Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profetieën van Zacharia

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profetieën van Zacharia

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET ACHTSTE VISIOEN

II.

Aan welken wagen de zwarte paarden zijn. die paarden gaan uit naar het Noorderland; en de witte gaan uit, hen achterna; en de hagelvlekkige gaan uit naar het Zuiderland. En die sterke paarden gingen uit, en zochten voort te gaan, om het land te doorwandelen; want Hij had gezegd: aat heen. doorwandelt het land. En zij doorwandelden het land. En Hij riep mij, en sprak tot mij, zeggende: ie, deze, die uitgegaan zijn naar het Noorderland. hebben Mijn Geest doen rusten in het Noorderland. Zacharia 6 : 6—8.

Er zijn Schriftverklaarders, die meenen, dat de gerichtswagens, volgens Zacharia's verslag, uitreden naar de vier windstreken — tot hen behoort prof. Edelkoort. Maar dan moet de Hebreeuwsche tekst nog al veranderd worden. Ten eerste gaan de witte paarden dan niet achter de zwarte aan, zooals wij in onzen Bijbel lezen, doch naar het Oosten of Westen; en ten tweede moet een bericht over de roode paarden worden ingevoegd, die koers zetten in de tegenovergestelde richting (dus naar het Westen of Oosten). Wij zijn huiverig, om zulke ingrijpende wijzigingen aan te brengen; bovendien achten wij ze overbodig, daar het oorspronkelijke een duidelijke taal spreekt. Laat ons zien. De zwarte rossen slaan den weg naar het Noorderland in. Met het Noorderland is Babylonië bedoeld. Bij de behandeling van Zach. 2 : 6 is dit reeds opgemerkt; de Joden, die nog in de ballingschap verkeerden, werden opgewekt naar Kanaan te trekken: Hui, hui, vliedt toch uit het Noorderland, spreekt de Heere." Denkt nog eens, aan hetgeen over Zach. 5:11 is geschreven. De efa, waarin zich de goddeloosheid bevond, werd overgebracht naar het land Sinear (een andere benaming voor het Noorderland of Babel). Die streek was van ouds her het oord, waar de helsche machten en duivelsche gruwelen zich breed maakten. Nebucadnezar en diens opvolgers waren een klaar bewijs geweest voor de Joden. Hoe was niet alleen het bondsvolk geknecht en gehoond, maar ook Jehovah Zelve gesmaad en getergd. Ja, het Noorderland moest bijzonderlijk een rijksgebied van den vorst der duisternis heeten. Derwaarts rolde de wagen, die beladen was met Gods toorn en oordeel, en waarvoor de zwarte paarden gespannen waren. De witte paarden wendden zich niet naar het Oosten of Westen — gelijk sommige uitleggers ons willen doen gelooven — neen, de Schrift zegt nadrukkelijk, dat zij de zwarte paarden achterna gingen. Verstaat de prediking, welke hierin ligt opgesloten. De Heere des hemels en der aarde dringt in een der hechtste bolwerken van Beëlzebul binnen, en... Hij triomfeert; juist daar draven de witte paarden Zijner victorie.

Jehovah is geweldig in den strijd; Hij overwint, en heerscht in het midden Zijner vijanden. Dit kan op tweeërlei wijze openbaar komen. De Heere vermag satansknechten te herscheppen in kinderen Zijns welbehagens. Zoo is het aanschouwd bij een Saulus van Tarsen; uit haat tegen den Christus Gods, blies hij dreiging en moord tegen Diens gemeente. Later evenwel kreeg hij het woord van den profeet te herhalen: „Heere, Gij zijt mij te sterk geweest, en hebt overmocht"; de trotsche knieën bogen zich aanbiddend, de stugge handen strekten zich smeekend om genade uit, de grootsprekende mond vroeg ootmoedig en heilbegeerig naar 's Heeren wil en weg. Bij zulke overwinningen verblijden zich de engelen in den hemel, want vijanden worden tot vrienden. Jehovah zegepraalt echter evenzeer, wanneer de wederpartijders vertreden onder Zijn voeten liggen, en hun vuist, eens tegen Hem opgeheven, Zich niet meer kan ballen. „De Heer' zal opstaan tot den strijd; Hij zal Zijn haters wijd en zijd verjaagd, verstrooid doen zuchten" — dat is bevestigd aan den snoevenden Rabsaké, toen hij genoodzaakt was het beleg van Jeruzalem op te breken. De overwinning, waarvan de witte paarden in het achtste nachtgezicht gewagen, is aan die over Rabsaké gelijk: het wederspannige en God onteerende Noorderland krijgt het loon der ongerechtigheid tot den laatsten penning uitbetaald, en in satans hoofdkwartier wappert triomfantelijk de vaan van het onbewegelijk Koninkrijk.

De hagelvlekkige paarden gaan uit naar het Zuiderland, naar Egypte. Ook dat gebied was Jehovah en Diens volk van eeuw tot eeuw gram geweest. Na Jozefs dood trad de verbittering aan het licht; en later deed Egypte alle moeite, om Israël aan zich onderworpen te houden, en het oppergezag over Kanaan niet aan Assyrië of Babylonië af te staan. De tien plagen in Mozes' dagen waren het voorspel van de jammeren, welke de wagen met de gespikkelde paarden aanvoerde.

Wij hooren niets over het uitrijden van de roode paarden, die toch in het begin van het visioen zijn vermeld. Is het bericht aangaande deze rossen uit den Hebreeuwschen tekst uitgevallen, en hebben de eerder genoemde uitleggers terecht de mededeeling ingevoegd, dat zij naar het Oosten of Westen togen? Het komt ons voor, dat een andere verklaring de voorkeur verdient. Van tusschen de koperen bergen verschenen de vier wagens. Drie hunner werden aanstonds uitgezonden naar het Noorder-en Zuiderland; doch de vierde reed niet uit — dien hield de Heere, met eerbied gezegd, bij de hand, om hem daarheen te sturen, waar een strafgericht moest worden geoefend. In den strijd tegen de ongerechtigheid roept Jehovah niet Zijn geheele krijgsmacht in het geweer, neen, Hij beschikt over reservetroepen. De Schrift leert, dat de afval zal toenemen, de vijandschap zal vermenigvuldigd worden, en de anti-christelijke rebellie zal verergeren. Nochtans wordt de Eeuwige niet van den troon gestooten; Zijn gerichtswagens staan klaar, om de snoodaards te treffen — op Zijn tijd, op Zijn wenk, zullen ook de roode paarden zich in beweging zetten. En de 119e Psalm vindt andermaal bevestiging: „Al 't godloos volk verdoet G' als schuim van d aard."

Jehovah treedt onbetwist als overwinnaar naar voren; het Noorder-en het Zuiderland zullen bezwijken onder de ongelukken. Toch zal in die streken tevens de zegepraal over een Saulus van Tarsen worden gezien, en de Heere derhalve nog uit vijanden Zijn vrienden formeeren. Zach. 6 spreekt daar niet van, dewijl het zich bepaalt tot de geduchte oordeelen. Maar slaat den 87en Psalm eens op; de God der goden verzekert: „Ik zal Rahab (Egypte, het Zuiderland) en Babel (het Noorderland) vermelden onder degenen, die Mij kennen." Zelfs uit de gebieden, waar de gerichtswagens hun vreeselijk werk hebben te doen, brengt de Heere er toe, om ze te voegen bij Zijn bondelingen als in Sion geborenen. Onder de volkeren, die de maat hunner boosheden vol maakten, zal nog een overblijfsel naar de verkiezing der genade worden gevonden. De Heere kent degenen, die de. Zijnen zijn, en vergadert ze uit de natiën, welke ten doode zijn opgeschreven; er zal geen klauw achterblijven.

Ten jongsten dage zal het uiteindelijke gericht worden gehouden, wanneer Christus gezeten is op den witten troon. Dit neemt echter niet weg, dat ook in deze bedeeling Gods oordeelen reeds worden gezien. Wij lezen in het 7e vers: „En die sterke paarden gingen uit, en zochten voort te gaan, om het land te doorwandelen; want Hij had gezegd: Gaat heen, doorwandelt het land. En zij doorwandelden het land." De wagen met de roode paarden werd, gelijk wij hoorden, in reserve gehouden, doch de andere spannen „doorwandelden het land", doorkruisten het aardrijk. En zulks op hoog bevel. Wie had het hun geboden? In mijn Bijbel staat „hij" met een kleine letter; dan moeten wij veronderstellen, dat de tolkengel gezegd had: „Doorwandelt het land." Ik meen echter, dat geen enkele engel bevoegd is, orders voor de gerichtswagens uit te vaardigen. Alleen den Heere Heere komt zulks toe; daarom schreef ik „Hij" met een hoofdletter: Jehovah had geboden, het aardrijk door te trekken. De slagen, welke op Babel en Egypte zullen neerkomen, zijn dus maar niet het gevolg van de omstandigheden — van misoogst, van kwaadaardige ziekten, van den strijdlust der naburige volkeren, en zoo meer — neen, de slagen zijn naar Gods beschikking; de Allerhoogste bezoekt het Noorder-en Zuiderland met Zijn strenge tucht.

Hebt gij de gerichtswagens nimmer over de aarde zien rollen; hebt gij de paardenhoeven nooit hooren stampen? In het leven van volkeren en enkelingen treedt de Heere ter vergelding binnen. De historieboeken verhalen, hoe Jehovah in ongehouden goedheid Zijn zegeningen uitstort, doch eveneens, hoe Hij naar heilig recht Zijn roede dreunende doet neer-

komen. Lezers, lezeressen, gewaagt uw eigen levensboek niet zoowel van het eene, als van het andere?

De paarden moesten met de wagens het aardrijk „doorwandelen". Dit is een opmerkelijk woord. De rossen zouden niet kris kras door de landen heen rennen; zij zouden niet in het wilde weg her en der galoppeeren; zij zouden niet lukraak hier en daar een deel van de lading der wagens afwerpen — integendeel, het bevel luidde, de aarde te „doorwandelen". Rustig en weloverwogen hadden zij hun ommegang te doen, gehoorzamende aan de gestelde opdracht, den raad Gods volvoerende. De gerichten van den Allerhoogste zijn geen uitbarstingen van plotseling opwellende driftbuien — zij zijn de openbaring van Zijn heilig recht. Groot is Zijn sparende lankmoedigheid; wij meenen soms, dat alles ongestraft kan geschieden, doch voor de onboetvaardige weerbarstigen neemt de lankmoedigheid tenslotte een einde, en Zijn toornigheid ontbrandt. Dan rijden de gerichtswagens uit; zij doorwandelen het land langs de aangegeven wegen, ter verwezenlijking van Gods plan. De oordeelen zijn geenszins gelijk aan de ylammen van een brandend huis, die blindelings vernielen, wat binnen haar bereik komt. Het lijkt ons soms, of de dingen in de wereld zonder overleg geschieden; wij hebben geen verklaring voor veel, dat zich afspeelt, en de twijfelvraag rijst op, of er wel een Oppermajesteit in het regiment zit — de uitdrukking „doorwandelen" predikt ons echter, dat de wagens met de sterke paarden door een ervaren Hand worden bestuurd. O, geeft dan acht ook op dit profetische woord, dat zeer vast is, zoodat gij niet verbijsterd wordt door de oogenschijnlijke verwarring op het wereldtooneel.

Het laatste woord van de serie nachtgezichten is aan den Heere God Zeiven voorbehouden. „En Hij riep mij, en sprak tot mij, zeggende: Zie, deze, die uitgegaan zijn naar het Noorderland, hebben Mijn Gèest doen rusten in het Noorderland." Het „zie", waarmede onze tekst aanvangt, heeft in het oorspronkelijke de beteekenis van: „let speciaal, op hetgeen Ik u noem." Zacharia zou zijn aandacht bijzonderlijk vestigen op de wagens, welke naar Babel reden. Zij toch hebben het doel, waartoe zij werden uitgezonden, bereikt. De andere gerichtswagenen zijn nog niet zoo ver. Op de zwarte paarden, die het oordeel aanbrachten, volgden de witte, welke bewezen, dat Jehovah de overwinning had behaald in het gebied, waar de vorst der duisternis zijn schepter zwaaide.

„Zij hebben Mijn Geest doen rusten in het Noorderland." De Heilige Geest was in Babel tot rust gekomen. O, Gods Geest was in gramschap ontstoken tegen het volk, dat halsstarrig de eer van den Eeuwige schond, Zijn rechten verkrachtte, Zijn inzettingen van zich stootte. Gods Geest was uitgetogen met de zwarte paarden ter strafoefening, en... Babel ontving loon naar werken. Gij weet, hoe het gebeurd is. De stad was zeer uitgestrekt — zes, zeven uren gaans in omtrek. Binnen de forsche muren lagen bouw-en weilanden, en de Eufraat stroomde er tusschen door; dit beteekende, dat de bewoners, zelfs bij een beleg, nooit gebrek aan voedsel en drinkwater zouden hebben. Toen Cyrus (Kores), de koning der Perzen, met zijn troepen tegen Babel oprukte, heerschte er dan ook geen benauwdheid in de stad. Denkt aan Belsazar, die voor zijn rijksgrooten een uitbundig feestmaal aanrichtte, en zich niet ontzag bij zijn brasserijen de bekers en schalen uit Jeruzalems tempel te ontheiligen. Cyrus bediende zich van een krijgslist; hij leidde op een avond het water van den Eufraat af in een door hem gegraven kanaal, de bedding der rivier liep droog, en daardoor kropen de Perzische soldaten, onder den stadsmuur, Babel binnen. De onneembare veste was toch ingenomen! Blijft evenwel niet op Cyrus zien; want terwijl deze nog bezig was, verscheen aan den wand in Belsazars zaal het geheimzinnige schrift, dat door. den grijzen Daniël werd uitgelegd als een boodschap des Hemels: het oordeel over de onrechtvaardigen was onafwendbaar.

Schrikkelijke tooneelen hebben zich afgespeeld; de stad is uitgemoord en aan puin gestooten. De woestijnwind heeft de plaats, waar eens welvaart en bedrijvigheid heerschten, en waar alle aardsche macht en schittering zich samendrongen, onder het zand bedolven. De stilte des doods heeft 4let luidruchtige leven van weleer vervangen. Omtrent twintig jaren na Babels verwoesting moest Zacharia verkondigen, dat de Geest des Heeren aldaar tot rust was gekomen. De wagen met de zwarte paarden had allen en alles vermorzeld. De Geest was uitgetogen tegen de rebellen, Hij had de verguizing van Jehovah volkomen gewroken, er was in Babel niets meer voor Hem te doen. De witte paarden proclameerden den ondergang van de trotsche wereldstad, wat de nederlaag van satanas insloot. De Geest rustte in het Noorderland; doch in Kanaan bezielde Hij Haggaï en Zacharia, bekwaamde Hij Jozua en Zerubbabel, ten profijte van het bondsvolk. Babel zag de tempels der afgoden instorten, in Jeruzalem verrees het huis voor den Heere der heirscharen.

Jehovah is een waarmaker van Zijn woord. In het eerste visioen riep Christus, de Ruiter op het roode paard, naar Omhoog; en uit de hoogwaardige Heerlijkheid kwam de tijding: „Ik ijver met een grooten ijver over Jeruzalem en over Sion; en Ik ben met een zeer grooten toorn vertoornd tegen die geruste heidenen." In de volgende nachtgezichten openbaarde de Heere Zijn werkzaamheden ten gunste van Israël, en tot ternederwerping van de vijanden. Het einde is, dat Jehovah Zelve aan Zijn knecht bekend maakt, hoe Zijn Geest tot rust is gekomen in het Noorderland, alwaar de aanvoerder der toenmalige vijanden zetelde.

Ook thans zijn deze dingen zeer vertroostend voor het ware volk van God. Dat volk is, evenals de Joden in Zacharia's dagen, gering en veracht, zwak en schuldig, en, in zichzelf aangemerkt, niet beter dan de anderen. Maar de Heere neemt het voor Zijn keurlingen op, terwijl Christus voor hen pleit, gelijk weleer voor Israël bij het mirtenboschje. Hij zal hen, door moeite en nood heen, geleiden naar Sion, en met een lofzang op de lippen zullen zij de gouden straten van liet heiligdom betreden. Zij dragen Jozua's reine kleederen, hun goddeloosheid is in een efa weggevoerd, en als een kandelaar stralen zij voor het Aangezicht van den Drieëenige. Maar de Geest zal rusten, niet alleen in het Noorderland, doch allerwegen, waar de gezindheid van Babel zich handhaafde, tegen de roepstemmen des Hemels in. Hoort, de witte paarden draven; ziet, hun wagen draagt twee opschriften; het eene is: , , 't Godlooze volk wordt haast tot asch; 't zal voor Uw oog vergaan als was, die smelt voor gloênde kolen", en het andere luidt: „Zoo zal de heerlijkheid der vromen op 't luisterrijkst te voorschijn komen."

Lezers, lezeressen, welk opschrift zal op ons van toepassing wezen? De reeks nachtgezichten teekenen de twee wegen. Laat u door den vader der leugenen niet aanpraten, dat er nog een derde weg, een middenweg, is. Het is óf vloek, óf zegen. Ga onze smeeking uit, om onder beschutting van Christus, den eenigen Borg, uit Babel te worden geleid naar Jeruzalem, waar de Geest rust in het midden van een herboren en verzoend volk, en waar de Vader Zijn gunstbetooning onbelemmerd uitlaat.

Utr.

E. v. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De profetieën van Zacharia

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's