Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het eeuwig Koninkrijk van Vorst Messias

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het eeuwig Koninkrijk van Vorst Messias

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Daniël 2:44. Doch in de dagen van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk verwekken, dat in der eeuwigheid niet verstoord zal worden; en dat Koninkrijk zal aan geen ander volk overgelaten worden: et zal al die koninkrijken vermalen en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan.

Het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk van Christus, de eeuwige Koning, zal niet verstoord worden, geen vreemde macht zal het overheersen, het zal aan geen ander volk overgelaten worden. Uit deze belofte blijkt, dat dit Koninkrijk vele vijanden heeft. Men spreekt nogal eens van omsingelingspolitiek, en van penetratie, nu weer van de zijde der communisten. Welnu, zulk een omsingelingspolitiek, zulk een penetratie, wordt door de vijanden van het Koninkrijk Gods gevoerd en toegepast. De vorst der duisternis met al zijn hels geweld, met al zijn listen en lagen, de wereld met al haar haat èn lokmiddelen, de zonde met haar meeslepende invloed, zij zijn er op uit het Koninkrijk door de God des hemels verwekt te omsingelen, te penetreren, d.w.z. inwendig te doordringen en te vergiftigen. Zij zoeken het te verstoren.

Bang is menigmaal de strijd. Zeer gevaarlijk de situatie. Gevreesd wordt telkens weer voor algehele vernietiging van het leger van Vorst Messias. Elia dacht, dat er geen volk des Heeren meer bestond. Hij klaagde: , , ik ben maar alleen overgebleven."

En voorzeker, de vijand dringt dikwijls geweldig op. Er is ook in de Kerk op aarde zo veel verdeeldheid, zoveel verraad. En dat verraad van binnen is nog veel gevaarlijker dan het geweld van buiten. Meermalen wordt een groot deel van het Koninkrijk, door de God des hemels verwekt, bezet gebied. Och, wat een terrein winnen satan, wereld en zonde vaak. En het leger van Koning Jezus wijkt al maar terug. Stelling na stelling geeft het prijs. Velen werpen zelfs de wapenen weg. Waar is dan de gordel der waarheid, waarmee de lendenen omgord moeten zijn? Waar is het borstwapen der gerechtigheid? Waar het schild des geloofs? Waar de helm der zaligheid? Waar het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord? Waar is vooral dat machtige wapen van het gebed? Én als dan het Koninkrijk, als dan het hart van een afzonderlijk onderdaan voor een groot deel is bezet gebied, dan is er in dat gebied een gebonden worden met vele banden, dan is er gebrek en honger, dan is er duisternis door de geestelijke verduistering, die veel erger is dan de verduistering van onze huizen was.

Vooral zij, die in een heidense omgeving zijn toegebracht, staan aan zo veel gevaren bloot. Ach, wat worden harten, wat worden terreinen, die aanvankelijk zijn gewonnen, daarna dikwijls weer bezet gebied, met al de ellende aan zulk een toestand verbonden!

Ziende op dit alles, èn in ons eigen midden, èn op de zendingsvelden. dan is er wel reden om elkander op te wekken tot gebed, tot gebed voor Koning Jezus en Zijn rijk. In Psalm 72 lezen wij reeds van de beloofde Messias: , , en men zal geduriglijk voor Hem bidden." Christus Zelf heeft Zijn jongeren leren bidden: „Uw Koninkrijk kome." En de apostel Paulus, als hij ons opwekt: , , Doet aan de gehele wapenrusting Gods", dringt vooral aan op het wapen van het gebed, in deze woorden: „Met alle bidding en smeking, biddende ten allen tijd in de Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking."

O, mijn lezer, vergeet toch het gebed niet, het gebed voor uzelf, voor uw gezin, voor uw omgeving, voor uw gemeente, voor land en volk. Vergeet het gebed niet vooral in onze tijd voor de zending en de zendelingen, voor de arbeid en de arbeiders ook op Midden-Celebes. De vijand wil alles verscheuren, alles vernietigen. De gevaren hier en ginds zijn zo vele. Wat zal er van de Kerk hier, wat zal er van het zendingswerk terecht komen? Wat zal er, ziende op het woeden van satan, wereld en eigen vlees, worden van uw eigen persoon, van uw hart? Ach, zonder Goddelijke hulp, zonder de beloofde Koning, komt er niets, niets van terecht. Dan loopt het uit op volkomen verstoring. O, dat dan de weg naar de binnenkamer veel betreden moge worden! Dat er gebeden, geworsteld worde aan de troon der genade. En dat er in dat gebed gepleit moge worden op Gods beloften, ook op de belofte van Daniël 2 : 44: Dat Koninkrijk zal in der eeuwigheid niet verstoord worden, het zal aan geen ander volk overgelaten worden."

Daar ligt een opwekking in, mijn lezer, om te bidden voor uzelf, voor de strijdende Kerk, voor het werk der Zending. En als gij niet weet te bidden, gelijk het behoort, doe het dan maar met de heerlijke woorden van de christen (H. Cat. Z. 48): „Uw Koninkrijk kome. Dat is: Regeer ons alzo, door Uw Woord en Uw Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer U onderwerpen; bewaar en vermeerder Uw Kerk; verstoor de werken des duivels en alle heerschappij, die zich tegen U verheft, mitsgaders alle boze aanslagen, die tegen Uw heilig Woord bedacht worden, totdat de volkomenheid Uws Rijks toe kome, waarin Gij alles zult zijn in allen."

Als het zo mag zijn, dan zullen de doodvijanden noch de Koning van Zijn onderdanen, noch de onderdanen van hun Koning kunnen scheiden. Het Koninkrijk door de God des hemels verwekt, zal in der eeuwigheid niet verstoord worden. Het Koninkrijk van Jezus Christus, door de God des hemels verwekt, zal aan geen ander volk overgelaten worden. Neen! het tegendeel zal geschieden, omdat het is een Koninkrijk, dat eeuwig za! bestaan. Er volgt in onze tekst, Daniël 2 : 44: het zal al die koninkrijken vermalen, maar zelf zal het in alle eeuwighet bestaan."

Wij lezen immers in de droom van Nebucadnezar en in de uitlegging door Daniël: „Dat zaagt gij, totdat er een steen afgehouwen werd zonder handen, die sloeg dat beeld aan zijn voeten van ijzer en leem en vermaalde ze. Toen werden tezamen vermaald het ijzer, leem, koper, zilver en goud, en zij werden gelijk kaf van de dorsvloeren des zomers, en de wind nam ze weg, en er werd geen plaats voor dezelve gevonden; maar de steen, die het beeld geslagen heeft, werd tot een grote berg, alzo, dat hij de gehele aarde vervulde."

Dat was een ontzaglijke openbaring. Vreselijk voor de machten der wereld! Heerlijk voor de Kerk van Christus, voor het werk der zending, en voor elk kind van God!

Zelfs een Napoleon, een van die grootmachten der aarde„ heeft er iets van moeten erkennen. De graaf van Montholon verhaalt het volgende: „het Britse Bijbelgenootschap gaf de keker op Sint Helena ; een prachtige Bijbel ten geschenke. Hif ' las er dikwijls in, sprak met eerbied over dat boek, en in zijn lijden op het ziekbed was de naam van de Heiland dikwijls oj> zijn lippen. Onder andere zeide hij: , .het is niet één dag of één gevecht, die de christelijke godsdienst hebben doen zegevieren over de wereld. Neen, het is een oorlog, een strijd der eeuwen, aangevangen door de apostelen, en voortgezet door hun navolgers en de stroom der christelijke nageslachten. In deze strijd staan aan de ene zijde alle koningen en krachten der aarde, en tegenover hen zie ik geen leger, maar een geheimzinnige [kracht, enige mensen, hier en daar, in alle delen der wereld verstrooid, en die geen ander verenigingsteken hebben, dan het gemeenschappelijk geloof in de verborgenheid des kruises. Ik sterf vóór mijn tijd (51 jaar), en mijn lichaam zal ook aan de aarde wedergegeven worden. Dit iis het noodlot, dat weldra de grote Napoleon zal nederwerpen. Welk een onderscheid tussen zijn diepe ellende, en het eeuwig rijk van Christus, dat gepredikt, bemind, aangebeden wordt, dat over de ganse wereld zich uitstrekt." — Ja, zelfs de geweldige Napoleon heeft er iets van gezien, dat alle koninkrijken vermalen zullen worden, maar dat alleen het Koninkrijk van Vorst Messias niet verstoord zal worden.

De steen zonder handen afgehouwen, het rijk van Vorst Messias, rolt voort over de aarde. Al wat er zich tegen verzet, wordt vermalen. Vergeet deze ontroerende waarheid toch niet. Waar zijn al de wereldrijken van vroeger eeuwen? Waar zijn de vijanden van de Heere Jezus Christus? Zij zijn vermalen door die steen zonder handen afgehouwen. Zij zijn geworpen in de buitenste duisternis, waar is wening en knersing der tanden. Hebt gij uw tegenstand reeds opgegeven met de belijdenis: Heere, Gij zijt mij te sterk geweest, en hebt overmocht; Gij hebt mij overreed, en ik ben overreed geworden"? Het Koninkrijk van Jezus Christus gaat voort, als de steen zonder handen afgehouwen. Niets en niemand kan zijn gang verstoren. Niets en niemand kan zijn gang vertragen! Van de lijdende Knecht des Heeren staat geschreven: Het welbehagen des Heeren Z3l door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan" (Jes 53:10). Telkens worden er nieuwe onderdanen aan toegevoegd, in ons midden (behoort ook gij daar reeds toe? ), maar ook op de zendingsvelden.

De Filistijn, de Tyriër, de Moren, Zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht; Van Zion zal het blijde nageslacht Haast zeggen: „Deez' en die is daar [geboren." z E l n

De aarde zal vol worden van de kennis des Heeren, gelijk de wateren de bo-- dem der zee bedekken. d g s z

Er zuilen er over de ganse aarde geloven zovelen als er verordineerd zijn ten eeuwigen leven. De steen zonder handen afgehouwen, rolt al maar door over z w b o de aarde, daaeheen, waar er zijn, die door de Vader zijn gegeven aan de Zoon. De steen zonder handen afgehouwen wordt tot een grote berg» alzo, dat hij de gehele aarde vervul. O. welk een gedachte bij het naderen van het Kerstfeest, dat ons spreekt van het Kindeke in de kribbe! En gelijk deze steen de gehele aarde vervult, , zo zal hij ook vervullen het gehele hart van elk der gekendan des Heeren. Die steen, Jezus Christus en Zijn rijk, werpt ook daar binnen alles terneer. Er is veel strijd, veel. opstand. Maar eens bij het sterven is het daarmee uit. Het werk des Heeren gaat door, onwederstandelijk. „Vertrouwende ditzelve, dat Hij, Die in u een goed werk begonnen heeft, datzelve voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus" (Fil. 1 : 6).

In de hemel zullen geen vijanden meer zijn. Daar zijt ge alle strijd te boven. De aanvechtingen, die het u zo moeilijk maken, houden dan op. Het sirenengezang van de wereld, waarnaar ge nog maar al te veel luistert, zal eens verstommen. De zonde, die u zo bekoort, en waarvan ge toch ook weer zo moe en zo verdrietig kunt worden, blijven achter. O, welk een toekomst! Kent gij het heimwee?

Daarboven zal geen scheiding meer zijn tussen de volken. De grote tegenstellingen, die hier tot zulke vreselijke oorlogen en gruwelen leiden, zullen daar en dan niet meer bestaan. Daar zal worden gezongen een nieuw lied ter ere van Vorst Messias: Gij zijt waardig het boek te nemen en zijn zegelen te openen, want Gij zijt geslacht, en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed, uit alle geslacht en taal en volk en natie. En Gij hebt ons onze God gemaakt tot koningen en priesters, en wij zullen als koningen heersen op de aarde" (Openb. 5 : 9 en 10).

En eens, aan het eind der dagen, komt er een eeuwig vrederijk. Oorlogen en geruchten van oorlogen behoren tot de voortekenen er van. Door vele verschrikkingen zal in het bijzonder Gods Kerk op aarde heen moeten. Maar op Gods tijd komt het vrederijk. Van dat rijk belooft de Heere: Men zal nergens leed doen noch verderven op de ganse berg Mijner heiligheid, want de aarde zal vol zi^a va® de kennis des Heeren, gelijk de wateren de bodem der zee bedekken" (Jes. 11:9). Wat zal dat een rost zijn! Ja, Zijn rust zal heerlijk zijn. De stormen van de eindtijd zullen vreselijk zijn. Maar dan daarna het eeuwige vrederijk. Geen strijdende Kerk meer, maar alleen de triumferende

Kerk. Mocht naar dat vrederijk maar meee in deze tijd van haat en oorlog, van bloed en tranen, worden uitgezien. De bede stijge omhoog: „Kom, Heere Jezus, ja kom haastiglijk."

Eens zult gij de Koning zien in Zijn schoonheid. Gij zult met Hem regeren over alle schepselen. Gij zult met alle kreupele Mefiboseths geduriglijk brood eten aan 's Konings tafel, een eeuwige bruiloftsdis. Dan zal er geen verwijdering meer zijn, geen verlaten van uw eerste liefde. Neen, gij zult de Vader, de Zoon en de Heilige Geest liefhebben van ganser harte, van ganser ziele, van gansen gemoede, en met al uw krachten. Daar zij hun wens verkrijgen.

God zal zijn alles en in allen. Niets meer ten dele. Alles volkomen. Niet meer: „gouden uurtjes, kort van duurtjes", Maar een ééuwig genieten, een eeuwig zingen van Gods goedertierenheên, een eeuwig groot maken van de vrije genade, van de heerlijke naam des Heeren. O, welk een toekomst in dat eeuwig vrederijk!

Maar, blij vooruitzicht, dat mij streelt, Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen. Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld.

Wij zijn in dc Adventsdagen voor Kerstfeest. Wij zijn, de tekenen der tijden wijzen het uit, in de Adventstijd van de wederkomst van Christus. Zijt gij bereid? Is er voorbereiding?

„Heft uwe hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga! Wie is de Koning der ere? De Heere, sterk en geweldig; de Heere, geweldig in de strijd" (Ps. 24 : 7 en 8).

Z.

S. V. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 december 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het eeuwig Koninkrijk van Vorst Messias

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 december 1950

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's