Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wanneer heeft God de Zijnen uitverkoren?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wanneer heeft God de Zijnen uitverkoren?

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zijn bezig geweest, dat weet u, om een gedeelte van het geschrift, dat handelt over , , De Uitverkiezing" en dat geschreven is door Dr. Woelderink, aan een nadere toetsing te onderwerpen. Natuurlijk heeft de schrijver, dat ook reeds gedaan, maar bij gelegenheid van ons onderzoek naar de bijbelse gegevens inzake het „boek des levens" bleek ons, dat twee meer weten dan één. Ieder mens zit gevangen in zijn eigen gedachtegangen. Het schijnt, dat deze op den duur gaan werken als de vroegere oogkleppen bij de paarden: en kan de dingen OJD zij niet meer zien. Daarom is het goéd, dat wij elkaar helpen en elkanders aandacht er op vestigen, dat er nog meer dingen b.v. in de Bijbel staan, dan die wij altijd recht in onze blik hebben. Wij hebben gezien bij de behandeling van de teksten, die spreken over het boek des levens, dat de namen daarin geschreven staan „van voor de grondlegging der wereld". Wij menen verder, dat de Schrift ook in andere gedeelten, waar over de verkiezing gesproken wordt, denkt aan een verkiezing, die geschied is, voor iets van ons begon te leven. Dr. Woelderink wil echter een andere kant uit. Hij wil de verkiezing, en dan ook de verwerping als daden Gods in de historie zien. Dat blijkt heel sterk uit het hoofdstuk van zijn werkje, waarboven als opschrift staat: De Schriftuurlijke zin van het woord uitverkiezing". Nu zullen de meeste van mijn lezers wel de gedachte hebben, dat de verkiezing als een daad Gods beschouwt moet worden, waardoor een besluit is gevallen en dat dit besluit genomen is in de eeuwigheid. De Schrift zegt in Hand. 15 : 18: Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend".

Dit\an betekenen, dat God steeds bezig is met de dingen te doen, die Hem van eeuwigheid bekend zijn. Dan zijn ze Hem natuurlijk bekend als Zijn eigen besluiten, als gedeelten van Zijn Raad. Het is echter ook mogelijk, dat we deze tekst anders moeten vertalen. De Nieuwe vertaling leest: (de Heere doet deze dingen) „welke van eeuwigheid bekend zijn". Natuurlijk zijn ze dan ook Gode bekend. Prof. Brouwer wandelt echter meer in een andere lijn als hij overzet in vers 18: „spreekt de Heere. die deze dingen van het begin der wereld bekend doet zijn". Prof. Grosheide stapt in deze lijn met hem mee, als hij voor de waarschijnlijkste vertaling houdt: „die deze dingen van eeuwigheid kenbaar maakt".

Een aandachtig lezer, die het goed vindt, dat elk woord van de Schrift geproefd en beluisterd wordt, om steeds dieper in die kostelijke openbaring Gods — zo de Heere Zijn Geest aan de onderzoeker schenkt — door te dringen, vraagt zich zelf misschien af, waarom de ene professor vertaalt: van het begin der wereld af" en de andere, — trouwens dat doet ook de N. V. en anderen, - „van eeuwigheid af". Hoe komt dat? Ja. in het oorspronkelijke staat: an den beginne. Maar uit het verband moet blijken welk begin is bedoeld. Dat hebben we meer in teksten, waar deze uitdrukking wordt gebruikt. Neem b.v. eens 2 'Thess. 2 : 13. Daar staat: Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat God u van den beginne verkoren heeft tot zaligheid"...

Prof. Brouwer kiest hiervoor „van het begin van de prediking van het evangelie". Toch staat dat lang niet zo vast. Er is niet voor niets een spreekwoord dat ongeveer zegt: een tekst vertalen is een tekst verraden, een tekst overzetten is een tekst ver-

zetten. Volgens „Kittel" — u weet wel dat gezaghebbend Woordenboek — gaat het vermoedelijk niet over een verkiezing van de geboorte af, maar van de voortijd af, dus van eeuwigheid. Hier zou dan Dr. Woelderink weer een tekst hebben, waar hij zo ijverig naar gezocht heeft, een tekst, waarin gesproken wordt van een eeuwige verkiezing.

Doch luister. Het is bekend genoeg, dat men van Duitse Godgeleerden niet Eerwachten moet, dat zij het leerstuk der praedestinatie enige voet willen geven. Zo vinden .we bij bovengenoemde uitspraak over de vermoedelijke betekenis van de woorden „van den beginne een noot: „natuurlijk wordt hier niet bedoeld praedestinatie in de latere kerkelijke zin". Dat kunnen we laten rusten, want wij willen bij de bijbelse zin blijven, nu wij maar weten, dat volgens deze deskundige schrijver het Griekse woord met de eeuwigheid in verband gebracht moet worden, weten wij genoeg. Prof. van Leeuwen schrijft: Het „begin" waarvan de Apostel spreekt, is niet het begin van zijn prediking, ook niet van zijn verkondiging van het evangelie in Macedonië, maar is absoluut bedoeld.

Volgens Dr. Woelderink op blz. 51 is deze tekst van de grootste betekenis. Hij meent ook in de kanttekening bij deze tekst genoegzame reden te kunnen vinden om de kanttekenaren een duwtje te geven. Ook ditmaal, naar we menen, niet terecht.

Doch oordeel zelf: De kanttekenaren gevoelen er het meeste voor om dit „van den beginne" (uit 2 Thess. 2 : 13) te verklaren als: an den beginne der wereld, en dit weer als van vóór de grondlegging der wereld. Maar deze verklaring kan niet juist zijn, omdat van af het begin, zoals er in het oorspronkelijke staat, iets anders betekent dan van voor het begin. Van vóór de grondlegging der wereld kan nooit gelijk zijn met vanaf de grondlegging der wereld. Daar hebben de kanttekenaren waarschijnlijk zelf iets van gevoeld, want zij haastten zich er bij te vermelden, dat anderen hier denken aan de dadelijke uitverkiezing, waardoor iets metterdaad wordt afgezonderd."

Dus de kanttekenaren staan iets voor, at niet kan. Zij hebben daar zelfs weet an gehad, en zijn toch gebleven bij een oorstelling, die niet kan. Dat is natuurlijk m hun verkeerde voorstelling der verkieing maar te verdedigen! Maar gelukkig

spreekt hun exegetisch geweten nog zo krachtig, dat zij, ter vergoeding van hun verkeerde doen, ook de mening van anderen vermelden. Zij haastten zich om dat te doen. Nu ik wilde dat Dr. Woelderink zich ook gehaast had om naast zijn mening die van anderen medé te delen. Dit vind ik in de kanttekenaren prijzenswaardig, en we menen het af te moeten keuren, dat deze prijzenswaardige objectiviteit „verklaard" wordt uit een waarschijnlijk weten, dat zij zelf hardnekkig een verkeerde uitlegging voorstaan.

Dr. Woelderink schrijft nog al boud. Daaraan hebben de kanttekenaren echter mede schuld. Zij leren: van den beginne der wereld". De auteur gaat op grond daarvan logisch redeneren. Niets op tegen als men eerst van alle gegevens kennis heeft genomen. Wanneer de geachte schrijver ook verder de aanwijzing van de kanttekenaren had gevolgd, had hij 1 Joh. 1 : 1 of Joh. 1 : 1 opgeslagen. Dan had hij daar ook de uitdrukking „van den beginne" en „in den beginne" gevonden. Waarschijnlijk had hij zich dan ook Genesis 1 : 1 herinnerd. Vervolgens had hij zich gehaast kennis te nemen van de commentaar van een gereformeerd deskundige als prof. van Leeuwen. Hij had ook „Kittel" kunnen raadplegen en dan was die schijnbaar sterke logische redenering wel in de pen blijven steken. De kanttekenaren hebben zich in hun verklaring van „van den beginne" aangesloten bij Micha 5 : 1 en Joh. 1:1. Wanneer Dr. Woelderink zakelijk gelijk zou hebben, dan zou in Joh. 1 : 1 staan: , in het begin der wereld was het Woord". Dat is een vertaling waarvoor onze doctor waarschijnlijk weinig bijval zou vinden. Dus minstens kunnen we en waarschijnlijk moeten we in 2 Thess. 2 • 13 lezen, dat God van den beginne, dus „van voor alle tijden" hen had verkoren. Mij lijkt dat Kittel en prof. van Leeuwen dit beter verstaan dan Dr. Woelderink. Nu moeten we echter weer haastig naar het begin van onze redenering terug. We waren aan het betogen, dat de gewone opvatting van uitverkiezing is, dat God Heere, voor de tijden dezer wereld, vastgelegd heeft, wie er zeker zalig zouden worden, al zouden zij zelf zich met hand en tand tegen de weg om zalig te worden verzetten. Nu meent Dr. Woelderink, dat deze gewone opvatting ontzettend gevaarlijk is. Dat kan wezen. Doch iets kan zeer gevaarlijk wezen en al menig mens verwond hebben en toch goed zijn. Een scheermes b.v. Als er mensen zijn, die zich ergeren aan de leer der uitverkiezing, of die zich daarachter verschuilen of zo iets, moesten misschien die mensen veranderen. Als men 'n scheermes gebruikt om mee te eten en als men er de spijze mee aan z'n mond wil brengen, dat is ongetwijfeld gevaarlijk. Maar eten moet men met andere' voorwerpen doen. Zo moet men zeker de waarheid der uitverkiezing gebruiken, om alle roem van de mens af te snijden, doch als de vraag in ons begint op te rijzen, of er enig middel is om de straf, die wij verdiend hebben te ontgaan, dan moet men acht slaan op andere waarheden.

Wat wil Dr. Woelderink nu? Ik weet het niet, het is weer precies als met het stukje van zijn boekje, dat handelde over „het boek des levens", hij wil m.i. twee dingen gelijk. Doch laat ik zijn duidelijke uitspraken eerst nemen en dan moeten we zeggen: e schrijver oordeelt dat er geen verkiezing van eeuwigheid is. Op blz. 47 kan men deze zin vinden: We staan hier voor grote moeilijkheden, maar men heeft ze onnodig vermeerderd door verkiezing en verwerping haar plaats te geven in het eeuwig besluit, dat niet meer veranderd kan worden". Als ik nu met mijn gewone verstand deze zin lees, dan vind ik er dit in, dat er een eeuwig besluit is. Dat zal dan zeker de eeuwige raad en voorzienigheid Gods zijn, waarvan in Zondag 9 gesproken wordt. Dus de auteur erkent, dater bij God een raad, een voornemen, een besluit is. Doch daar is niet in begrepen, volgens Dr. W., of er iemand zalig zal worden. In dat besluit Gods wordt niet gesproken over een verkiezing tot het eeuwige leven, ook niet over een verkiezing van het volk Israël om Gods volk te zijn, dat valt er allemaal buiten. Wat wil de auteur dan? Hij wil verkiezing en verwerping zien, als iets dat God elke dag opnieuw doet. Vandaag verkiest de Heere iemand, morgen verwerpt Hij hem weer en overmorgen wordt de verkiezing vernieuwd. U ziet dus, dat de schrijver in dezen precies op hetzelfde standpunt staat als bij zijn bespreking van „het boek des levens". Daar schreven en schrapten de engelen ook in van dag tot dag. Ik geloof niet, dat Dr. Woelderink in dezen het Woord Gods juist weergeeft. Maar toch is het goed ook naar hem te luisteren, als hij ons opmerkzaam maken wil op de spreekwijze der H. Schrift. Daar wordt in de Schrift niet alleen van een verkiezing Gods gesproken, die in de eeuwigheid geschiedde. De kanttekening op 2 Thess. 2 : 13 luidt als volgtr^ï? . der wereld gelijk Micha 5:1; Jofi. 1 : 1 d.i. van eeuwigheid af voor de / grondlegging der wereld Ef. 1 : 4 hoewel het enige andere verstaan van het begin als hen het evangelie is verkondigd, wanneer hen God door Zijn Geest uit den verdorven hoop der mensen heeft verkoren, of uitgezonderd: elijk het woord verkiezen of uitnemen, ook elders wordt gevonden. Ziet Joh. 15 : 16 en 1 Cor. 1 : 27. Dan de eerste verklaring schijnt op het volgende vers zo bekwamelijk te passen, dewijl de verkiezing, waar Paulus hier van spreekt voor de roeping gaat, gelijk ook te zien is Rom. 8 : 29, 30 en 9 ; 23, 24, maar de dadelijke uitverkiezing uit de verdorven hoop der mensen, die in de tijd geschied, volgt na de roeping: ewijl dezelve uitzondering door de roeping des evangelies wordt teweeggebracht."

Dus hier worden tegenover elkaar gesteld, die verkiezing, die een besluit is om iemand uit te kiezen en in de weg van wedergeboorte en geloof zalig te maken, en het begin van die weg tot de zaligheid, als God iemand roept, inwendig roept en alzo roepende zegt: verkies ik. In het ene geval zijn de voorwerpen der verkiezing nog niet naar lichaam en ziel aanwezig en in het tweede wel. Het voornaamste lijkt mij niet of God geopenbaard wordt als hebbende een besluit genomen in de eeuwigheid of in de tijd, dat kan beide aan onze geboorte of aan onze volwassenheid voorafgaan. Daarom lijkt mij bovenstaande tegenstelling beter uit te drukken wat de dadelijke verkiezing is. De mensen zijn aanwezig en God kiest uit hen, met voorbijgang van anderen. Zo kan men m.i. de uitverkiezing van Jakob geen dadelijke verkiezing noemen. Daar staat van in Genesis 25 : 23: En de Heere zeide tot haar: wee volkeren zijn in uw buik, en twee natiën zullen zich uit uw ingewand vanéén scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk, en de meerdere zal de mindere dienen". De Heere deelt hier een besluit mee. Daar zijn nog geen volken, maar God heeft besloten, dat zij er zullen zijn. Ook heeft de Heere besloten, hoe de verhouding van die volken zal zijn en van die twee kinderen, die nog niet geboren zijn. Wat Dr. Woelderink, als ik hem goed begrijp, ontkent staat hier klaar beschreven: acob en Ezau zijn onder een besluit Gods geplaatst, nog eer zij geboren waren en eer zij iets goeds of kwaads gedaan hadden. Wanneer is dat besluit genomen? Dat staat niet met zoveel woorden in Genesis 25 : 23. Daar wordt echter m.i. een voornemen Gods bekend gemaakt, geen daad die hij al sprekende volvoert, en zou de eeuwige God voornemens hebben, die niet eeuwig zijn? Prof. Aalders merkt op: En daarmede is dan tevens nog een andere ontzaglijke waarheid geopenbaard: at 's mensen lot en bestemming niet wordt bepaald door zijn eigen zijn en doen. De Apostel Paulus laat hierop allen nadruk vallen, dat de voorzegging gegeven werd „als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden." Rom. 9:11. We staan hier voor het souverein Goddelijke feit van de uitverkiezing." Het komt mij voor, dat dit moeilijk tegen te spreken is. En in die gedachte worden wij versterkt als we Romeinen 9 : 11, 12 naast Genesis 25 : 23 leggen. Daar lezen we: Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit den werkende, maar uit den Roepende; zo werd tot haar gezegd: De meerdere zal den mindere dienen." In Romeinen 9:11 staat dus te lezen, dat Gen. 25 : 23 openbaring van Gods besluit is. De Heere sprak tot Rebekka. Hij sprak met een doel. Hij sprak, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is — men kan ook vertalen: Gods vrije raadsbesluit" of , „de verkiezende voorbeschikking Gods" — vast zou blijven of „van kracht zou blijven". Dat voornemen of dat besluit was er eerst. En aangezien de eeuwige God al zijne werken van eeuwigheid bekend zijn en God niet is als een mens, die niet weet, wat hij morgen besluiten zal, moeten we in Gen. 25 : 23 wel denken aan de openbaring van Gods eeuwig voornemen. Het komt mij dus voor dat Dr. Woelderink op blz. 45

wel wat verder gaat, dan hij verantwoorden kan. Hij zegt daar: Immers het woord, waarop de Apostel zich beroept: e meerdere zal de mindere dienen, is niet een woord uit het eeuwig besluit". Hoe weet de doctor dat? Hoe weet hij, dat God het niet van eeuwigheid bij zichzelf had voorgenomen? Ik meen, dat Rom. 9:11 ons niet toestaat het anders te denken. En in elk geval is het een besluit waaronder Jacob en Ezau staan, nog voordat zij zijn geboren, een besluit, dat niets geen rekening houdt met'hun daden. Als ik de .auteur goed versta, wil hij al te mensefijlTvan God denken, alsof de Heerê zijn besluiten pas neemt, zoals een mens ze neemt, die uit twee objecten kiest, die er zijn. God kiest uit hetgeen er niet is, eer de kinderen nog geboren zijn, en dat kan niet meer veranderd worden.

Maar op hetgeen Dr. Woelderink wil, , moeten we nog eens terug komen, want daar is nog niet zo gemakkelijk achter te komen. We hebben nu stil gestaan bij Hand. 15 : 18. Daar kwamen wij het woord , , van den beginne" tegen. Dat bracht ons op 2 Thess. 2 : 13, waar het gelijk aan de kant van de kanttekenaren bleek te liggen. Op onze wandeling door de Schrift stonden we vervolgens stil bij Gen. 25 : 23 en Rom. 9:11. Van het laatste vers zegt E. Kuhl: De opvatting van de goddelijke praedestinatie wordt hier in de scherpste vorm voorgedragen. Het is vergeefse moeite, deze door welke tussenkomende gedachte ook te verzwakken, b.v. door de gedachte, dat God het geloof van de een of het zedelijk gedrag van de ander vooruit weet, of wat men - nogjneer wil."

Zo is het wel. Wat ons opvalt is dit, dat we in de uitleg van de teksten telkens van Dr. Woelderink moeten verschillen. O.i. is exegese niet zijn sterkste zijde en dat is in deze jammer, want het is niet goed, dat onze gedachten over het hoogstgewichtige stuk der uitverkiezing op onze beschouwingen rusten, b.v. op een algemeen idee van de liefde Gods. Maar als u het goed vindt willen we nu graag stoppen om de volgende keer D.V. bij andere teksten stil te staan. Het Woord Gods is altijd nuttig, als het recht overdacht wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Wanneer heeft God de Zijnen uitverkoren?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 september 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's