Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERSTFEEST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERSTFEEST

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lucas 2:7 (m): n leide Hem neder in de kribbe.

Jozef en Maria zijn, door middel van de beschrijving op bevel van keizer Augustus, te Bethlehem aangekomen. Maar ook hier zien wij de Goddelijke opperleiding, Gods barmhartigheid tevens, in het volvoeren van Zijn raad, in het vervullen van Zijn beloften. Het is Zijn barmhartigheid, waardoor Hij voor ontrouwen toch zo trouw Zijn Woord vervult, ook dit woord: , En gij, Bethlehem Efratha, zijt gij klein om te wezen onder de duizenden van Juda? Uit u zal mij voortkomen, die een Heerser zal zijn in Israël, en wiens uitgangen zijn van ouds, van de dagen der eeuwigheid" (Micha 5:1).

Pas te Bethlehem aangekomen is het na lang wachten en uitzien de volheid des tijds. Het mag niet betwijfeld worden, ook niet als de wachtenstijd zo benauwend lang duurt: God kent Zijn tijd, Hij komt, Hij komt gewis. Misschien hebt gij dat ook wel eens mogen ervaren?

Bij de aankomst van Jozef en Maria te Bethlehem was het de volheid des tijds. Dat is de tijd, die rijp is geworden voor het vervullen van al Gods beloften aangaande de komst van de Messias.

, , En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude. En zij baarde haar eerstgeboren zoon, en wond hem in doeken." En dan in de stof onzer overdenking: , , En leide Hem neder in de kribbe."

„En leide Hem neder in de kribbe." — Dat deed Maria, de Moeder des Heeren. de begenadigde, de gezegende onder de vrouwen.

Welk een moederweelde is dat geweest voor Maria, haar kind te mogen ontvangen als een geschenk van God, dat kind met grote teerheid te mogen winden in doeken, om het dan neer te leggen in de kribbe. Al was 't dan alles schamel en armelijk, maar wat Maria doen kon, dat heeft zij gedaan, in tere, diepe liefde. Zij heeft dat verricht in stille overpeinzing van het grote mysterie. Er zal wat in haar omgegaan zijn, in die stille, opmerkzame vrouw, met dat diepe, overleggende hart, waarin de vreze des Heeren woonde.

En zij heeft, wij kunnen er zeker van zijn, dat kind neergelegd in de kribbe, in toeëigenend geloofsvertrouwen, terwijl de lofzang in stilheid was tot God. Zij is 't immers, die al met het vooruitzicht zo rijk was, dat zij zong: „Mijn ziel maakt groot de Heere en mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker."

En Maria leidde Hem neder in de kribbe. Maria deed dat, Maria, een erfdochter uit het huis en geslacht van David. Hier zien we de vervulling van de beloften aan David gedaan, dat God hem een lamp zou bereiden, dat de stoel zijns koninkrijks eeuwig zou zijn. Het Kindeke in de kribbe is Davids Zoon en Davids Heere. Het is het onderpand van de waarheid en de trouwe Gods. Het is een onwaardeerbare Kerstzegen dat te mogen zien in het Kindeke van Bethlehem. Dan staat gij in verwondering bij de kribbe en met een bewogen gemoed stamelt gij: ja, al Gods beloften zijn ja en amen in dit dierbaar Kind!

Maar, dat huis van David is wel zeer in verval. Jozef en Maria zijn arm. Zij zijn ondergebracht in een stal. Moet uit zulk een vervallen huis de Christus geboren worden?

O, mijn lezer, het is immers de vervulling van Gods Woord, dat op die nederige, vervallen staat wijst, nl. dit woord: Ér zal een rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï, en een scheut uit zijne wortelen zal vrucht voortbrengen" (Jes. 11 : 1). Een rijsje uit een afgehouwen tronk, een scheut uit zijn wortelen, dat is de erfprins uit Davids huis, het Kindeke liggende in de kribbe. Het is hier al het teken des kruises. Hij kwam, o wonder van genade! om te lijden, om Zich te vernederen, om Zich te stellen in de plaats van zondaren, die de koningskroon hebben verloren in het Paradijs door eigen schuld. Hij heeft Zich vernederd, opdat zondaren zouden worden verhoogd.

En Maria leide Hem neder in de kribbe. Hij is dus waarachtig mens, Zijn broederen in alles gelijk geworden - — doch zonder zonde. Waarachtig mens, maar heilig ontvangen en heilig geboren en dus ook rechtvaardig mens. O, welk een Kind is toch dat Kindeke in de kribbe! Wij mogen wel stamelen: „en men noemt Zijn naam: Wonderlijk."

Waarachtig, rechtvaardig mens! Dat eiste het Goddelijk récht. Zo kan Hij de Plaatsbekleder zijn voor schuldige mensen, die de dood hebben verdiend, wier onbetaalbare schuld, een schuld van 10.000 talenten, open staat bij God. Zo kan Hij in het geloof worden genoemd: , , De Heere onze gerechtigheid."

Zulk een Plaatsbekleder krijgt gij nodig als gij uw zonde en schuld leert kennen. En die leert gij kennen, staande voor de spiegel van Gods heilige Wet, ontdekt aan uzelf door Gods Heilige Geest. Dan ziet gij: ik ben een uitgeworpené. In mijn hondshoofd Adam naar recht immers uitgeworpen uit' het Paradijs. Uitgeworpen door eigen schuld, zodat er geen plaats voor u is in het Paradijs, noch op de aarde noch in de hemel, geen plaats dus bij God. Zo krijgt gij, uitgeworpene door eigen schuld, een Borg nodig, Die Zich vrijwillig voor ft uitwerpen laat, voor Wie er geen plaats was in de herberg. Daar ligt dan dat Kindeke in de stal, in de kribbe, als een uitgeworpene. Ja, dat behoor!. tot een waarlijk Kerstfeest vieren, binnengeleid te worden in de stal, te staan bij de kribbe, en daar door schuldbesef verslagen te zien: een uitgeworpene, dat heb ik verdiend, dat is Hij ook voor mij willen worden.

Hebt gij een Plaatsbekleder nodig? Hier wordt Hij nedergelegd, als waarachtig, rechtvaardig mens door de Moeder des Heeren. Hier wordt vervuld de rijke belofte: En Zijn Heerlijke zal uit hem zijn en Zijn Heerser uit het midden van hem voortkomen, en Ik zal Hem doen naderen, en Hij zal tot Mij genaken; want wie is hij, die met zijn hart borg worde, om tot Mij te genaken? spreekt de Heere. En gij zult Mij tot een volk zijn, en Ik zal u tot een God zijn" (Jeremia 30 : 21 en 22).

O, dat schuldige zondaren dan naderen met verwondering, met al hun schuld, hoe groot ook, met de bede: „O, dierbaar Kind, wees Borg, ook voor mijn schuld. Neem al het mijne voor Uw rekening en

geef mij in heerlijke ruil al het Uwe door het geloof."

Maria, de Moeder des Heeren, leide haar Kindeke neder in de kribbe, zo zagen wij. De geboren Zaligmaker is dus, zoals dat ook nodig is, waarachtig en rechtvaardig mens. Zijn broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Dus kan Hij met Zijn onschuld en volkomen heiligheid onze zonde, ook die waarin wij ontvangen en geboren zijn, voqr Gods aangezicht bedekken. Dat is het rijke Kerstevangelie.

Maar daaraan is onlosmakelijk verbonden onze tweede gedachte: God de Vader leide Zijn Eniggeborene neder in de kribbe. Boven alles en allen, boven keizer Augustus, boven de Joden, die geen plaats hadden in de herberg, boven Maria, staat God de Heere met Zijn eeuwige raad. Door de bepaalde raad en voorkennis Góds is de Heere Jezus overgegeven, en daarom: En God de Vader leide Zijn Eniggeborene neder in de kribbe.

De Kerstgeschiedenis spreekt ons van de onbarmhartigheid der mensen, maar veel meer nog van de barmhartigheid Gods. Jozef en Maria werden door die onbarmhartigheid niet in de war gebracht. Door Gods barmhartigheid werden zij vertroost. Het aangezicht des Heeren is met hen medegegaan om hen gerust te stellen. Ja, dat is goed en kostelijk, als ongelukkigen en ellendioen zich met al hun ellende mogen werj? ln op de barmhartigheid van die God, Wiens ingewanden rommelen van barmhartigheid. Dan komt 't ondanks de onbarmhartigheid der mensen toch alles wel goed.

Welk een onbarmhartigheid, dat er geen plaats was in de herberg voor een vrouw in dergelijke toestand, dat er geen plaatsje werd ingeruimd, al was 't alleen maar uit medelijden. Wat is de Heere Jezus al niet aangedaan door Jood en heiden, voordat Hij nog was geboren! Van onbarmhartigheid heeft Hij geleden van Zijn ontvangenis tot aan Zijn sterven, Hij, die kwam om zich te openbaren als de barmhartige Samaritaan bij uitnemendheid.

En nu die grote barmhartigheid Gods, Die Zijn Zoon toch een kribbe bereidt. Zacharias zong er reeds van in zijn lofzang, ziende op Johannes en op de komende Christus: , , En gij, kindeke! zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht des Heeren heengaan, om Zijne wegen te bereiden; om Zijn volk kennis der zaligheid te geven, in vergeving hunner zonden. Door de innerlijke barmhartigheid onzes Gods met welke ons bezocht heeft de Opgang uit de hoogte."

Ja, die innerlijke barmhartigheid onzes ods, daaraan is al het heil, daaraan is e Heiland te danken. Hij wil Zich in hristus tot zondaren nederbuigen, ze opoeken, ze met Zichzelf verzoenen, ze een laats bereiden in de hemel, zondaren uit ie onbarmhartige Joden en uit die onarmhartige heidenen. Wel mogen wij op et Kerstfeest stamelend belijden: Zo is et niet desgenen, die wil, noch desgenen, ie'loopt, maar des ontfermenden Gods" Rom. 9:16). ' |

En als uw zonde u drukt, als gij geen , 2 raad weet. en geen uitkomst ziet, o, dat gij dan met David tot God de Heere moogt vluchten om te vragen: Mij is zeer bange; laat ons toch in de hand des Heeren vallen, want Zijn barmhartigheden zijn vele, maar laat mij in de hand van mensen niet vallen" (2 Sam. 24 : 14). Ja, de barmhartigheden des Heeren zijn vele. Dat predikt ons wel zeer luide de kribbe van Bethlehem met het Kindeke Jezus. Daar worden wij, over Maria heen, opgeleid tot de ontroerende gedachte: n God de Vader leide Zijn Eniggeborene neder in de kribbe.

Dat is de gedachte, die in de Heilige Schrift telkens weer naar voren wordt gebracht, die zulk een centrale plaats inneemt. Wij denken aan het Evangelie in het klein: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe" (Joh. 3:16). En wederom: Hierin is de liefde, niet, dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad, en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening van onze zonden" (1 Joh. 4 : 10).

O, welk een gave, die God geeft voor en aan verloren zondaren! Het is de diepe vervulling, van wat Abraham eens deed, toen hij zijn zoon Izak overgaf, hem als een offer leide op het hout. Hier echter is het nog veel wonderlijker en dieper. Abraham leide zijn eniggeborene op het hout, maar het was in liefde tot zijn God. God de Vader echter leide Zijn Eniggeborene neder in de kribbe, en het was in liefde tot dood-en doem-schuldigen. O, Heere, wat is de mens, dat Gij zijner • gedenkt? en het kind des mensen, dat Gij het acht?

En God de Vader leide Hem neder in de kribbe. Dat Kindeke is niet alleen de Zoon van Maria, waarachtig mens. Hij is ook de Zoon van God, waarachtig God. „Uit welke vaders Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen" (Rom. 9:5).

Zulk een Middelaar en Verlosser hebben wij nodig. Een, Die is waarachtig mens, en nochtans ook sterker dan alle schepselen, dat is, die ook is waarachtig God. Hij is volmaakt toegerust tot Zijn heerlijk werk. Hij kan uit kracht van Zijn Godheid de toorn Gods in Zijn mensheid dragen. Hij kan anderen daarvan verlossen. Hij kan de duivel overwinnen, hem de kop vermorzelen, en de gevangenen van die helse tyran uit zijn geweld bevrijden.

Zulk een Middelaar en Verlosser hebben wij nodig. O, gelukkig, wie in de nood zijner ziel, door Woord en Geest ontdekt, daar een indruk des harten van mag hebben! — Dan zult gij zulk een Middelaar en Verlosser ook gaan zoeken, naar Hem uitzien en verlangen. Zie het maar aan de herders, die elkander opwekken: „Laat ons dan heengaan naar Bethlehem!" Zie het aan de wijzen uit het Oosten, die op het gezicht van de ster komen en vragen: „waar is de geboren Koning der Joden? " Hebt gij kennis aan dat zoeken naar een Middelaar en Verlosser? Weet gij, wat het is, zuchtend \^artwegé ttw zonden, gebukt onder de last van Gods toorn, geen vrede hebbend, naar Hem te vragen? O, vraag dan om geleid te worden in gebed en geloof naar de kribbe van Bethlehem. Bid zonder ophouden.

Dan zal het u op Gods tijd gaan als de herders. Zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeke liggende in de kribbe.

Heerlijk zoeken. Zalig vinden! Wat is dat niet, te vinden een Middelaar en Verlosser, Die volkomen bevoegd is. Die het niet maar moet proberen om zondaren te redden. Die volmaaktelijk is toegerust tot dit goede werk. Die is waarachtig en rechtvaardig mens, maar Die ook - — o diepte niet te peilen! — Die ook in de kribbe, waarachtig en eeuwig God is en blijft.

En God de Vader leide Zijn Eniggeborene neder in de kribbe. En God de Zoon heeft Zichzelf gegeven in volle overeenstemming met de Vader. Ook in de kribbe is het: Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven. Ik heb lust, o mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw Wet is in het midden Mijns ingewands" (Ps. 40 : 8 en 9). Het is geen wonder, dat de engelen begerig zijn om in te zien, dat zij zingen in aanbidding: Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen!"

Hebt ook gij daar kennis aan? — Aan die verwondering, aan dat nederknielen? aan dat zingen? aan die aanbidding? Neen? Ach, als gij dit alles nog mist, als gij het Kindeke Jezus nog mist, hoe zult gij dan eens ontvlieden, als gij moet verschijnen voor God? Zonder Christus, dat wil zeggen zonder God. En dat wil zeggen onder Zijn toorn en vloek. Gij weet niet, of gij het Kerstfeest nog weer eens » zult beleven. Van harte hoop ik, dat gij door Gods Geest ontdekt moogt worden aan uw zonde en schuld, en dat gij daarmede moogt vluchten tot de kribbe van Bethlehem, tot de enige en volkomen Zaligmaker. Zo alleen, alleen door het geloof in Hem, kunt gij verzoening vinden met de heilige en rechtvaardige God. Zo alleen wordt het Kerstfeest in uw hart.

Welgelukzalig degenen, die geleid worden door de Heilige Geest naar de kribbe van Bethlehem, voor het eerst en gedurig opnieuw. Het is niet zo best gesteld met Gods kinderen, als zij zo gemakkelijk kunnen buiten het Kindeke, neergelegd in de kribbe van Bethlehem. Dan is het: „Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten." Zij u dit op het Kerstfeest tot een oorzaak van schaamte en diepe smart!

Maar de Heere is zo getrouw als sterk! Hij brenge u bij vernieuwing in de schuld, in diepe zonderouw. Hij leide u opnieuw naar de kribbe van Bethlehem, met het Kindeke Jezus. Zo wordt het weer Kerstfeest. Kerstfeest in al dieper zin. Het Kerstfeest van een beschaamd, berouwvol zondaar. Het Kerstfeest, waarop het mag zijn, ziende op het Kindeke in de kribbe gelegd: „Hij moet wassen, maar ik minder worden." Het Kerstfeest, waarop het al eindigt in het: „Ere zij God!" Ziet gij daar grootheid en begeerlijkheid in? >

z.

s. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 december 1950

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

KERSTFEEST

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 december 1950

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's