Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN SIMON GEZIEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN SIMON GEZIEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien. Lucas 24 : 34.

Wat een voorrecht is het te mogen mediteren over dat wonderlijke, diepe en hoge woord door de elven de teruggekeerde Emmaüsgangers toegeroepen: „De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien!" Wij hebben het tot hiertoe tezamen gelezen en overdacht, — naar ik hoop ook in oprecht geloof nagestameld, of nagejubeld — als een woord tot verheerlijking van de verrezen Heiland, die discipelen, leerlingen, ook maakt tot getuigen van Zijn opstanding, van Zijn verhoging. Och, dat ook wij daardoor opgewekt mogen worden, om Hem, Die de Opstanding en het Leven is, ite verheerlijken, Hem, Die dat zo waardig is. Hij is de Eersteling uit de doden. Hij is krachtiglijk bewezen te zijn de Zoon van God uit de opstanding der doden. Hij heeft de sleutels der hel en des doods. Is het in uw hart wel eens geweest, is het misschien nü zo, dat gij dat trage, dat zelfzuchtige, dat ongelovige, hart aldus opwekt:

O, mijn ziel, wat buigt g' u neder? Waartoe zijt g' in mij ontrust? Voed het oud vertrouwen weder: Zoek in 's Hoogsten lof uw lust.

Wij hebben de vreugderoep van de discipelen: „De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien", ook mogen overdenken als een bron van rijke vertroosting voor verdrukten, ongetroosten, als door onweder voortgedrevenen. Dat is nu waarlijk troost voor een verbrokene van hart, voor een verslagene van geest: Er is een levende Verlosser. Hij heeft de dood overwonnen, de lichamelijke, de geestelijke en de eeuwige dood, de dood in zijn volle omvang, de dood in zijn peilloze diepte. Hij heeft de duivel overwonnen, die het geweld des doods had. Hij heeft het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. Hij, Die de zaligheid heeft verdiend door Zijn lijden en sterven, waarvan de lijdensweken en de Goede Vrijdag ons spraken, Hij kan nu als de Opstanding en het Leven, als de verheerlijkte Borg, Die door den Vader is opgewekt, daar de schuld Zijns volks is betaald, daar aan Zijn recht genoeg is gedaan, Hij kan nu de verdiende zaligheid ook schenken en toepassen. Daarbij bepaald te worden door Woord en Geest, daarmee werkzaam gemaakt te worden, dat in het geloof te mogen aanvaarden voor eigen hart en leven, zie, dat is troost in de diepe zin van het woord. Dat is de énige troost, beide in het leven en in het sterven. Dat is te weten, als de hoogste wetenschap, verkregen op de Hogeschool van de Heilige Geest: , , Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en in het sterven, niet mijn, maar mijns getrouwe Zaligmakers Jezus Christus eigen ben". Het eigendom van Jezus Christus, de getrouwe Zaligmaker, te zijn, met lichaam en ziel, in leven en sterven, is dat geen genoegzame troost voor een arm zondaar, zelfs in de diepste droefheid? Die troost ligt, al is het maar ten dele verstaan, en al blijft het hier op aarde immer ten dele, die troost ligt in het Paasevangelie: „De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien."

Maar, hoe groot en heerlijk dit alles ook moge zijn, zó groot, dat gij moet stamelen:

Schoon ik de reeks dier schatten, Kan tellen noch bevatten, toch ligt er in Lucas 24:34 nog meer. Dat blijkt wel, als wij na, maar ook in verband met, en als vrucht van het: De Heere is waarlijk opgestaan", mogen mediteren over het: En is van Simon gezien." Hier openbaart de verheerlijkte Christus Zich als de Onveranderlijke, als de eeuwig Getrouwe, van Wie in Hebr. 13:8 zo aanprijzend, zo uitlokkend, zo teer, wordt getuigd: Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, en tot in der eeuwigheid." O, die trouw des Heeren, en dat bewezen aan zulke ontrouwen als wij zijn, ook na ontvangene genade, wat is zij wonderlijk! Als gij daar wel eens bij stilgezet zijt, dan is het ook in uw verbroken hart: Indien wij ontrouw zijn, Hij blijft getrouw, Hij kan Zichzelf niet verloochenen" (2 Tim. 2:13). En welk een wonder van nederbuigende zondaarsliefde, van vrije genade, is het niet, als de enige en drieënige God, Vader, Zoon, en Heilige Geest, bij monde van de Vader, een afgedwaald, een ontrouw volk komt verzekeren: Ik, de Heere, jv/ord niet veranderd, daarom (en daarom alleen) zijt gij, o kinderen Jakobs, niet verteerd!" (Mal. 3:6).

Van die onbezweken trouw, van dat liefhebben van de Zijnen tot het 'einde, spreekt ons ook de blijde verzekering: En is van Simon gezien." Daar ontvangt ge een diepe indruk van, als ge dit woord aldus moogt lezen, en in verwondering overdenken: En is van Simon, is ook van mij, gezien." Een zondaar, die de Heere Jezus te zien krijgt, als de Man van smarten, maar ook als de Heere der heerlijkheid, die Hem te zien krijgt met het oog der ziel, met het oog des geloofs, die ziet de enige en volkomen Zaligmaker als Degene, van Wie beleden mag worden: Alzo Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad heeft, zo heeft Hij ze liefgehad tot het einde" (Joh. 13 : 1).

„En is van Simon gezien." Dat moet wat geweest zijn voor die diep gevallen Simon Petrus! Hij had zo sterk gesproken: „al worden zij allen aan U geërgerd, ik zal nimmermeer geërgerd worden; ik ben bereid om met U in de gevangenis, om met U in de dood te gaan." Zeer sterk heeft de vurige discipel gesproken, maar zeer zwak is hij gebleken te zijn. Kort na die hoge woorden, vol van zelfvertrouwen, is hij gevallen in de zonde van de verloochening van zijn Meester. Met vloeken en eden zweert hij, eenmaal, andermaal, voor de derde maal: „Ik ken de mens niet, die gij zegt." Dat was verschrikkelijk. De haan kraaide ten tweede male. Maar vooral die blik van de Lijder: „En Jezus, Zich omkerende, zag Petrus aan", die blik bracht de vloekende en zwerende Petrus aan het opmerken. Zo kwam hij door Gods genade tot bezinning. Hij kwam tot zichzelf. Hij kwam ook weer tot zijn Meester terug in beginsel. Dat brak zijn arglistige hart, dat hart zó arglistig, zó dodelijk, dat gevraagd moet worden: „wie zal het kennen? " Nu is hij al zijn overmoed, al zijn arglistigheid, al zijn mensenvrees kwijt. Nu barst Simon

Petrus uit in bittere tranen van berouw. Wat een smart verscheurde toen zijn ziel! Wij kunnen en willen het niet beschrijven, het zou heiligschennis zijn, wat dat is geweest voor een, die wel diep was gevallen, zéér diep, maar die toch aan de zee van Tiberias eerlijk mocht verklaren op de vraag van de Heere Jezus: „Simon, zoon van Jonas! hebt gij Mij lief? ", meteen bedroefd, omdat Hij ten derde male tot hem zeide: ..Hebt gij Mij lief? — die mocht verklaren onder tranen van berouw en tranen van liefde: „Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb." En de Heere wist dat zeer zeker, want Hij Zelf had die liefde gewekt. Maar het moest duidelijk blijken, dat ook Petrus er iets van wist, nu niet in overmoed en zelfvertrouwen, maar in kleinheid, bedroefd tot in zijn hart. En als dit door genade blijken mag, dan is het van 's Heilands lippen, Zijn discipel ten volle herstellende, ook zelfs in zijn apostelambt: „Hoed Mijne schapen."

Maar daaraan is voorafgegaan de verschijning aan Petrus op de opstandingsdag, waarschijnlijk in de nabijheid van het ledige graf. Het is de derde verschijning van de Verrezene. Eerst aan de wenende Maria Magdalena. Dan aan de bevreesde vrouwen: „Ziet, Jezus is haar ontmoet." En vervolgens aan de discipel, die Hem tot driemaal toe op zo vreselijke wijze verloochend had, zeggende: „Ik ken die mens niet." Van deze verschijning weten wij verder niets. Zo uitvoerig als ons wordt verteld van de verschijning van de Heere Jezus aan Maria Magdalena, aan de vrouwen, aan de beide Emmaüsgangers, zo kort en sober is alles hier. „En is van Simon gezien." Dat is alles. En later noemt ook de apostel Paulus deze verschijning, als hij in 1 Cor. 15 handelt over de opstanding van Christus. Daar is het al even sober: „En dat Hij is van Cefas gezien." Meer weten wij niet. En wij zouden toch zo gaarne meer weten. Hier krijgen wij een les, en wel deze: „De verborgene dingen zijn voor de Heere." Wij willen steeds zo gaarne doordringen in wat de Heere, in Zijn diepe wijsheid en in Zijn absolute vrijmacht voor ons verborgen houdt. Wat wordt er dikwijls op Jongelings-, op Mannen-, op Meisjesen op Vrouwenverenigingen gewichtig geredeneerd, en gedisputeerd over wat de Heere voor ons verborgen heeft gehouden. Och, dat wij maar in ootmoed bidden om te mogen leren op de Bijbelschool, op de school des Heiligen Geestes, de gedachten gevangen te leiden tot de gehoorzaamheid van Christus.

De levende Verlosser heeft Zijn diep gevallen discipel, Simon Petrus, al heel spoedig opgezocht, al op de dag van Zijn opstanding, waarschijnlijk in de middaguren. Al heeft deze discipel het er slecht afgebracht, de getrouwe Zaligmaker van zondaren werpt hem niet weg. Hij mijdt hem zelfs niet. Dat doen wij zo vaak: ensen, die het er slecht hebben afgebracht, mijden. Wij zoeken ze niet op. En als wij ze in de verte zien, dan lopen wij meermalen wat om, of wij lopen ze met een haastige groet, misschien wel zonder te groeten, voorbij. Dat doen wij zo menigmaal, wij, die toch niet beter zijn, wij, die toch ook moeten belijden: Wij struikelen allen in vele" (Jac. 3:2a). Maar zo doet Hij, Die nooit is gevallen, Die zelfs in de gevaarlijkste omstandigheden staande bleef, Die altijd en overal de naam Zijns Vaders verheerlijkte, zo doet Hij niet. Zie Hem maar gaan, zeer spoedig gaan, want de zaak des Konings heeft haast, er is een van Zijn onderdanen, een van Zijn discipelen, een van Zijn toekomstige gezanten, in nood. Zie Hem gaan naar Simon Petrus, die gezegd heeft, vloekend en zwerend: Ik ken die mens niet." Hij weet hem ook wel te vinden. Hij heeft zijn tranen in Zijn fles vergaderd. Hij heeft voor hem gebeden, zoals Hij eens had beloofd. En Hij vergeet Zijn beloften niet, zoals wij menigmaal, wij, die zeggen: ik zal om je denken, ik zal voor je bidden", en die belofte geheel vergeten. Neen, Hij heeft gewaarschuwd, Hij heeft beloofd, en Hij heeft het niet vergeten, dat ernstige: Simon, Simon! de satan heeft ulieden (meervoud) zeer begeerd om te ziften als de tarwe; maar Ik heb voor u (enkelvoud! Juist Simon had het zo nodig) gebeden, dat uw geloof niet ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uwe broeders" (Luc. 22 : 31 v.).

Hij heeft zelfs een speciale boodschap aan de vrouwen voor Petrus meegegeven, en Hij noemt hem daarbij niet met zijn oude naam „Simon", maar met zijn nieuwe naam „Petrus". Dat mocht al moed geven, en hoop verwekken. De Heere Jezus vergeet hem niet. Hij denkt aan hem, ondanks alles, wat er is gepasseerd. O, het geringste bewijs van liefde kan een, die treurt en weent, zo ongemeen troosten. Dat hebt gij, mijn lezer, misschien ook wel eens ondervonden.

Aan Simon openbaart de Meester Zich. Hij wordt hier met zijn oude naam genoemd, niet, omdat de elven hem met die naam van jongsaf aan hadden aangesproken, zoals sommige uitleggers menen. Neen! hij werd hier Simon genoemd, omdat de oude mens zich zo krachtig had geopenbaard. Hij was geen Petrus, geen rotsman geweest. Hij was niet geweest als een rots in het midden van de branding, maar als een scheepje, dat in de branding schipbreuk lijdt. Al hebben de elven dit waarschijnlijk niet zo begrepen, zij moesten hem Simon noemen, onder de leiding van de Heilige Geest, die zo aan gevallenen een troostwoord wil schenken. „En is van Simon gezien." Ook gij, als de oude mens zo werkt, en heerst, behoeft niet te wanhopen. Ook aan dezulken wil de getrouwe Zaligmaker Zich openbaren, als wij bitterlijk wenen. Zij zijn in grote nood. Zij hebben Zijn zorg zo nodig. Geef dan de moed niet op, als gij gestruikeld, als gij gevallen zijt. Hij zal ter bekwamer tijd gewisselijk komen.

„En is van Simon gezien." Aan Simon, die het snoodst gezondigd had, die ook het diepst gewond was, die bitterlijk weende, het éérst van al Zijn jongeren, is de Meester verschenen. Nog voor Thomas. Nog voor Johannes. Waar een zondaar ligt gekneld in banden van de dood, daar d' angst der hel hem alle troost doet missen, waar het een afgesneden zaak is geworden, daar is de levende Verlosser zeer nabij. Hij staat, al ziet gij Hem niet, zo dicht bij u, als bij Maria Magdalena, en Hij heeft de genadescepter reeds in Zijn hand, om u daarmede aan te raken en zo Zijn vrije gunst te tonen.

„En is van Simon gezien. Van Simdn het eerst van al de jongeren. Maar ook van Simon alléén. Daar mocht geen der anderen bij zijn. Simon moet vrij kunnen spreken, zijn hart binnenste buiten kunnen keren. Mensen kunnen hier alleen maar hinderlijk zijn. De Heere Jezus alleen verstaat Zijn gevallen discipel. De Heere Jezus alleen kan er alles uit krijgen. De Heere Jezus alleen kan hem helpen, en ook deze neergebogene oprichten. Wat een ontmoeting is dat toch geweest! Gelukkig ook gij, als gij door de getrouwe Zaligmaker apart wordt genomen, als gij alleen met Hèm zijt. Dan wordt het van: gij alleen, ook omgekeerd: Jezus alleen. Hij alleen kan mijn Redder zijn. Zulke ogenblikken kunt gij niet vergeten. Het zijn gehèimen, die dan besproken worden, die wij niet altijd, en ook niet aan iedereen kunnen vertellen. Wij moeten niet trachten in die geheimen van een broeder of zuster door te dringen. Maar dit weten wij wel: het gaat bij zulke ontmoetingen tussen de Heere Jezus en uw ziel, over zonde en over genade, over ellende, verlossing en dankbaarheid, over de vrucht van Zijn kruis, en over de kracht van Zijn opstanding. Zalig degene, die iets van die vrucht, van die kracht mag kennen. Begeert gij er naar, zuchtend: „Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding"?

„De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien." Gezien met het oog des lichaams. Gezien met het oog des geloofs. Gezien in Zijn verhoging. Gezien in Zijn onmisbaarheid. Gezien in Zijn dierbaarheid. Gezien in Zijn trouw. Gezien in verwondering. Gezien in aanbidding. Hebt gij kennis aan dat ziende op Jezus, Jezus alleen?

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 april 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

VAN SIMON GEZIEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 april 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's