Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wet van het tarwegraan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wet van het tarwegraan

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Voorwaar, voorwaar zeg Ik v, indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, 10 blijft het alleen: aar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort. Johannes 12 : 24.

Het is noodzakelijk en goed met elkander in de lijdensweken te mediteren over het: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u" van de Middelaar en Verlosser, Christus Jezus, dat ons is opgetekend in Johannes 12 : 24. Als Hij met zoveel nadruk, met Zijn dubbel „Voorwaar" Zich tot ons wendt, dan mogen wij wel vragen om een horend oor en een opmerkzaam hart. Een vreselijke zonde is het geen acht te geven op het: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u" van de grote Profeet, Die spreekt als Machthebbende, en niet als de schriftgeleerden.

Een grote genade, een onwaardeerbare zegen is het, als de Heilige Geest Zijn: „Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u", zo tot ons, zo in ons brengt, dat wij er acht op nemen, dat wij er overleggend, biddend, heilbegerig en gelovig mee werkzaam worden.

Als het zo .door genade geweest mag zijn bij ons mediteren over het: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u" van Johannes 12 : 24, dan hebt gij gebeefd bij de aangrijpende verzekering van de Heiland: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft hetzelve alleen." Misschien mag het wel eens in diepe ontroering bij u zijn: o, als de Heere Jezus eens niet op aarde was gekomen als het geestelijke tarwegraan, als Hij eens niet in de aarde was gevallen en gestorven, als Hij eens naar de terging van Zijn vijanden was afgekomen van het kruis, wat zou het er dan droevig voor ons uitzien. Het tarwegraan, dat niet in de aarde valt, en sterft, dat blijft alleen. En dus: onder het sterven van de Heere Jezus zou er geen enkele zondaar gered, geen enkele goddeloze gerechtvaardigd zijn geworden. Dan zouden allen in hun verlorenheid blijven liggen, allen lijden het eeuwig verderf van voor het aangezicht des Heeren.

Als gij over het: „Voorwaar, voorwaar zeg Ik u" hebt mogen mediteren onder de leiding van de Heilige Geest, dan hebt gij u ook verblijd over dat verrassende , maar' van de Heere Jezus. Over Zijn lippen, waarop genade is uitgestort, kwam na het droevige, sombere „zo blijft hetzelve alleen" de wondere wending, vol van kracht en van genade: „Maar! indien het sterft". Ja, indien het tarwegraan sterft, dan wordt het alles geheel anders. Dan blijft het niet alleen. Neen! dan ziet ge dit machtige wonder van Goddelijke, levenwekkende kracht gebeuren: „Maar, indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort."

„Zo brengt het veel vrucht voort." Dat zien wij jaar op jaar gebeuren in het rijk der natuur. De landman bearbeidt zijn landerijen zo goed als het hem mogelijk is. En als zijn akker in die weg is geworden een weltoebereide akker, dan werpt' hij het zaad in de opgeploegde voren. Onder de donkere aarde voltrekt zich daarna, naar het wonderlijk bestel van God de Vader7~de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde, het wondervolle proces van sterven om te leven. Men zegt wel: er gebeuren tegenwoordig geen wonderen meer, maar wij zijn veel dichter bij de waarheid, als wij zeggen: koe meer onze ogen geopend mogen worden, hoe meer wij mogen zien in de diepte van Gods wijsheid en almacht, des te meer vermenigvuldigen de wonderen zich rondom ons en één van die wonderen is het sterven om te leven: „Maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort."

De landman, die ogen heeft ontvangen om te zien, slaat dit alles wel eens met diepe aandacht en in aanbiddende verwondering gade. De Heere Jezus heeft daarvan in de gelijkenis van het ongemerkt opgroeiende zaad zo eenvoudig, maar ook zo wonderschoon gesproken. Hij zag het wonder Gods, toen Hij sprak: Alzo is het Koninkrijk Gods, gelijk of een mens het zaad in de aarde wierp; En voorts sliep en opstond, nacht en dag; en het zaad uitsproot, en lang werd, dat hij zelf niet wist hoe. Want de aarde brengt vanzelf vrucht voort; eerst het kruid, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar" (Marcus 4:26 v.v.).

Ja, het is een wondere wet, de wet van het tarwegraan, vol van het wonder Gods. Het is een wet, waarbij wij wel stamelen mogen: „Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde."

„Maar, indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort." Dat zien wij ieder jaar weer gebeuren op verheugende wijze. Hoe kan ons oog geboeid en bekoord worden bij het aanschouwen van de vruchtbare akkers, bij het acht geven op de ontwikkeling van het gezaaide, en bij het bewonderen van het wuivende, rijpende koren. Dan blijft gij wel eens eerbiedig stilstaan, om Gods scheppingsheerlijkheid op te merken. Dan is het somtijds in uw hart:

Uw goedheid kroont de jaargetijen; Waar Gij Uw voetstap zet, Daar doet Gij 't al ten zegen dijen. Daar druipt het al van vet.

En ons hart krimpt in deze dagen wel eens ineen van pijn, als wij denken aan zo vele landerijen, diep onder het zoute water van de zee, waar dit wonder in het jaar 1953 misschien niet te aanschouwen zal zijn, waar niet het leven, maar de dood zovele overwinningen heeft behaald. O, dat wij onze afhankelijkheid, onze nietigheid door dit alles voor het eerst, of opnieuw, leren kennen. En dat wij de knieën in diepe ootmoed mogen buigen, om de zonden van land en van volk, om ónze zonden te belijden, en smekend te vragen, of het de Heere moge behagen Zich over de getroffenen, over ons land en ons volk te ontfermen. Wat zou het een grote zegen zijn, als de verschrikkingen van de laatste tijd wat goeds mochten uitwerken, als het eens wat achter mocht laten tot heil van zc^daarszielen, tot eer en verheerlijking van Gods naam. Welk een genade zou het zijn, te midden van de oordelen Gods, als het ook hier eens mocht gaan, met u, mijn lezer, met anderen: door de dood tot het leven; als wij er de wet van het tarwegraan eens recht en diep door leerden verstaan, en in eigen hart en leven het mochten ervaren:

„Maar, indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort." - — Rijze uit diepten van ellenden het gebed daartoe op uit door schuldbesef verslagen harten. Zo kunnen deze donkere tijden nog rijk gezegende tijden worden, verlicht door het licht van Gods vrije genade en van Zijn grote wondermacht.

„Maar, indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort." Dit geldt in zeer bijzondere zin van het hemelse, het geestelijke tarwegraan, de Heere Jezus Christus. De lijdensweken herinneren ons daaraan en verkondigen het bij vernieuwing, dat Hij in de aarde is gevallen en gestorven. Maar juist in die weg van lijden en sterven heeft Hij veel vrucht voortgebracht en brengt Hij veel vrucht voort. Daardoor is het, dat van de Zijnen, die Hij heeft liefgehad tot het einde, verklaard mag worden: Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking en verlossing. Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in de Heere" (1 Cor. 1 : 30 en 31).

Maar, indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort. Dat wordt duidelijk bevestigd door wat wij lezen in de Handelingen der Apostelen. Gij denkt met mij allereerst aan wat er gebeurd is op het eerste Pinksterfeest van de Christelijke gemeente, na de uitstorting van de Heilige Geest. Ontroerende dingen, grote wonderen van genade zijn er toen geschied. De prediking van Jezus Christus, en Die gekruist, van Petrus en de andere apostelen, werd door de onwederstandelijke kracht van de Heilige Geest, voor velen tot een rijke zegen gesteld. Als zij dit Evangelie des kruises hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: „Wat zullen wij doen, mannen broeders? " In grote zielenood begeerden zij, dat hun de weg gewezen zou worden, omdat zij zelf geen weg meer zien, en geen raad meer weten. En als zij dan opnieuw gewezen worden op de noodzakelijkheid van de waarachtige bekering, van het geloof in de Heere Jezus Christus, en van de gave des Heiligen Geestes, dan lezen wij: „Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op die dag tot hen toegedaan omtrent drie duizend zielen. En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden." En in het laatste vers van Handelingen 2 wordt er nog eens aan toegevoegd: „En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden." O, welk een gezegende, welk een rijke tijd, is toch die tijd van de uitstorting des Heiligen Geestes geweest! Toen mocht van Zion het blijde nageslacht haast zeggen: „Deez' en die is daar geboren."

In "onze donkere dagen van afval en geesteloosheid, van aardsgezindheid en wereldgelijkvormigheid, kunnen wij ons bijna niet indenken, wat dit moet zijn geweest. Iets daarvan mag ook nu nog wel eens worden opgemerkt, als er hier of daar een geestelijke opwekking ontstaat door de werking van diezelfde Geest. Ja, op dat eerste Pinksterfeest is wel zonneklaar bevestigd de waarheid van de wet van het tarwegraan: „Maar, indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort."

Wat is het een bemoedigende, een vertroostende gedachte in de lijdensweken en onder de lijdensprediking, dat het lijden en sterven van de Zaligmaker zulk een gezegende vrucht afwerpt, dat er van dat geestelijke tarwegraan mag worden getuigd: „Maar, indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort."

En nu kunnen wij wel niet alles noemen, wat ons hiervan in Gods Woord is opgetekend, maar aan dit ene willen wij met elkander toch nog denken, dat Johannes op het eiland Patmos in de geest aanschouwd heeft de veelvuldige vrucht van het borgtochtelijk lijden en sterven van de Borg en Middelaar, Jezus Christus. Van hetgeen hij dienaangaande mocht zien en horen, vertelt hij in zielsvervoering aldus in Openbaringen 7: „Na dezen zag ik, en ziet een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie en geslachten, en volken, en talen, staande voor de troon en voor het Lam, bekleed met lange witte klederen, en palmtakken waren in hun handen. En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onze God, Die op de troon zit, en het Lam."

„Maar, indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort." Zo is het niet alleen, als wij zien op de Kerk van alle tijden en van alle plaatsen, de Kerk ook in ons land, maar zo is het eveneens in het persoonlijk leven van elk kind des Heeren afzonderlijk. Zonder het borgtochtelijk lijden en sterven van de enige en volkomen Zaligmaker, zou er van geestelijk leven geen sprake zijn. Maar nu het tarwegraan in de aarde is gevallen en gestorven, nu is er veel vrucht ook in de ziel van een ieder, die wordt toegedaan tot de gemeente die zalig wordt. Die vrucht mag opgemerkt worden zelfs in de eerste begeerte des harten, in elke ware zucht over de zonde en om genade, in elk gebed, dat opstijgt uit een verbroken hart en een verslagen geest. Die vrucht mag gezien worden in de gaven des Geestes, als geloof, hoop en liefde. Ja, alles wat doorleefd wordt op het terrein van het geestelijke leven, en dat waarheid is in het binnenste, is vrucht van het in de aarde vallen en sterven van het geestelijke tarwegraan, de Heere Jezus Christus. Als wij daar eens bij stilgezet mogen worden, en dat met bewonderende aandacht mogen bedenken, dan moeten wij tot lof en prijs van Gods grote genade stamelen: o, wonderlijk sterven, dat het leven brengt in een vallei van dorre doodsbeenderen, wat brengt het toch veel vrucht voort!

En nu moeten al de Zijnen sterven om te leven, sterven om vruchten te dragen, een plant met Hem in de gelijkmaking Zijns doods, een plant ook met Hem in de gelijkmaking Zijner opstanding. De waarachtige bekering bestaat immers in twee stukken, nl. in de afsterving des ouden en in de opstanding des nieuwen mensen. Het is een weg door donkere diepten, maar die leidt tot de hoogten van eeuwig leven en gelukzaligheid.

Welk een zegen is het dan toch door het geloof deel te hebben aan het borgtochtelijk lijden en sterven van de Heere Jezus! Buiten Hem is overal de dood. Straks de eeuwige dood. In Hem is het leven, het eeuwige leven. Zij het dan uw begeerte in deze lijdensweken, hetzij voor het eerst, hetzij opnieuw, te mogen zien op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons van God.

Z.

S. V. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 maart 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De wet van het tarwegraan

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 maart 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's