Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET „ONZE VADER”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET „ONZE VADER”

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Mattheüs 6 9. Onze Vader.

„Gij dan bidt aldus: „Onze Vader". De grote Profeet, Christus Jezus, leert ons dus, dat bidden is: spreken met God. Dat is nog al natuurlijk, zult gij misschien zeggen. En ik ben het met u eens: ja, dat moest zeker vanzelfsprekend zijn. Maar ach, met hoe vele gebeden is het geheel anders! Er zijn zovele zogenaamde gebeden, die echter geen gebeden zijn. Is ons bidden niet, van nature altijd, en na ontvangene genade nog maar al te veel, een naar de vorm spreken met God, terwijl in werkelijkheid zelfs niet aan God gedacht wordt? Er is juist op dit terrein zoveel schijn zonder zijn. Het is alles geen goud, wat er blinkt. En wat de publieke gebeden betreft, zijn zij niet veelal meer dan een spreken met God een spreken tot de mensen? Het is, al gebeurt het in een zaal, al zit gij in een gezelschap, al staat gij op de kansel, zo droevig vaak een bidden, staande op de hoeken van de straten, een spreken voor de tribune, een bidden dus, opdat gij van de mensen gezien en gehoord moogt worden.

De Heere Jezus wil ons leren, dat wij bij ons bidden moeten spreken, als in Gods tegenwoordigheid, naderend voor Zijn aangezicht met de begeerte in het hart: , , Ik stel de Heere geduriglijk voor mij." Zo te mogen bidden, dat is een genadeweldaad. Dat - bewaart voor hoogmoed. Dat gebeurt uit de diepte van uw nood en ellende. Dat is een alles verwachten van de Vader der lichten. Dat is een spreken met waarheid in het binnenste, met eenvoudigheid in uw woorden en in uw stem. Tot God te spreken, dat is een naderen tot Hem in Jezus' naam, dat is de verhoring van het gebed om te bidden: , , Heere, leer ons bidden." Tot God te spreken, te bidden, dat moet geléérd worden, dat moet geleerd worden op de school van de Geest der genade en der gebeden.

Men kan bij het gebed God aanspreken met verschillende nemen. Hij heeft er zo vele. En alle bevatten zij een rijke openbaring. Maar, in - het gebed, dat de Heere Jezus Zelf Zijn discipelen geleerd heeft, legt Hij hen op de lippen en in het hart de wonderschone, de innig-tere naam: „Onze Vader." Wie zou de hoge, heilige, alwetende God met déze naam durven aanspreken, als de Heiland Zelf het u niet leerde? O, het is zo te begrijpen, dat velen er tegen zijn, dat het gebruik van het „Onze Vader" wordt vermenigvuldigd en dat zij voor zichzelf er meestal de vrijmoedigheid toe missen. Het is ook zo groot en zo hoog voor stof en as, voor mensen met bezoedelde harten en onreine lippen, God aldus aan te spreken: „Onze Vader!" — Ja, als wij dit dieper beseften, dan zouden wij op de kansel zelfs het Onze Vader niet op onze lippen durven te nemen, omdat wij al meerdere malen hebben gebeden en nu gemakshalve maar vluchten in het , , Onze Vader". Neen, mijn lezer, broeder in de bediening van Gods Woord, daar is dit gebed te heilig voor, daar is de Vadernaam te diep en te teer voor, om hem zo ijdellijk te gebruiken, om er in te vluchten, omdat wij eigenlijk geen gebedsbehoefte hebben.

„Onze Vader!" Als wij deze aanspraak op onze lippen nemen, dan moet het zijn in kleinheid en ootmoed, in verwondering en in aanbidding. Dan moet het zijn in diep besef van uw onwaardigheid: Ziet, hoe grote liefde ons de Vader bewezen heeft, namelijk, dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden. Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent" (1 Joh. 3:1).

Zulk een, die in stof en asse is, die in het Paradijs van God is afgevallen, van zijn Vader is weggelopen, die er alles heeft doorgebracht, die de duivel is toegevallen, en van wie het nu geldt: „Gij zijt uit de vader de duivel, en wilt de begeerte uws vaders doen", zulk een mag nu tot de heilige, rechtvaardige God naderen, en Hem aldus aanspreken: „Onze Vader!" Welk een genadige, welk een wonderlijke vergunning! Welgelukzalig hij of zij, die deze vergunning van de Heere ontvangt. O, als dit u te beurt valt, als gij moogt stamelen: „Abba, Vader!" dan kunt gij het niet op. Dan doorstroomt uw ziel en ook uw lichaam een trillende vreugde. Woorden om haar te vertolken kunt gij niet vinden. Het is alles zo groot. Het is zo Goddelijk wonderbaar. En gij snikt het uit van blijdschap met de psalmist:

Zie, als 't aan woorden mij ontbreekt, Wat d' overdenking in mij spreekt; Verwaardig u uit 's hemels koren, Mijn stem te horen.

Maar, zo vraagt misschien deze of gene lezer, maar hoe zullen deze dingen geschieden? — Ja, die vraag mag zeker wel worden gesteld. Deze vraag moet ook worden beantwoord, naar het licht, dat de Heere ons geeft in Zijn dierbaar Woord en door Zijn goede Geest.

Wij beantwoorden haar echter met grote schuchterheid. Het is alles zo diep en zo hoog. Hier zijn diepten van val, van zonde en ellende, die wij niet peilen kunnen. Hier zijn ook hoogten van zondaarsliefde en verlossing, waar wij niet bij kunnen. Hier is het:

'k Zucht, daar kolk en afgrond loeit, Daar 't gedruis der waat'ren groeit, Daar Uw golven, daar Uw baren Mijn benauwde ziel vervaren.

Maar hier is het ook: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk , die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe" (Joh. 3 : 16).

En hier is het ook in de toepassing van het heil, in verwondering: waarom was 't op mij gemunt? en in aanbidding: „Geloofd zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus." Hier zingt het in uw ziel en gij wilt, dat al Gods kinderen God met u groot maken door samen te zingen:

Komt, luistert toe, gij Godsgezinden, Gij, die de Heer' van harte vreest. Hoort, wat mij God deed ondervinden, Wat Hij gedaan heeft aan mijn geest.

En wat is dat dan? Wat heeftHij gedaan aan de ziel van een, die van God was afgevallen in het Paradijs, en de duivel was toegevallen, aan de ziel van een, die van nature is uit de vader de duivel? — Wel, Hij heeft zulk een gemaakt tot

een kind van God, tot een, die, verlost uit het geweld van zijn helse vader, nu de vrijmoedigheid ontvangt van zijn Redder en Zaligmaker Zelf om te bidden: „Onze Vader!"

Dat is een eeuwig wonder, een wonder van vrije gunst, een wonder, dat geen van Gods gekenden van eeuwigheid kan uitwonderen, kan klein krijgen. Het wordt juist al groter, al minder te vatten, al meer een wonder.

Toch is er wel reden om met elkander stil te staan bij enkele zaken, die hier licht geven, het licht van Gods vrije en rijke genade.

Hoe is dit onmogelijke, dat een kind der duisternis wordt een kind des lichts, een kind des duivels, een kind van God, hoe is dat onmogelijke, als gij in de weg der ontdekking de werkelijkheid van uw toestand krijgt te zien, nochtans mogelijk? Goddelijk mogelijk? Wordt dan Zijn recht niet gekrenkt? Wordt dan Zijn naam niet ontheiligd?

Maar, mijn lezer, dat kan in der eeuwigheid niet! „Sion zal alleen door recht verlost worden." En , , Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen." Daar zorgt God Zelf voor. En Hij doet dat op wonderlijke, op Goddelijke wijze. Daartoe heeft Hij Zijn eigen Zoon niet gespaard. Daartoe is de Middelaar en Verlosser afgedaald in de ruisende kuil en in het modderig slijk, waarin de gegevenen des Vaders verzonken liggen, opdat Hij ze in hun verlorenheid zou kunnen ondervangen met Zijn eeuwige armen. Daartoe is de Borg genageld aan het vloekhout. Daartoe is Hij overgegeven, als ware Hij een kind der duisternis, aan die drie-urige dikke duisternis. Daartoe is het zo ver gekomen, dat de Vadernaam Hem bestierf op Zijn gezegende lippen. In Gethsémané, hoe bang ook, was het nog: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan." Maar aan het kruis was het niet meer: ijn Vader! Daar was Hij ten volle tot zonde geworden, tot een vloek gemaakt. Daar was het van de Vader gescheiden, liggend onder Zijn toorn en gramschap: Mijn God! Mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten? " — En dat al, opdat zondaren, nu van God gescheiden, tot God genomen, en nimmermeer van Hem verlaten zouden worden. In die weg wordt het onmogelijke mogelijk, door en in het borgtochtelijk lijden en sterven van de Borg en Middelaar. O, die eeuwig gezegende Borg, Jezus Christus! Is het niet waar, wat de apostel Petrus schrijft: U dan, die gelooft, is Hij dierbaar"? — Ja, zegt uw ziel, bij het licht van Gods genade, ja, onuitsprekelijk dierbaar en gepast, en algenoegzaam. Heere, leid mij daar al verder en dieper in. — Ja, dank zij dit verlaten zijn van de Vader, waarover de Borg zo bang klaagt, kan de Vader verzekeren aan al Zijn kinderen: Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige" (2 Cor. 6:18).

„Onze Vader." De Heere Jezus is de eniggeboren Zoon van God krachtens de eeuwige generatie. Hij is God uit God, eenswezens met God de Vader en met God de Heilige Geest. Hij mocht zeggen: „Ik en de Vader zijn één."

Maar toch zegt Hij tegelijkertijd ook tot Maria Magdalena bij het geopende, ledige graf: Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijn Vader; maar ga heen tot Mijn broeders, en zeg hun: k vare op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God" (Joh. 20 : 17). Zij echter blijven mensen. Zij zijn geen kinderen Gods uit kracht van de eeuwige generatie, maar door aanneming en wedergeboorte. Lezen wij niet in Galaten 4:4—6: Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de Wet; opdat Hij degenen, die onder de Wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God de Geest Zijns Zoons uitgezonden in uwe harten, die roept: bba, Vader!"

Zij zijn aangenomen kinderen, aangenomen door en in Christus. En nu zijn zij erfgenamen Gods en medeërfgenamen van Christus. Maar toch is er een groot verschil tussen aangenomen kinderen van ménsen en aangenomen kinderen van Gód. Aangenomen kinderen van mensen ondergaan, wat hun karakter, hun ganse bestaan, hun bloedmenging betreft, geen verandering. Wie door aanneming om Christus' wil een kind wordt van de hemelse Vader, wordt in de wedergeboorte door de Heilige Geest een nieuw schepsel. Het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden" (2 Cor. 5:17).

In deze Vadernaam ligt het ganse Evangelie van Gods ontferming opgesloten. Die naam bepaalt ons bij de uitdelging van schuld: „De schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan." Die naam verzekert ons de vergeving van zonden: „Ook ziet Gij geen van hunne zonden »» aan.

Die Vadernaam predikt ons de verzoening met God door het bloed van Christus:

Gij vindt in gunst, en niet in wraak [Uw lust; De hitte van Uw gramschap is geblust.

Die Vadernaam spreekt ons van een geopende toegang tot de troon der genade, van een herstelde gemeenschap, en van een ontsloten Vaderhart, waar een aangenomen, een wederomgeboren kind met alles komen mag, zodat zulk een mag vragen ook voor de toekomst:

O, heilrijk God, weer verder ons verdriet, Keer af Uw wraak, en doe Uw toorn [te niet.

En de ware bidder, die in Jezus' naam bidt: „ Onze Vader!", hij mag ook geloven en verwachten, dat er ter bekwamer tijd antwoord komt:

Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft; Hij spreekt gewis tot elk, die voor Hem leeft. Zijn gunstgenoot van blijde troost en vreê. Mits hij niet meer op 't sporr der dwaasheid treê.

Wat liggen er toch een xijke, vertroostende gedachten in die naam „Vader". Hoeveel te meer dan nog, als wij leren mogen met de discipelen te bidden: „Onze Vader". Doch daarover, zo de Heere wil, de volgende week. Vraag nu alvast maar: hoe sta ik tegenover dat „onze"? - — Ben ik daarin begrepen?

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

HET „ONZE VADER”

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's