Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profetieën van Zacharia

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profetieën van Zacharia

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET VIJFDE VISIOEN

V.

Verder antwoordde ik. en zeide tot hem: at zijn die twee olijfboomen. ter rechterzijde des kandelaars, en aan zijn linkerzijde? En andermaal antwoordende, zoo zeide ik tot hem: at zijn die twee takjes der olijfboomen, welke in de twee gouden kruiken zijn, die goud van zich gieten? En Hij sprak tot mij, zeggende: eet gij niet, wat deze zijn? En Ik zeide: een, mijn heere." Toen zeide hij: eze zijn de twee olijftakken, welke voor den Heere der gansche aarde staan. Zacharia 4:11 — 14.

Nadat de profeet den kandelaar had aanschouwd, die op wonderbare wijze van olie werd voorzien, vroeg hij aan den tolkengel, wat deze dingen beduidden. Naar aanleiding van het visioen kreeg Zacharia een boodschap voor Zerubbabel, in verband met den herbouw van den tempel. Bemoedigende woorden mocht Berechja's zoon vernemen. Nog was de blik van Zacharia op den kandelaar gevestigd; een paar zaken waren hem niet duidelijk geworden, en zoo informeerde hij naar de beteekenis van de olijfboomen, die zich aan weerskanten van den luchter bevonden. Zonder het antwoord af te wachten, stelde hij een tweede vraag — wel een bewijs, hoe begeerig hij was naar een nadere onderrichting. De profeet zag twee takjes, die in een paar gouden kruiken hingen. Het Hebreeuwsche woord voor „takjes" geeft te kennen, dat het loten waren, rijk met vruchten, met olijven, beladen. En die takjes goten „goud" van zich; dat wil zeggen: zonder dat iemand de olijven uitperste, drupte de gele olie, als vloeibaar goud, uit de twijgen in de twee kruiken (of trechters). Vandaar stroomde de olie naar het kruikje (het reservoir), dat in het 2e vers is vermeld; en voorts liep de olie door de pijpen in de zeven lampen op den kandelaar. Het was zeer ingewikkeld en geheimzinnig; zoo behoeft het ons niet te bevreemden, dat de profeet eenige keeren zijn onkunde beleed, en om opheldering verzocht.

Zacharia ontving voorlichting. De tolkengel verklaarde: „Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der gansche aarde staan." In het oorspronkelijke lezen wij: „Dit zijn de zonen der olie — de mannen, die met de olie (des Geestes) gezalfd zijn." Welke personen zijn daarmede aangewezen? Sommigen meenen, dat aan de profeten Haggaï en Zacharia te denken is. De twee takjes uit het visioen dienden, om de lampen van den kandelaar brandende te houden — desgelijks waren Haggaï en Zacharia geroepen en door den Heiligen Geest bekwaamd, om de Kerk des Ouden Verbonds, volgens Jehovah's beschikking, het licht der openbaring als een luchter te doen uitschijnen. Inderdaad, het is bepaaldelijk door den dienst des Woords, cat het Gode behaagt ook de Gemeente eer Nieuwe Bedeeling aan haar bestemming te laten beantwoorden. De beide olietakken zijn dan het zinnebeeld van degenen, die — met Haggaï en Zacharia — gesteld worden in het midden der gemeente tot haar welzijn. Bij deze beschouwing past Openb. 11, waar sprake is van twee getuigen: „Deze zijn de twee olijfboomen en de twee kandelaren, die voor den God der aarde staan" (4e vers). Er is sprake van twee getuigen; dit beduidt ten eerste, dat hun boodschap, in eenstemmigheid gebracht, waarachtig is, en ten andere, dat er, ondanks de eenparigheid, toch verscheidenheid is in de wijze van mededeelen. Haggaï en Zacharia voegden zich tezamen als een rechter-en linkerhand; zij hadden één taak: aanvuren tot herbouw van den tempel: doch elk hunner predikte, onder de bezieling des Geestes, in eigen trant.

Vele Schriftverklaarders — die het bovenstaande geenszins loochenen — zijn echter van oordeel, dat met de twee olijftakken Jozua en Zerubbabel bedoeld zijn. Over Jozua, den hoogepriester uit Aarons geslacht, handelde het 3e kapittel; met Zerubbabel, den telg uit Davids koningshuis, is het 4e hoofdstuk bezig. En nu treden zij tenslotte gezamenlijk voor ons. Door hun dienst en bemiddeling zou Jehovah Zijn bondsvolk tot Zijn geestelijken tempel formeeren, en als den drager van het licht Zijner openbaring in een verduisterde wereld plaatsen. Waren deze mannen van en uit zichzelf tot zulk een grootschen arbeid in staat? Allerminst. Maar zij heeten in onzen tekst „zonen der olie"; en in dien naam ligt uitgedrukt, dat zij Gods gezalfden waren. De Heere zonderde hen af tot het werk, waartoe Hij hen verkoor; de Heere verleende hun kracht en wijsheid, opdat zij een deugdelijk instrument in Zijn hand zouden wezen. Het zou voor Jehovah niet te wonderlijk zijn geweest, den kandelaar zonder de olietakken van brandstof te voorzien; evenmin had hij Jozua en Zerubbabel noodig ten profijte van Zijn Kerk, doch het was naar Gods souverein welbehagen, de beide mannen in te schakelen bij de volvoering van Zijn raad.

Jozua en Zerubbabel vertegenwoordigen, evenals Aaron en Mozes, de kerkelijke en de wereldlijke overheid; eendrachtig hadden de twee groepen van ambtsdragers de belangen van de Gemeente des Heeren te bevorderen. Ook de wereldlijke overheid heeft hier een roeping; artikel XXXVI van de Ned. Geloofsbelijdenis wijst, in gehoorzaamheid aan de Schrift, daar met nadruk op. Welk een schromelijk verzuim moeten wij in dezen bij de regeering des lands constateeren; ons volk gaat echter evenmin vrij uit, daar het bij de verkiezingen niet nauwlettender toeziet, zijn stem uit te brengen op personen, van wie verwacht mag worden, dat zij den eisch des Woords eerbiedigen.

Jozua en Zerubbabel, de hoogepriester en de vorst, zijn voorts in hun ambtelijke bediening een type, een voorafschaduwing, van Immanuël; Hij is „de Zoon der olie" bij uitnemendheid, want de Heilige Geest rust op Hem niet met mate. In eenigheid des Persoons is Hij Hoogepriester en Koning tegader; door Zijn Middelaarschap is er een Gemeente, die als een gouden kandelaar in de wereld staat opgericht, om het licht des Hemels uit te schijnen. Hij is de Messias, de Christus, de Gezalfde. Welk een arbeid heeft Hij verricht. De Hoogepriester — die geen ontzondiging behoefde, gelijk Jozua blijkens Zach. 3 — gaf Zichzelf tot Offerlam ter verzoening; in dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid vervulde Hij de Wet, en droeg Hij haar vloek; plaatsbekleedend schonk Hij genoegdoening aan de beleedigde Oppermajesteit, aan den vertoornden Rechter; tot den prijs van Zijn bloed verwierf Hij den levendmakenden Geest voor zulken, die dood waren door de misdaden en de zonden. En de Koning, de meerdere Zerubbabel, bouwt op Zijn volbrachte borgwerk — het hechte en duurzame fundament — de Kerke des Heeren, de Gemeente der verkorenen, naar het gemaakt bestek; ook zendt Hij den verworven Geest uit, opdat Deze den Christus Gods verheerlijke voor de oogen en in de harten der bondelingen, door hen uit de volheid van den Goël de gewisse weldadigheden Davids toe te eigenen. Uit de twee olijftakken werd Zacharia's kandelaar van het noodige voorzien; door middel van Jozua en Zerubbabel was Jehovah werkzaam met Zijn erfdeel — het is een aanschouwelijk beeld, een profetie, hoe de Priester-Koning aan Zijn ware Kerk den Geest, onmisbaar ter zaligheid, verschaft.

De olijfboomen stonden vast-geworteld in den bodem, en ontleenden daaraan hun sappen, hun vruchtbaarheid. Nu, zoo is (de Middelaar gefundeerd in het eeuwig voornemen Gods. Vóór de grondlegging der wereld werd Hij gesteld als „Zoon der olie", opdat door Zijn bediening een volk, rijp zijnde voor de buitenste duisternis, nog gelijk een gouden kandelaar zou stralen, en de deugden des Allerhoogsten zou vermelden. Komt, en aanbidt de daden van den Drieëenige. Er zou geen Kerk wezen, zonder de toevergadering en inwoning van den Derden Persoon; er zou geen olie des Geestes vloeien, zonder de twee olijftakken, dat is zonder het dubbele werk van den meerderen Jozua en den grooten Zerubbabel; er zou geen Middelaar als verdienende oorzaak bestaan, zonder den vredesraad van den Vader, die de bewegende oorzaak, de grond des heils is. O, verstaat het toch: Uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen; Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.

„Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der gansche aarde staan." Er zijn een paar woorden in onzen tekst, die nog een nadere overweging vorderen. De olietakken staan „voor' den Heere, voor Zijn aangezicht. Daarmede is gezegd, dat zij gereed zijn tot 's Heeren dienst. Jozua en Zerubbabel wachtten op de bevelen van Jehovah, om ze vervolgens „dienstvaardig, tot Zijn eer", ten uitvoer te leggen. Zoo stond ook Christus

voor Zijn Vader; het was immers Zijn spijze den wil te doen Desgenen, die Hem gezonden had. Sommigen lezen, dat de olietakken „bij" den Heere stonden. Dan is bedoeld, dat zij onder 's Heeren hoede en bescherming waren. Jozua en Zerubbabel werden dus bemoedigd: temidden van vijandiggezinden verkeerden zij in geenen deele zonder veilige beschutting. Evenzoo was Christus bij den Vader wèlgeborgen; alleen in de duisternis van Golgotha moest de schuld-overnemende Borg uit de helsche verschrikking der Godverlatenheid roepen naar Omhoog.

„Deze zijn de twee olietakken, welke voor den Heere der gansche aarde staan." Waartoe dient de bijvoeging „der gansche aarde"? Was de geheele wereld betrokken bij hetgeen in Jeruzalem, onder enkele tienduizenden Joden, gebeurde? Inderdaad, zoo is het. De namen der toenmalige vorsten waren destijds alom vermaard; doch hun glans is reeds lang verbleekt. Jozua en Zerubbabel - genoten in hun dagen weinig bekendheid; maar als Gods olietakken deden zij eeuwigheidswerk. Hun tempel gewaagde van 's Heeren heiligdom, het Koninkrijk der hemelen, dat onder alle volkeren en talen zou worden opgericht. En in hun tempel zou Hij verschijnen, die bij uitstek „de Zoon der olie" mag heeten; Hij toch kon verklaren: „De Geest des Heeren Heeren is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart; om den gevangenen vrijheid uit te roepen; en den gebondenen opening der gevangenis." De Heere liet Zacharia's vijfde nachtgezicht in Zijn Bijbel opnemen, opdat de gansche aarde zou weten, dat Hij, die meer is dan Jozua en Zerubbabel, vreugdeolie biedt in plaats van treurigheid.

Onze Catechismus vraagt: „Waarom wordt gij een Christen genaamd? " En het antwoord luidt: „Omdat ik Zijn zalving deelachtig ben." Lezer, lezeres, is zulks met ons het geval? Mogen wij getuigen, dat wij uit de nimmer opdrogende oliebron bediend worden, en ons lampje daarom schijnsel geeft, Gode tot eer, den naaste ten voordeel? Ach, indien wij door den Geest geen band aan de olijftakken hebben, zoo staan wij nog voor en bij den satan, en Gods heiligdom blijft voor ons gesloten. Het zai wat wezen, de heilmare telkens te hebben gehoord, en ons hart «te hebben afgekeerd. De olie der genade vloeit voort; vraagt dan, dat er ook in u een pijpje uitmonde, dat gij dus in den weg des geloofs bevindelijk kennis krijgt aan een gevenden Christus en aan een verzoenden Vader, door de bearbeiding van den Heiligen Geest.

Gods kinderen hebben te klagen, dat de toevoerbuis nog zoo menigmaal verstopt geraakt door hun ongerechtigheden. Blaze de Geest door het pijpje, zoodat de belemmering wordt opgeheven, en de olie weder toegang hebbe. Of meent gij soms, dat uw lamp niet anders is dan een rookende vlaswiek, dat gij meer walm dan licht verspreidt? Veracht den dag der kleine dingen niet. De Kerk is Gods kandelaar, doch niet aller schijnsel is even helder. Verblijdt u echter, bekommerden, zoo gij tot den kandelaar moogt behooren, en ziet uit naar den dag, wanneer hetgeen thans ten deele is, zal zijn teniet gedaan.

Gelukkig is het volk, dat voor en bij den Heere der gansche aarde krijgt te staan. De Sionieten buigen, zij knielen, zij aanbidden, dewijl hun barmhartigheid is geschied.

Utr.

E. v. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 september 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De profetieën van Zacharia

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 september 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's