Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET JOODSE VRAAGSTUK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET JOODSE VRAAGSTUK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

WAT ZEGT DE SCHRIFT OVER DE TOEKOMST VAN ISRAËL?

Wanneer ik de bovenstaande vraag ga trachten te beantwoorden, loop ik groot gevaar in een zee van gegevens te verdrinken. Daarom zou ik willen voorstellen om voorlopig te blijven bij de teksten uit het N. Testament. We kunnen immers in deze reeks artikelen niet streven naar volledigheid. Het is ons bij dit onderwerp voldoende als we u in de stand van het vraagstuk een blik hebben gegeven. En dan is het voor dat doel zeker noodzakelijk de teksten eens langs te gaan, die het duidelijkst speciaal voor Israël apart zijn geschreven.

Wanneer er b.v. in Romeinen 11 : 2ó staat: , en alzo zal geheel Israël zalig worden", dan kan men zeker wel bekwame uitleggers vinden, die hier aan al de gelovigen uit heidenen en Joden samen denken, maar dat is toch niet waarschijnlijk. In vers 25 wordt er duidelijk onderscheid gemaakt tussen Israël enerzijds en de heidenen anderzijds. Als ik nu over een jaar vrije tijd beschikte en ik zou in dat jaar gemakkelijk de geschreven boeken betreffende dit onderwerp in handen krijgen, zou het misschien mogelijk zijn de vraag, die boven dit artikel staat enigszins dragelijk te behandelen, door een uitlegging te schrijven over Romeinen 9—-11. Deze drie hoofdstukken zijn in de vragen van deze tijd aangaande de verkiezing en aangaande Israël van bijzonder belang. Doch, ai mij, ik heb, om u voor te lichten slechts enkele gestolen uurtjes per week beschikbaar, en dus aarzel ik wel zeer om aan zulke geweldige stukken als bovengenoemde capita te beginnen. En toch ligt in deze hoofdstukken een bijzondere onderwijzing, en een bijzondere strijd onder de uitleggers.

Wie zal deze hoofdstukken recht doorgronden en de verkeerde uitlegging voor aller oog beschamen? Wie is tot deze dingen bekwaam? Hoezeer roept deze tijd om harde werkers onder onze dominees, die gestudeerd hebben, opdat zij de Schrift zouden kunnen lezen en verklaren.

Harde werkers in de gemeente en harde werkers op de studeerkamer, die gedreven worden door het gereformeerde beginsel, dat alleen naar de Schriften is. Ook hiervan geldt: „Bidt dan de Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in zijn oogst uitstote". Immers al werken we hard en we dwalen of we falen, dan doen we meer kwaad dan goed. De oplossing van de grote vragen van de uitlegging der H. Schrift moet heden ten dage veroverd of heroverd worden op een grote menigte afwijkingen van de gereformeerde of Schriftuurlijke waarheid. En dat is de enige moeilijkheid niet. Om de mening des Geestes, die besloten is in de H. Schrift, te verstaan, moeten wij door dienzelfden Geest geleerd en geleid worden.

Maar ditmaal hierover niet meer. Ik wilde op deze dingen maar even wijzen, opdat we samen de goede strijd zouden strijden voor de waarheid Gods. De leraar strijde met zijn hoofd en hart, de gemeente ondersteune de leraars met hun leven en gebed.

En nu verder. Wat leert de Schrift over de toekomst van Israël? Laat ik met een tekst mogen beginnen, die vaak aangehaald wordt. Het is uit Lucas 21 : 24: en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn". De schrijvers, die Israël nog eenmaal over de gehele aarde zien heersen, lezen in deze tekst, dat er eeröt een tijd zal komen, waarin de volken over Israël heerschappij hebben. Dat staat er inderdaad duidelijk. Vervolgens kan men er ook onloochenbaar in lezen, dat die tijd, waarin de heidenen de baas zijn in Jeruzalem, zal ophouden. Maar nu komt het. Volgens de bovengenoemde schrijvers komt er een tijd, dat de volken Jeruzalem zullen eren als hoofdstad der wereld. Kijk, daarvan kan ik nu niets vinden, in dit hele hoofdstuk 21 van Lukas niet. Zo'n uitleg is inleg. Staan doen deze voorspellingen er niet en een dwang om er bij te denken, dat Jeruzalem de hoofdstad der wereld zal worden, ligt er allerminst in opgesloten. Onmiddellijk na vers 24 immers begint de Heiland te spreken over de ondergang der wereld, en dan weten we, inderdaad dat Jeruzalem nog eens een keer de hoofdstad der wereld zal worden op de nieuwe aarde. Maar dan zitten we in de tijd van Openbaring 21. Wij zijn nu echter bezig om te onderzoeken of in deze bedeling Israël een toekomst van leidend volk over alle volken heeft.

Men wijst ons daarvoor ook op Matth. 23 : 39: Want Ik zeg u: ij zult Mij van nu aan niet zien, totdat gij zeggen zult: ezegend is Hij, die komt in de naam des Heeren". In dit vers lezen sommigen zelfs, dat de tempel weer hersteld zal worden, voorzichtig uitgedrukt met deze woorden: want zodra het volk Israël zal zeggen: Gezegend is Hij, die komt in de naam des Heeren", zal Israël zijn Messias weer zien en kan de Tempel weer hersteld worden." Dat kan men toch moeilijk gronden op vers 38: Zie, uw huis wordt u woest ge-' laten". Wanneer iemand hier, bij deze tekst, verband zou willen zoeken met de wederkomst op de wolken en dat een bekeerd Israël zijn Messias dan zal begroeten, daar zou veel voor te zeggen zijn.

Maar van een herbouw van de Tempel en daarvan dat Jeruzalem de hoofdstad der wereld zal worden, staat ook in deze tekst niets.

Mijn voorlopige conclusie is, dat men meer uit deze woorden wil halen dan God ons heeft willen openbaren.

We komen nu tot een tekst, die in dit verband ook wel genoemd wordt, omdat men onder het Koninkrijk Gods verstaat, dat Christus zal heersen op aarde over Israël, en Israël over alle volken, voor de voleinding. De tekst, die ik nu op het oog heb staat in Matth. 16 : 28: Voorwaar zeg Ik u: r zijn sommigen van die hier staan, welke de dood niet smaken zullen, totdat zij de Zoon des mensen zullen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk". Deze tekst geeft ons een goede vingerwijzing voor de uitlegging van vele andere teksten over het Koninkrijk. Het blijkt uit deze tekst, dat het de Heere Jezus heel niet er om gaat om Jeruzalem te maken tot een hoofdstad der wereld in de zin van de hedendaagse koninkrijken. Het gaat de Heiland om het Koninkrijk, dat Hij opricht in onze harten. Daar staat duidelijk in onzen tekst, dat niet allen „ de Zoon des mensen zullen zien komen" of „het Koninkrijk Gods zullen zien", zoals Lucas het uitdrukt. Het zullen er sommigen zijn. Wie zijn dat geweest? Die Galaten 2 : 20, 2 Cor. 5:17, Romeinen 8 enz. hebben beleefd. Dat het de Heere Jezus om die vorm van het Koninkrijk Gods gaat, blijkt niet onduidelijk uit Matth. 12 : 18 of Luc. 11 : 20. Als u deze teksten even na wilt lezen, zullen ze u zeker treffen. Maar om de gedachte van een aardse heerlijkheid voor het Joodse volk te steunen, daar kunnen ze niet voor dienen. Wij willen niet bestrijden, dat volgens de Schrift Israël zal wederkeren naar het Joodse land, hetwelk geschied is. Noch ook dat Israël tot bekering zal komen in het laatste der dagen, wat nog niet geschied is en waar nog

niet de minste voortekenen van zijn, maar wat de Schrift o.i. duidelijk leert.

Doch wij hebben nog niet kunnen vinden, dat de Heere Jezus er belang bij heeft, dat Jeruzalem de hoofdstad der wereld wordt in deze bedeling. Misschien dat het woord uit Matthëus 19 : 28 ons in dezen verder kan helpen: Voorwaar Ik zeg u, dat gij, die Mij gevolgd zijt in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op de troon Zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op» twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten Israëls."

Wanneer men onder de twaalf geslachten Israëls zou verstaan het vleselijk en niet het geestelijk Israël, dan staat er toch niet anders dan dat de Apostelen over dat Israël zullen heersen. Daar staat echter met geen woord, dat het Joodse volk weer

een Tempel zal hebben en de leidende macht in de wereld zal wezen.

Het is echter zeer de vraag of hier alleen van het vleselijk Israël wordt gesproken. Bestaat Israël nog wel afzonderlijk in de tijd, wanneer dit zal geschieden? Het is de tijd van de wedergeboorte. Volgens het nieuwste woordenboek gebruikt Mtt. 19 : 28 dit woord wedergeboorte precies als de Joodse schrijvers van die tijd, Josephus en Philo. Het Joodse geloof aan de opstanding der doden en de vernieuwing der wereld wordt er in uitgedrukt. Lucas 18 : 30 noemt deze tijd der wedergeboofte: e toekomende eeuw. Dus we zijn niet maar aan deze kant van Openbaring 21, doch aan gene kant. Daar krijgen de 12 Apostelen hun beloning, dat zij met Christus over het volk Gods mogen regeren.

Let wel: oordelen is hier niet, dat zij vonnissen uitspreken, maar richten in de zin van het richten der Rechters uit het boek Richteren. En waar nu de tijd, dat de Heiland bedoelt, tamelijk vaststaat, n.1. de tijd, als God alle dingen nieuw maakt, is met de twaalf stammen Israëls bedoeld het volk Gods, dat wedergeboren en bekeerd is en vergaderd uit het ganse menselijk ge - slacht, dus de gemeenschap dergenen, die de zaligheid van het Koninkrijk der hemelen zullen be-erven. Waarom heel dit volk, , , de twaalf stammen Israëls"? Omdat de Christelijke Kerk, volgens Romeinen 11, niet anders is dan de voortzetting van het verbond met Abraham, Izaak er. Jacob. Het beeld in zijn geheel wijst naar de toekomstige heerlijkheid van de 12 stammen onder de heerschappij van de twaalf Apostelen en kan daarom zeer goed als aanduiding van de verheerlijkte gemeente verstaan worden. Het zou ook wel vreemd zijn als de Apostelen in de toekomende eeuw alleen maar verbonden zouden blijken met de gelovigen uit Israël.

Het spreekt van zelf dat deze heerschappij van Christus na zijn wederkomst valt. Iemand brengt daartegen echter in, dat na de voleinding de Heiland Zijn Koninkrijk overgeven zal aan de Vader, 1 Cor. 15 : 24. Op zichzelf is dat een tekst, die een nader onderzoek waard is. Maar dat de Christus, na de wederkomst in geen enkele wijze meer zal regeren, dat strijdt toch wel geheel met de uitspraak, dat Zijn Koninkrijk een eeuwig Koninkrijk zal wezen, 2 Petrus 1:11. Maar hoe is dan het verband met de woorden uit 1 Cor. 15 : 24: Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en de Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij zal teniet gedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht." Ja, hoe is dit te verstaan? Het is alvast volkomen helder, dat de Heere Jezus Koning blijft. Dat volgt uit Luc. 1 : 33 en 2 Petr.

1:11. Het is ook duidelijk dat de Borg en Zaligmaker van de Vader een bepaalde opdracht en heerschappij gekregen heeft. Die bepaalde opdracht had betrekking op het zaligmaken van zondaren. De Heere Jezus had volmacht om de zonde te vergeven, Mc. 12 : 28. Kortom, voor dat hele wonderlijke Middelaarswerk om de werken des duivels te verbreken en zondaren uit de macht van de boze weg te halen. Doch straks komt het einde van alle dingen dezer wereld. Dan houdt het Middelaarswerk van Koning Jezus op. Hij heeft voor de Vader een gemeente gewonnen en toegebracht. De boze is overwonnen, want alle (natuurlijk is bedoeld: oze) macht en kracht en heerschappij is te niet gedaan. Nu verandert de wijze van regeren. Het Koninkrijk van Jezus Christus

verdwijnt en blijft beide. Een bepaalde opdracht en volmacht wordt teruggegeven, omdat het volbracht is, een bepaalde opdracht, ds eeuwige opdracht, blijft. Mei kan dus aan deze tekst moeilijk een bezwaar ontlenen tegen het regeren van de Apostelen na deze eeuw. Men wil dat regeren der Apostelen op het 1000-jarig rijk laten zien, doch zowel het woord wedergeboorte, als de korte tijd verzetten zich daartegen..

Zover we weten hebben we hiermee de voornaamste teksten, die aangehaald werden om de stelling te verdedigen, dat Jeruzalem het wereldcentrum zal worden ej het Joodse volk 't grootste volk ter wereld, besproken. Ten minste voorzover het teksten zijn uit het Nieuwe Testament. We hebben in geen enkele tekst een schijn van bewijs gevonden voor die stelling.

Het verdient in dit verband onze aandacht, dat in Openbaring 20 ook niet over Jeruzalem wordt gesproken. Brakel heeft voorlopig nog gelijk met zijn uitspraak dat het dromerijen zijn, dat Israël het gebied over de ganse wereld zal hebben. Maar lezen anderen in de aangehaalde teksten dan wel, dat Jeruzalem de hoofdstad der wereld zal worden? Neen, maar zij nemen een tekst uit het N. T. en voegen daar een tekst uit het O. T. bij, op de wijze der Jehova-Getuigen, en met een dergelijke methode menen ze, dat het bewijs geleverd is. Eerlijk gezegd ben ik door dit onderzoek een beetje teleurgesteld. Als men ziet welke dikke boeken er geschreven worden over de toekomst van Israël, denkt men, dat er grond voor is in Gods Woord. Ik dacht tenminste, dat ik wel iets zou kunnen vinden, 't Is mij niet gelukt.

We denken nu des te meer aan de woorden van de Apostel: „Wees nuchteren en waakt", bij alles wat u leest ook. Maar geeft dan misschien het O. Testament een duidelijke tekening, die voor geen tweeerlei uitleg vatbaar is, van de toekomst der Joden? Of heeft de Heere slechts zoveel over dit punt geopenbaard, dat wij van het hoe der laatste dagen alleen genoeg weten, tot onze bekering en onze bemoediging? Ik moet er altijd aan denken, dat men uit het O. T. ook nooit een leven van Jezus heeft kunnen opmaken, vóór de geboorte van Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET JOODSE VRAAGSTUK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's