Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De profeet Elia

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De profeet Elia

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET ONDERHOUD MET ACHAB

I.

En het geschiedde, als Achab Elia zag. dat Achab tot hem zeide: ijt gij die beroerder van Israël? I Koningen 18 : 17.

Het Schriftgedeelte, dat wij de vorige maal overdachten, eindigde met de woorden: „En Achab ging Elia tegemoet." Obadja had zijn vorst moeten aanzeggen, dat de profeet hem wachtte. Aanvankelijk opperde de hofmeester bezwaren: als de Geest des Heeren Elia wegnam en verborg... dan zou Achab een vergeefsche reis maken, en 's konings grimmigheid zou zich tegen Obadja keeren, en hem dooden. Maar wat moest er dan terecht komen van de honderd profeten, welke de hofmeester heimelijk in een paar spelonken onderhield? Zij zouden verhongeren, en dus, indien de tijden nog eens gunstiger werden, het bondsvolk niet meer kunnen onderwijzen in Jehovah's rechten en inzettingen. Wat zou er, indien de predikers van het Woord ontbraken, van de zaak des Heeren en van Israëls waarachtig welzijn worden? Dit was Obadja's zorg. Elia heeft den hofmeester gerust gesteld: de Geest zou hem niet wegnemen, want hij was juist gezonden om zich aan Achab te vertoonen. Zoo bracht Obadja dan de boodschap aan den koning over: „Zie, Elia is hier."

Onverwijld ging Achab den man Gods tegemoet. Hij mopperde niet: „Het is toch de omgekeerde wereld, dat ik, als vorst, mij naar mijn onderdaan heb te begeven. Laat Elia maar naar mij komen." Neen, onverwijld ging hij den man Gods tegemoet. Hij verblijdde zich, dat de profeet, die, ondanks 's konings nasporingen, drie jaren lang onvindbaar was geweest, eindelijk weer in het openbaar verscheen. Want hij had hem noodig. Nog klonk Elia's getuigenis in zijn ooren: „Er .zal geen dauw of regen zijn, tenzij dan naar mijn woord." En tot het spreken van dit bevrijdende woord wilde Achab den profeet dringen; dwingen. Daarom achtte hij het niet beneden zijn vorstelijke waardigheid, naar de plaats te gaan, waar hij ontboden was. Er zal wel een innerlijke stem geprotesteerd hebben, dat hij tegenover Elia de minste moest zijn; doch deze werd het zwijgen opgelegd — de nood eischte het nu eenmaal. Achab kwam niet om schuld te belijden, ook was hij niet begeerig naar Gods vergiffenis; als de droogte slechts een einde nam, dan was het hem genoeg.

Het oordeel, dat de Allerhoogste zond, had Achab's hart geenszins vernederd en verteederd. De hemelsche roede zonder meer bewerkt noch verslagenheid, noch verbrokenheid. Ziet het aan den Farao van Egypte, die onder de plagen niet boi.g voor den God Israëls, maar zich integendeel verhardde. Jehovah sprak door den mond van den profeet tot Zijn volk: „Ik heb u geslagen, doch gij hebt geen pijn gevoeld." De straffende hand Gods werkt bitterheid en opstandigheid, hoogstens onderworpen gelatenheid; nimmer evenwel berouw en bekeering. Enkel als de Geest des Heeren Zich aan de roede paart, komt het tot de erkentenis: „Ik heb tegen U, o Heer', zwaar en menigmaal misdreven", en tot de smeeking: „Vergeef mij al miin zonden, die Uwe Hoogheid schonden."

Achab had geen last van zijn afgoderij, en van het slechte voorbeeld, dat hij aan zijn onderdanen gaf; hij trok zich weinig van de ellende des volks aan; maar hij was druk bezig voor zijn paarden en muilezels — het zou zoo'n schade wezen, indien zijn stallen ledig werden.

In deze door-en-door ongeestelijke gemoedsgesteldheid naderde Achab den wachtenden profeet. Bij het zien van den man Gods laaide zijn gramschap op. Hij kon zich niet bedwingen, en vergat voor een oogenblik, dat het zijn eigen belang was Elia niet te ontstemmen .— het gevolg van een krenkende opmerking zou wellicht immers wezen, dat Elia weigerde het bevrijdende woord ten aanzien van de groote droogte te spreken. Achab kon zich niet bedwingen, en barstte los: Zijt gij die beroerder van Israël? " (Juister vertaald: Zoo, zijt gij daar, beroerder van Israël!") Er was op dat moment geen zweem van voorzichtig beleid in den monarch, hoewel hij daar anders niet van verstoken was. Ronduit zeide hij, wat hij dacht. Het woord, door „beroerder" weergegeven, beduidt allereerst: anstichter van ongeluk, vernieler van voorspoed. En ja, dat was de Thisbiet in Achabs oogen. Elia was een onheilsprofeet geweest. De koning had — wij wezen er bij de bespreking van I Kon. 17 : 1 op — den stoffelijken bloei van het rijk zeer bevorderd; Elia evenwel vernietigde de welvaart van stad en dorp, in paleis en hut, toen hij met gefronste wenkbrauwen den vorst diens afval van Jehovah voorhield, en het gericht der droogte aankondigde. Het woord „beroerder" beteekende echter tevens: proermaker. Was deze benaming op Elia wel van toepassing? Hij had het volk toch niet opgeruid tegen den wettigen vorst, en aangezet tot opstand. Na zijn oordeelsprediking was hij integendeel verdwenen, en niemand had iets meer van hem vernomen. Nochtans was Elia in de schatting van Achab een rebel. Herinnert u, wat wij bij I Kon. 17:1 schreven. Achab wilde zijn rijk groot maken. Den dienst van Jehovah achtte hij voor een gunstigen gang van zaken echter een ernstig beletsel; daardoor toch bleef Israël te zeer afgezonderd van de overige natiën. Men moest meer contact hebben met de anderen, en derhalve meedoen aan de wijd-verbreide vereering van Baal. Wie zulks wenschte, kon in zijn binnenkamer desnoods nog een plaatsje inruimen voor Jehovah. Maar nu had de eerbied voor Baal een gevoeligen knak gekregen. De droogte werd door velen in Israël als de openbaring van Jehovah's toorn beschouwd, en... het was gebleken. dat Baal onmachtig was om het oordeel op te heffen. Deze niet te loochenen feiten dwarsboomden Achabs plannen tot opbouw van een krachtig rijk. Elia nu was de schuld van een en ander; in zooverre was hij een „beroerder" — een, die Israël in verzet bracht tegen Achabs voornemen, om zijn volk, mede door middel van den Baalsdienst, tot een belangrijke natie op te werken. Achab had er geen bezwaar tegen, dat men den God der vaderen eerbiedigde — getuige, dat hij Obadja als hofmeester in zijn paleis handhaafde. Maar... zijn verdraagzaamheid nam een einde, als hij van Jehovah's dienstknechten hinder ondervond bij het nastreven van zijn doel. Achabs ruimhartigheid en soepelheid waren slechts een vernis, waaronder zijn vijandschap tegen den levenden God verscholen lag.

Beroerder van Israël — daarvoor maakte Achab den profeet uit. Schelden is geen bewijs van kracht, doch van zwakheid. De koning moet zich diep in zijn hart den mindere van Elia gevoeld hebben, al wilde hij het niet' laten blijken. Hij droeg weliswaar de kroon, maar de man Gods beheerschte de omstandigheden. Elia had een streep gehaald door Achab's plannen, om het rijk tot welvaart en aanzien op te voeren; alleen Elia ook kon den slagboom wegnemen, waardoor de weg voor Achab weer open kwam tot bereiking van zijn ideaal. Dit gevoel van afhankelijkheid en ondergeschiktheid nu poogde de koning af te schudden, door een grooten mond op te zetten, en te schimpen: „Zoo, zijt gij daar, beroerder van Israël!"

Ook in dezen is de Thisbiet een voorlooper van den Heere Jezus Christus. De Zaligmaker verscheen als 's Vaders onuitsprekelijke Gave; Hij kwam, opdat een wederhoorig kroost altijd bij God zou wonen. Wanneer Hij Zijn mond opende, vloeiden de woorden van eeuwig leven; waar Hij Zijn voetstap zette, kwam het onbewegelijke Koninkrijk openbaar. Hij gaf Zich als Borg voor een doemwaardig volk, Hij schonk genoegdoening aan Gods strafeischende gerechtigheid. Hij verwierf tot den prijs van Zijn bloed de meest waardevolle schatten, welke nimmermeer vergaan. Reeds vóór Zijn kruis en opstanding openbaarde Hij Zich in de veelheid Zijner bedieningen: zondaren riep Hij tot bekeering, boetvaardigen beweldadigde Hij met schuldvergiffenis, kinderen omarmde en zegende Hij, blinden gaf Hij het gezicht, dooden wekte Hij op. Gelijk Elia, zocht Hij de eere Gods en het heil van gevallen Adamieten. En... evenals Elia, heeft men Hem beloond met scheldwoorden: Hij was, zoo lasterde men, een vraat en wijnzuiper, een vriend van tollenaren en zondaren, een half-heidensche Samaritaan, een bondgenoot van Beëlzebul, den overste der duivelen. „Hij verkeert het volk — Hij voert het volk van den rechten weg af. Hij beweegt het volk tot verzet tegen de wettelijke ordeningen", aldus klonk het op Gabbatha, waar Pilatus

was neergezeten. Zij hebben dezen „beroerder van Israël" buiten Jeruzalem gebannen, aan het vloekhout geslagen en vermoord.

De volgelingen des Heeren Jezus hebben aan de smaadheid van hun Koning deel gehad. Tegen Paulus en Silas werd in Filippi de beschuldiging ingebracht, dat zij de stad „beroerden", en zeden verkondigden, welke ongeoorloofd waren voor Romeinsche burgers; en Tertullus, de aanklager van den apostel bij Felix, den stadhouder, nam ook scheldwoorden te baat: Paulus was een „pest", die oproer verwekte onder de Joden in de geheele wereld — alweder dus „een beroerder van Israël." Zoo is het gebleven; gaat de geschiedenis maar na. Zij, die zich schaarden rondom het Woord, en steunden op het Woord, werden overladen met schimpscheuten. De Roomsche leidslieden gooiden hun waardigheid te grabbel, door Luther met platte scheldwoorden te betitelen; in Engeland waren de verachtelijkste woorden goed genoeg voor den godzaligen Bunyan; en welke taal is, helaas, in ons eigen land gebezigd aan het adres van ds. de Cock te Ulrum — de mannen der Afscheiding behoefde men blijkbaar in het minste niet te ontzien.

Achab ging met zijn tijd mede, hij ijverde voor den vooruitgang — onbekrompenheid, ook op godsdienstig terrein, was daartoe vereischt. En de profeet Elia, die onverzwakt vasthield aan den God en het geloof der vaderen, miste een breeden blik, een helder inzicht in de belangen van het rijk — hij bracht het volk, dat aanvankelijk geestdriftig was voor 's konings optreden, aan het twijfelen, of Achab wel in de goede richting wees. Elia... hij was een dweeper, een domper, een sta-in-denweg, een beroerder van Israël. In de vorige eeuw gaf het liberalisme onder ons den toon aan, en was de Achabs-gezindheid aan het bewind. Godsdienst was nuttig en noodig — zeker! — maar zijn invloed moest zich beperken tot het particuliere leven. Nederland was een Christelijk land — zeker! •— maar men diende een christendom boven geloofsverdeeldheid voor te staan. Geen Bijbel op de school, geen gebed in de raadszaal, geen Wet Gods als richtsnoer voor regeering en volksvertegenwoordiging. Mannen als Bilderdijk, Da Costa en Groen van Prinsterer, die een ander geluid lieten hooren, verwekten ergernis; zij waren spelbrekers, beroerders van Israël. Wat hebben de liberale Achabs getoornd tegen Kuyper en de Savornin Lohman, die het verstrooide volk der oude waarheid in politiek verband vergaderden, en tot de erkenning van Christus' Koningschap op elk terrein des levens aanspoorden.

Wij vermeldden enkele klinkende namen uit de vaderlandsche historie, op wie I Kon. 18 : 17 van toepassing is geweest. Maar ook tegen hen, die achter deze mannen om des beginsels wille optrokken, de veelszins „kleine luyden", heeft de Achabs-gezindheid zich gekeerd — en dat tot heden toe. Denkt aan hetgeen menige onderwijzer aan een Christelijke school heeft moeten verduren; ik heb het ongeveer vijf en twintig jaar geleden nog medegemaakt, dat in een naburig dorp de ruiten van de onderwijzeerswoning werden ingegooid, ter verwelkoming van een nieuwen „beroerder van Israël." Op wiens lippen is niet de naam van Hardegarijp? Een ander voorbeeld. In een vrijzinnige gemeente stichtten enkele broeders een Evangelisatie. Was het toevallig, dat van een der bestuursleden de moestuin werd vernield, en bij een ander de fruitboomen werden afgezaagd? Was het toevallig, dat op den Zondag, toen ik de Evangelisatie ging openen, mijn fiets plotseling over kwistig uitgestrooide spijkertjes en stukjes glas reed? Och, tegenover „beroerders van Israël" mag men zich alles veroorloven.

Daar zullen er onder de lezers van ons Weekblad wel zijn, die soortgelijke ervaringen hebben opgedaan. De geest van Achab is niet dood, maar springlevend. Velen achten de gereformeerden in het algemeen een hinderpaal. De nieuwe koers in de kerken is het „ouderwetsche" volk, dat overwegende bezwaren heeft tegen de aangebrachte veranderingen, allerminst welwillend gezind. Men mag wel gereformeerd zijn, als het maar niet op de spits wordt gedreven, en men zich broederlijk met andere richtingen (of „modaliteiten") vereenigt. Doch dat altijd weer opkomen voor Schrift en Belijdenis verbreekt de eenheid, welke wordt nagejaagd. Die „beroerders van Israël" erkennen bovendien nog een antithese op politiek gebied, en willen van geen doorbraak weten. De ruimheid van Achab is toch veel profijtelijker dan de enghartigheid van Elia! Laat daarom Jehovah en Baal', Christus en Belial, onder één dak vertoeven!

Het valt niet te loochenen, dat in ons aller hart, zelfs na ontvangen genade, een trekking naar het standpunt van Achab zich doet gelden. Komt, slaan wij onzen Bijbel eens op, die den vader der leugen weerspreekt. Daar lezen wij: „ Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit." Daarmede is, kort en bondig, de halfslachtigheid van Achab en diens navolgers geoordeeld. Wij lezen ook: „Zalig zijt gij, als de menschen u smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil" (onderstreept de laatste woorden); „verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzoo hebben zij vervolgd de profeten, die vóer u geweest zijn." Daarmede worden Elia en alle „beroerders van Israël" genadig gekroond. De Geest der waarheid brenge ons tot de onberouwelijke keuze; de Geest der standvastigheid make ons kloek en onversaagd.

Utr.

E. v. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 november 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De profeet Elia

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 november 1952

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's