Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vertroosting des Heiligen Geestes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vertroosting des Heiligen Geestes

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheüs 5 : 4: alig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden.

Een zeker vader had twee-zonen. Een van hen gevoelde zich niet gelukkig thuis. Hij leed daar geen gebrek; integendeel, overvloed van het vette dezer aarde was zijn deel. Maar het ging hem als zo vele kinderen ook thans nog: hij meende niet vrij genoeg te zijn. Eigen heer en meester te wezen, en dan eens te genieten van het leven, dat was reeds lang zijn in stilte gekoesterde wens. Dat verlangen werd allengs sterker, totdat hij 't tenslotte ook uitsprak. Hij gaat naar zijn vader en zegt in zijn ondankbaarheid: „Vader! geef mij het deel des goeds, dat mij toekomt." En die vader deelde hun het goed.

Nog was 't evenwel niet naar zijn zin. Zo dicht bij zijn vader zou hij telkens weer lastig gevallen worden door diens vermaningen, terechtwijzingen en waarschuwingen. Daarom vergadert hij alles bijeen, en reist weg naar een vergelegen land. Daar kan hij leven naar 't ingeven van zijn hart. Nu werpt hij zich in de maalstroom van werelds genot. Zo ging het door zonder ophouden, totdat ook hier weer bleek, dat geen beurs bestand is tegen zulk een leven. Tenslotte had hij alles verteerd.'

En juist toen werd er een grote hongersnood, zodat hij, die had geleefd in overdaad en in brasserij, gebrek begon te lijden. Om niet van honger om te komen, moest hij zwijnenhoeder worden. Wat is het jammerlijk met hem gesteld: met de draf van de zwijnen begeerde hij zijn buik te vullen, maar niemand gaf hem die. Alles heeft hij verloren: zijn geld, zijn ingebeeld geluk, zijn eer.

De gedachte aan het vaderhuis, eerst onderdrukt en ver weggeworpen, komt weer al sterker bij hem op. Daar was het toch stukken beter.

De roes is uitgeslapen. Hij komt tot zichzelf. Nu eerst ziet hij, hoe diep ongelukkig hij is, ongelukkiger dan de huurlingen zijns vaders. Die hebben overvloed van brood, en ik, zo treurt hij, ik verga van honger. En het knagende geweten veroordeelt hem: en dat alles is uw eigen schuld.

Het wordt de ongelukkige benauwd. Bitter zijn zijn tranen. Zo kan het niet langer blijven. Het zou sterven worden, zo niet van honger, dan toch van wroeging en verdriet. Hoe 't hem bij zijn vader dan ook zal gaan, hij móét naar hem toe, om daar te belijden: „Vader! ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, en ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden; maak mij als een van uw huurlingen."

Hij aanvaardt de reis. En nog ver van het ouderlijk huis ziet hem zijn vader; hij wordt met innerlijke ontferming bewogen en toelopende valt hij hem om zijn hals, en kust hem. De zoon schreit van smart, dat hij zulk een vader zo heeft bedroefd. Maar zijn vader troost hem, hij was blijde over zijn zoon, die dood was en weer levend was geworden, verloren en gevonden.

Mijn lezer! Wanneer was de verloren zoon gelukkig? Toen hij leefde midden in de wereld, en zijn schaterlach luid weerklonk? , óf, toen hij, in diepe droefheid terneergezeten, treurde over zijn zonde? O! gij gelooft met mij, toen 't smartgevoel zijn hart folterde, want toen was hij der vertroosting nabij. Zo verbroken, zo verslagen, was er plaats voor hem aan 't vaderhart. Dat zal ook uw toestand moeten zijn ol worden. Gelukkig zijt ge, als ge treurt over uw zonden. Dan immers wordt ook voor u een maaltijd bereid, de vette Evangeliemaaltijd, waar gij wordt verkwikt en vertroost met de vertroosting der Schriften en de vertroosting van de Heilige Geest. Noodzakelijk is het kennis te krijgen aan die bittere smart en aan die rijke vertroosting van de verloren zoon. Daarover gaat het ook in de 2e van de zaligsprekingen van de Heere Jezus, Die is gekomen uit de hoge hemel op deze lage aarde om de treurigen Sions te beschikken, dat hun gegeven worde sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwde geest. Wij overdenken nu Mat. theüs 5 : 4. Daar lezen we in Gods heilig en dierbaar Woord:

Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden.

O, dat de Heere ons maar door Zijn Heilige Geest bearbeide bij de overdenking van Zijn Woord! Dan zal ons niet vreemd blijven het treuren met een treuring des harten over zonde en schuld, over ons Godsgemis naar Ziju rechtvaardig oordeel. Dan zullen wij ook mogen genieten in onze ziel van de vertroosting, die in Christus Jezus is, zoals de Kerk van alle tijden en plaatsen met blijdschap, tot verheerlijking van Gods naam, mag getuigen: „Uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen ook genade voor genade."

Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen. Dat was de eerste zaligspreking, die is gekomen over de lippen van de Heiland. Bij de overdenking ervan is ons gebleken, dat genade is uitgestort op de lippen van de Heere Christus. Hij is niet gekomen, om der mensen zielen te verderven, maar om ze te behouden. Armen van geest, die hébben alles, wat niet goed is, die missen alles, wat alleen voor God geldt, die de eeuwige armoede zich hebben waardig gemaakt, zij worden zalig gesproken. Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen, d.w.z. hunner is al het heil, dat de Zaligmaker van zondaren heeft verworven. O, wat zijn die armen dan toch gelukkig! Groot is het goed, dat God weggelegd heeft voor degenen, die Hem vrezen. Die armen geldt het woord van de verhoogde Middelaar: Ik weet uw armoede (doch gij zijt rijk).

En nu opent de Heere Zijn mond weder, om bij vernieuwing ongelukkigen zalig te spreken: Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Dit woord geeft ons te denken en te schrijven over:

1. de droefheid der treurenden; 2. de vertroosting der treurenden.

De droefheid der treurenden! Weet gij reeds wat dat is? Er is hier op aarde veel droefheid. De gevolgen van de val in zonde in het Paradijs zijn ook zo verschrikkelijk. Allerlei leed, velerlei ellende is de bittere? vrucht van wat er gebeurd is in de hof van Eden. Daardoor is het, dat Mozes in de 90ste psalm zich gedreven voelt om de toestand aldus te tekenen: „Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn 70 jaren, of zo wij zeer

sterk zijn, 80 jaren, en het uitnemendste van die is moeite en verdriet." — En niet minder juist geeft het bekende woord van Job de toestand weer: „Heeft niet de mens een strijd op aarde? en zijn zijn dagen niet als de dagen eens dagloners? "

Er is, wat wij kunnen noemen: de natuurlijke droefheid. Vaders en moeders treuren over het verlies van hun kinderen. Kinderen over hun ouders. Er zijn zoveel smartelijke verliezen, waardoor treurenden achterblijven.

En behalve de droefheid over het verlies van dierbaren is er nog zo veel ander leed hier beneden, waarover getreurd wordt. Niet zonder reden wordt de aarde genoemd een tranendal.

Behalve de natuurlijke droefheid is er ook de droefheid, veroorzaakt door het geweten. Wij denken aan Kaïn, die door de stem van zijn consciëntie komt tot de klacht: „Mijn misdaad is groter dan dat zij vergeven worde." En hoe zouden wij Judas kunnen vergeten, die, gefolterd door de wroeging van zijn geweten, het verradersloon, de 30 zilveren penningen, neerwerpt in de tempel voor de voeten van overpriesters en ouderlingen, schreeuwende: „Ik heb gezondigd, verradende onschuldig bloed."

O, het geweten heeft het al menigeen zo ontzettend moeilijk gemaakt. Bittere droefheid wordt er door opgewekt.

Dan is er ook de droefheid van het gevoel. Hoe vaak zijn er niet, en dat juist ook op het terrein van de godsdienst, die door de een of andere gebeurtenis, door een sterfgeval, door een ernstig woord, gevoelig werden aangedaan. Maar, hoe dikwijls ook is het van achteren gebleken, dat het hart niet was geraakt. Het was maar een morgenwolk, een vroeg komende dauw.

Er zijn er zelfs, die met hun tranen comedie spelen. Er is al wat dikwijls droefheid voorgewend. Maar hier geldt de ontzettende gedachte: „Scheurt uw hart en niet uw klederen." De mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan.

Velerlei droefheid dus. Geldt nu van al dit treuren: Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden?

Het is er natuurlijk ver van af. Neen! de treurenden, waarvan de Heere Jezus spreekt, zijn treurenden over hun zonden. Dit treuren wordt door Luther genoemd een zeldzaam kruid. En het is waar: het echte treuren, het treuren over de oorzaak van alle ellende, komt niet zo vaak voor. Het is een zeldzaam kruid. Het is een kruid, dat niet groeit op de akker van het natuurlijk hart.

Toch ontbreekt dit zeldzame kruid niet. Het is zeldzaam, maar, dan is het er toch. Daar zorgt de hemelse Hovenier voor. Hij is het, Die Zijn Geest uitzendt in de harten van zondaren. En die Geest werkt met onwederstandelijke kracht. Zelfs de stugste, zelfs de hardste harten weet Hij te vertederen en te verbreken, te wederbaren en te bekeren. Hij is het, Die u stelt voor de spiegel der Wet, om u in die spiegel uw beeld te laten zien, het beeld van de geheel melaatse, van de hoofdschedel af tot aan de voetzool toe. Als gij uzelf zo krijgt te zien, dan wordt gij bedroefd met een droefheid des harten. Het wordt een treuren en klagen niet over dit en over dat, maar over uzelf.

Wij zien het, om een voorbeeld te noemen, in koning Manasse. Wat was hij diep bedroefd, toen hij zichzelf als zondaar voor God leerde kennen!

En, om een Nieuw-Testamentisch voorbeeld te noemen, wijzen wij op Saulus van Tarsen. Staande gehouden door de Heere op de weg naar Damascus, werd hij ontdekt aan zijn zonde en schuld. En dit maakte hem zo treurig, dat hij drie dagen lang niet at en niet dronk. Het was een tijd van schuldbelijdenis, van zieleworsteling; een tijd, waarin de grote Hartenkenner van hem getuigde: „Zie, hij bidt."

Ja, dat zijn degenen, die treuren met die diepe treuring, waarvan de Heere Christus spreekt in de 2de van de Zaligsprekingen.

De waarlijk treurenden treuren dus over hun zonde en schuld. O, wat is er dan een innerlijke smart en een diepe schaamte over al dat schenden van de Wet des Heeren! En dit vooral is in zulk een toestand een oorzaak van droefheid, dat gij God door uw zonden vertoornd hebt, dat gij Hem in Adam reeds zijt kwijtgeraakt. En nu, nu ziet gij het: zonder God in de wereld, dat is verschrikkelijk.

Zij, die treuren, zien ook met angstige droefheid, dat het wraakzwaard Gods boven hun hoofd hangt. Ieder ogenblik kunnen zij er door worden getroffen.

Dan is het: „zo te moeten sterven, wat zal dat vreselijk zijn! En er is toch maar één schrede tussen mij en tussen de dood. O, als ik zo voortleef, als ik zo kom te sterven, zonder met God verzoend te zijn, zonder Borg voor mijn ziel, beladen met het zondepak, dan zink ik neer in het onuitblusselijk vuur van de hel, dan ga ik verloren voor eeuwig! Nu verstaat gij iets van wat ge zo menigmaal gedachteloos hebt gezongen:

Ik lag gekneld in banden van de dood, Daar d' angst der hel mij alle troost Ik was benauwd, omringd door [deed missen, [droefenissen. Dan volgt er echter ook, en dit is een kenmerk van alle waarlijk treurenden: Och Heer', och wierd mijn ziel door U [gered! Ja, het echte treuren drijft tot de Heere uit, brengt op de knieën, dringt tot roepen uit diepten van ellende.

Aan zulke bedroefden nu, die zich verloren zien liggen, dood door de zonden en misdaden, zichzelf veroordelend, het recht Gods erkennend, aan zulke bedroefden hebben wij te denken, als wij horen het liefelijke, het bemoedigende, het uitlokkende: „Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden."

Moogt gij door Gods genade geloven, dat hier üw naam genoemd, dat hier üw beeld getekend wordt?

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De vertroosting des Heiligen Geestes

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juni 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's