou volbrengen wat nodig was om zijn volk zalig te maken van de zonde. Het was Hem een blijdschap om dit voor zijn volk te kunnen doen en in die weg zijn volk eeuwig blij te maken. O volk des Heeren, wat een zalige verwachting moogt ge nu hebben, nu ge door een waar geloof met deze Borg en Middelaar verbonden zijt. Want hoe het nu ook ga in uw leven: die zalige toekomst wenkt. Dit is nu door dat lijden en sterven van die Zone Gods de zalige toekomst die u wacht, zodat ge het uit kunt jubelen:

Maar, blij vooruitzicht dat mij streelt, Ik zal, ontwaakt. Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen Verzadigd met Uw godd'lijk beeld.

Hebt ge deze vreugde al leren kennen in uw leven, lezers? O, die kennen we niet wanneer we niet bij het kruis van Christus zijn geweest om daar onze zonde en schuld te belijden voor de Heere onze God. Zolang we nog midden in de wereld leven, al is het dan misschien een vrome wereld, dan is er voor ons geen zalige toekomst weggelegd.

Wanneer we onze vreugde nog in de wereld stellen, dan hebben we geen behoefte aan de Heere Jezus. Dan verachten we de liefde van Christus, die zondaren zo uitnemend heeft liefgehad, dat Hij zijn leven gegeven heeft voor hen. O zeker, niemand zal zeggen die liefde te verachten. Maar wat doen we anders, wanneer we de Heere Jezus maar laten noden en lokken zonder dat we ons voor Hem neerbuigen en smeken om genade. Maar wat zijn we dan toch ongelukkige mensen. Want dan hebben we niets anders te verwachten dan een eeuwige dood, een eeuwig verderf.

Maar we kunnen nog gelukkig worden. Want de Heere Jezus biedt zich nog aan. Hij roept ons nog om in die lijdende en stervende Man van smarten onze Plaatsbekleder bij God te zoeken. Kom dan met al uw zonde en schuld tot Hem gevloden en kust dan de Zoon, opdat Hij niet toorne.

Er zullen echter onder de lezers ook mensen zijn, die de last hunner zonde en schuld gevoelen, die moeten uitroepen: „Zulk een last van zond' en plagen, niet te dragen, drukt mijn schouders naar benêen." Dat is een schrikkelijke toestand. Dan moeten we het uitroepen: „Mijn ziel, gans neergebogen, schrikt voor uw heilig ogen, in deze jammerstaat. Hoe lang zal ik nog klagen, hoe lang uw gramschap dragen, o Heer', mijn toeverlaat."

Maar hoor dan hoe grotelijks de Heere Jezus begeerd heeft dit laatste Pascha met zijn discipelen te eten, eer dat Hij leed. Hoor dan hoe Hij dat lijden is ingegaan voor zijn volk. Hoor dan ook die triumfkreet aan het kruis: Het is volbracht. Alles is volbracht wat gedaan moest worden om u met God te verzoenen. Er is voor zondaren weer een weg ten leven gebaand. En de Heere Jezus heeft het alles geleden, niet omdat Hij goede mensen, maar omdat Hij zondaren liefhad. En om die voorgestelde vreugde, dat Hij zondaren zou kunnen verlossen van het verderf en zou kunnen schenken eeuwig zalig leven, heeft Hij het kruis verdragen en de schande veracht.

De Heilige Geest doe het u maar klaar en duidelijk zien: Dat deed de Heere Jezus voor mij. Opdat ge leert roemen: Aan mij, de grootste der zondaren, is barmhartigheid geschied.

Dan zullen we ook weten dat het leven alleen in Christus is. Dan mogen we het beginsel der eeuwige vreugde in ons hart gevoelen. Maar het is nog slechts een beginsel. Hier is immers nog zoveel, dat ons die vreugde ontrukt. Hier is de zonde nog, die onze vrede verdonkert. Hier is de strijd zwaar en de kruisweg moeilijk en de woestijn bang. En hier ligt nog voor ons dat dal van de schaduw des doods. In de wereld zult ge immers verdrukking hebben, kind des Heeren.

Maar hebt goede moed, de Heere Jezus heeft alles voor u overwonnen. Uw zaligheid ligt zo vast in Hem. Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, zegt de fteere uw Ontfermer. Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik zal uw stenen gans sierlijk leggen en Ik zal u op saffieren grondvesten en uw glasvensters zal ik kristallijnen maken en uw poorten van robijnstenen en uw ganse landpale van aangename stenen.

En zo wenkt boven uw strijd en boven uw smart de eeuwige vreugde, die de Heere Jezus in zijn bange lijdensweg voor u heeft bereid. Boven uw kruis en rouw blinkt de hemelse kroon. Boven de dood en het graf straalt de eeuwige luister.

Deze vreugde wordt ons voorgesteld en kan ons voorgesteld worden, omdat de Heere Jezus Christus het kruis voor u heeft verdragen en de schande veracht. En dat doet ons uitroepen:

Wij steken het hoofd omhoog en zullen [d' eerkroon dragen Door U, door U alleen om 't eeuwig

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 maart 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET WARE PAASLAM

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 maart 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's