Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE JUISTE VOLGORDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE JUISTE VOLGORDE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de tot dusver gevoerde correspondentie met onze lezers, is het mij wel duidelijk geworden, dat Vader Brakel niet veel meer gelezen wordt. Dat is jammer. Hij had m.i. een juistere kijk op de gewone weg der bekering dan menigeen in onze dagen. Ik vrees bovendien, dat niet alleen deze oude schrijver minder gelezen wordt dan vroeger. Ik vrees, dat zijn vrienden, de andere oude schrijvers, al evenmin vooruitgaan in de belangstelling. Om een misverstand te voorkomen, wil ik ook gaarne opmerken dat Brakel zeker niet het einde van alle tegenspraak is. Hij is niet de grote geleerde van vroeger, aan wiens gezag ieder zich moet onderwerpen. Volgens Ds. Los, zijn levensbeschrijver, is , , de godgeleerde wetenschap als zodanig door de overigens zeer bekwame man geen enkele schrede voorwaarts gebracht". Schrik er niet te hard van, want volgens de Duitse geleerde Heppe draagt zijn hoofdwerk een „beslist wetenschappelijk karakter". Dat wetenschappelijke is echter voor ons de hoofdzaak niet. Wij achten hem hoog als de man die van God geleerd was en geoefend in de verborgenheden des geloofs. Hellenbroek zegt van hem: „hij was in de beoefening der godzaligheid zonder weerga". Verder zegt Hellenbroek in zijn predikatie tot de gemeente van Ds. Brakel: „Wat heeft hij een licht onder u gebracht omtrent de onderhandeling van de ziel met de Heere Jezus op het verbond der genade, en hoe men, langs zulk een verbondmaking, God op de beloften aanneemt en zich aan de Heere Jezus overgeeft. Misschien met zoveel klaarheid en zo Evangelisch als nooit voorheen, zijnde dat zijn bijzonder talent. Toen Brakel op zijn sterfbed lag, sprak de zieke: „Ik geloof zo vast, alsof ik het al had en met mijn oog zag". Ook: „Ik heb vrede van rondom." Zijn ganse ziekte door betuigde hij zijn onbelemmerde gereedheid en uitgestrekt verlangen naar de hemel en naar de komst van de Heere Jezus.

In de laatste ure voor zijn dood vroeg iemand, hoe het met hem was? Hij antwoordde: „heel wel, ik rust in mijn Jezus, ik ben met Hem verenigd, ik wacht maar, dat Hij. komt, doch ik onderwerp mij met alle stilheid." Zo was vader Brakel. Het waren wonderlijk godvruchtige mannen die oude vaderen, en inderdaad zijn de vrome leeraars van deze tijd in 't gemeen maar nachtpitjes vergeleken met deze heldere sterren.

Nochtans bleven het mensen. Zij kenden ten dele en zij profeteerden ten dele. Aan de andere kant zou ik niet durven schrijven, dat het de reputatie van het Geref. Weekblad zou kunnen schaden, als we het oordeel van Brakel met enige nadruk naar voren brengen.

Een overigens welwillende lezer meende ons dat toch eens te moeten schrijven. Hij had zich gestoten aan de volgorde, die Brakel aangeeft: geloof, wedergeboorte. Nu is er, dat geef ik toe, over deze volgorde te praten. Wij zijn een andere volgorde gewend, n.1. eerst wedergeboorte, dan geloof. Daarbij wordt echter heel dikwijls een fout gemaakt. Men rukt deze twee in tijd ver uit elkaar. Men stelt het voor, alsof er wel jaren kunnen verlopen, tussen de wedergeboorte en het zaligmakend geloof. Deze opvatting mag wel eens aan een nadere overdenking worden onderworpen. Wanneer Brakel stelt dat het geloof in orde aan de wedergeboorte voorafgaat, bedoelt hij niet, dat er enige tijd of veel tijd tussen deze twee verloopt. Neen, op hetzelfde tijdstip, dat men het geloof als een gave ontvangt, wordt men begiftigd met het nieuwe leven. Misschien is het wel goed dat ik Brakels eigen woorden nog eens weergeef, die men vinden kan in hoofdstuk XXXI par. 12 van zijn „Redelijke Godsdienst", deel I. Voor de eerste daad des geloofs is de mens dood, hoe vele voorbereidende bewegingen hij ook mocht ontvangen hebben. Als wij voorbereiding stellen, zo weet, dat wij daardoor niet verstaan beginselen des levens, verre van daar; in al de voorbereidingen is en blijft de mens dood, en zijn daden kunnen God niet behagen, hoe deugdzaam dat ze schijnen. Het eerste beginseltje des levens ontvangt hij met de eerste daad des geloofs, geloof en leven zijn in de tijd gelijk, maar in de orde gaat het geloof voor, als een oorsprong des levens; want daar is geen leven dan in de vereniging met Christus, die hun leven is, en het geloof is het middel van vereniging met Christus, waaruit blijkt de dwaasheid dergenen, die eerst verloochening, die eerst heiligheid zoeken; deze stellen zich in het uiterste gevaar om nooit wedergeboren te worden."

Nu zijn er onder onze lezers, die deze volgorde vreemd vinden en er in verwarring door dreigen te geraken. Die verwarring vindt hoofdzakelijk zijn reden in hun gedachte, dat er eerst leven in de ziel wordt ingestort en in de uitverkorenen breekt dat door tot het ware geloof in Christus, maar tussen deze wedergeboorte en dit geloof kunnen dan jaren liggen. Nog eens, dat is niet de algemene leer der ouden. Integendeel, ook als anderen de wedergeboorte in orde voor het geloof stellen, laten zij deze twee toch ook in tijd samen vallen. De welwillende lezer, die ik zo-even noemde, wijst mij op Boston: „Het verbond der genade", blz. 167 v.v., uitgave „De Banier".

De volgorde van Boston is deze: De zondaren liggen in hun natuurlijken staat dood, levenloos, onbeweeglijk. Zij kunnen al zo min in Christus geloven, noch zich bekeren dan een dood mens kan spreken of wandelen. In deze mens komt nu de Geest van Christus. Die Geest maakt hem levend. Onmiddellijk grijpt deze levendgemaakte Christus aan, omhelst de Borg en Zaligmaker en gelooft. Daar ligt in tijd niets tussen. De eerste daad van de levendgemaakte is: het geloof in Christus beoefenen en daarin zalig te zijn. Misschien dat sommige lezers zich nu ook over Boston verbazen, omdat zij gevangen zitten in de voorstelling, dat de Geest komt in de dode ziel, en dat de zondaar dan leeft en zijn gemis begint te gevoelen, zijn ellende te kennen om soms na jaren door te breken tot het geloof in Christus. Dan vraag ik met aandrang, dat u wel aandacht wilt schenken aan de voorstelling van Thomas Boston, die het heel anders stelt, 't Is maar, dat we ook zijn gedachten eens rustig overwegen. U moet niet denken, dat Boston niet weet van de H. Geest als werkmeester, die in de zondaarsziel allerlei voorbereidende bewegingen werkt. Daarvan kunt ge op andere plaatsen genoeg bij hem lezen. Maar als hij over de wedergeboorte handelt, verbindt hij het komen van de Geest Gods als Inwoner met het geloof in Christus. Nu zijn velen gewend hier het beeld van het kleine kind te gebruiken. Dat kind weent en drinkt en doet van allerlei, maar weet niet wat het doet en wat het is. Eigenaardig is echter, dat men nu zo'n kind in het geestelijk leven voor de ene helft als een zuigeling en voor de andere helft als een knaap of volwassene beschouwt. Men stelt het immers veelal zo voor, dat deze mens, levengemaakt zijnde, zich bewust is van het Godsgemis en van zijn schuld, maar als men over Christus begint is het ineens een kind van één dag, die zich nog nergens bewust van wezen kan. Men moet het mij niet kwalijk nemen, maar is dat geen meten met twee maten? Een briefschrijver wees mij terecht —-'t is genoegelijk al die correspondentie — omdat ik een kind in de wieg wilde feliciteren. Maar als dat kind kan wenen en spreken over zijn zonden, is het dan niet een beetje een wonderkind? Zo'n wonderkind zou dan ook mijn gelukwensen wel kunnen aannemen, dacht ik. In diezelfde brief treffen we dan ook de gedachte weer aan. dat de instorting van het nieuwe leven wel 20, 30 jaar kan sluimeren voordat het tot openbaring komt. We hebben zo-even gezien hoe ver die gedachte afligt van wat een man als Thomas Boston over deze dingen heeft geleerd. Volgens hem is er geen tijdsruimte tussen de inplanting van

het nieuwe leven en het omhelzen van Christus. Zijn bedoeling in dezen tracht hij te verduidelijken met drie beelden. Eerst stelt hij een huis voor, waarin niemand aanwezig is dan een lijk, een dode. Nu is er op dat dorp een man, die doden levend kan maken. Hij gaat ongevraagd dat huis binnen. Niemand noodt hem. niemand doet hem open. Hij gaat toch en komt bij de dode en geeft hem het leven terug. Als hij, levendgemaakt, zijn ogen opslaat ziet hij zijn redder, die hij onmiddellijk begint te danken en te verwelkomen, „terstond" zegt Boston. Zo terstond omhelst ook de levendgemaakte ziel Christus, want als de Geest van Christus in de ziel komt, komt Christus er in en als Christus ingekomen is, wordt de dode ziel levend gemaakt en door geloof omhelst zij hem.

Het tweede beeld, dat Boston gebruikt, is niet het beeld van het kind in de wieg, dat daar 30 jaar in blijft liggen, maar het beeld van Adam in het paradijs. De eerste mens lag daar volkomen dood, hij was maar stof. Doch zodra God in hem geblazen heeft de adem des levens, werd dat levenloze stuk aarde tot een levend volwassen mens, dat horen en verstaan en spreken en God liefhebben en geloven kon en dat ook be-oefende. „Aldus plaatst Jezus Christus, in de tijd der liefde, Zijn Geest in de dode ziel, die zich terstond levend vertoont door geloof, Hem ontvangende en omhelzende, bekend en onderscheiden in Zijn overtreffelijke heerlijkheid. Dat is de gedachte van Th. Boston hierover. Christus grijpt de ziel en die gegrepen ziel grijpt Christus door het geloof.

Een derde beeld ontleent hij aan de begroeting van Elizabeth door Maria, toen het kind Johannes terstond opsprong in haar schoot. Duidelijker hoeft het toch wel niet. En hier doet het er in de zaak, die ons bezig houdt, toch niet veel toe of Brakel in orde het geloof voorop laat gaan en Th. Boston in orde de wedergeboorte. Maar stil even. Is dat waar, dat Boston met de wedergeboorte begint? Hoe noemt hij dat inkomen van de Geest van Christus in de ziel des mensen? Hij noemt dat „de vernieuwing in de dadelijke roeping, waardoor wij bekwaam gemaakt worden Jezus Christus te omhelzen". Hij schrijft ook, dat enige godgeleerden dit de eerste wedergeboorte noemen. Hoe zit dat met het verband van roeping en wedergeboorte? Bij prof. Bavinck, die een zeer groot kenner was van de Gereformeerde Theologie, kunnen we lezen, dat men de wedergeboorte in engeren zin kan onderscheiden in actieve en passieve wedergeboorte. Ik moet eventjes pijn doen, zou de dokter zeggen. In dit geval moet ik eventjes een paar schoolwoorden gebruiken. De actieve wedergeboorte is slechts een andere naam voor de krachtdadige roeping. Hierin is de mens volkomen lijdelijk. Iemand dringt in het huis van een dode binnen en schenkt hem leven. De voorbereidende bewegingen, die aan deze krachtdadige roeping voorafgaan maken de mens niet in eigenlijken zin levend. „God bereidt Zijn werk der genade in de harten voor. Hij wekt in Zachëus de begeerte om Jezus te zien, werkt verslagenheid onder de schare, die Petrus hoort, doet een Paulus ter aarde vallen, brengt de stokbewaarder tot verlegenheid en leidt zo het leven van al zijn kinderen, ook vóór en tot de ure van hun wedergeboorte toe. Ook al zijn ze nog niet van hun zijde, de verzoening en de lechtvaardiging deelachtig. al hebben zij nog niet de wedergeboorte en het geloof, zij zijn toch reeds voorwerpen zijner eeuwige liefde" (Bavinck). Als we nu nog eens aandachtig lezen hoe Boston de levendmaking ziet en daarbij spreekt van een dadelijke roeping, die sommigen de eerste wedergeboorte noemen, dan is het duidelijk, dat de Schotse schrijver hier spreekt over de krachtdadige roeping, die onmiddellijk gevolgd wordt door het geloof in Christus en uit dat geloof in Christus volgt het leven met Christus. Men kan niet zeggen dat wedergeboorte en geloof hier in volgorde staan. Eer kan men zeggen, dat roeping en geloof hier de volgorde is en dat geloof en wedergeboorte dooreengestrengeld liggen. Wat is nu eigenlijk de juiste volgorde? Ik denk dat ze door elkaar heen liggen. Maar de roeping, die een opwekking is uit de doden, gaat aan het geloof zeker vooraf en die roeping kan weer genoemd worden de actieve wedergeboorte en dat verstaat dan Boston weer zo, dat de Heere Jezus in de mens komt wonen en die mens onmiddellijk de Borg en Zaligmaker omhelst, Ik geloof dat we nu in staat zullen zijn met vrucht het verschil te bespreken tussen de aanhef van Artikel 24 van de Geloofsbelijdenis, waarin staat dat wij door het geloof wedergeboren worden en het slot van art. 12 van hoofdstuk 3 en 4 der Artikelen tegen de Remonstranten, waar we lezen dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert. Mag ik dit nog één keertje uitstellen? Het kan ons zeker geen kwaad doen zo'n beetje rond te wandelen in de geschriften der vaderen en in de belijdenisgeschriften der Kerk. Nu heb ik nog twee dingen even aan te roeren. Men schreef mij, dat het veel kan schijnen bij sommigen en toch op niets uitloopt en dat waar werk bij een ander onder de asch van zonde en oude natuur verborgen kan liggen. Dat versta ik wel, maar ik acht het beter hier niet te denken dat de wedergeboorte bij de een onder de asch is, en bij de ander niet is. Ik geloof, dat hier Gods verkiezing het onderscheid maakt. Het komt mij nog altijd gevaarlijk voor om de wedergeboorte ook daar te veronderstellen, waar de omhelzing van Christus niet is. Laten we 'ditmaal luisteren naar Th. Boston, overdenk het maar eens, wat die voortreffelijke dienaar des evangelies heeft geschreven. Ik denk in dit geval bijzonder aan het stuk over de afsnijding uit de natuurlijke stam en de inenting in de bovennatuurlijke stam. Wij moeten niet iets van Christus hebben, maar Christus geheel. Niet een beetje licht of vertroosting, maar Zijn toegerekende gerechtigheid, dus Christus en al Zijn weldaden. Tot de volgende keer hopen we.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 maart 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE JUISTE VOLGORDE

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 maart 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's