Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De grote Zendingsdag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De grote Zendingsdag

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Want hij zal de hoofdsteen toebrengen met toeroepingen: enade, genade zij denzelven! Zacharia 4 : 7b.

Wij hebben met elkander mogen overdenken het onmisbare, heerlijke onderwijs, dat ons gegeven wordt in Zach. 4 : 6: Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de Heere der heirscharen."

Zo moeten wij er van afgebracht worden in beginsel, en daarna ook er voor bewaard worden, om het te verwachten van de bergen en van de heuvelen, van eigen-en van mensenwerk. Zo moeten wij er toe gebracht worden, om het in elk opzicht bij de arbeid in Gods Koninkrijk te verwachten van de onwederstandelijke, Heilige Geest van de Heere der heirscharen. Dan zal het zijn in elke sector van het verlossingswerk, zowel als met betrekking tot de onderhouding en regering van alle dingen: En nu, wat verwacht ik, o Heere! mijn hoop die is op U" (Ps. 39:8). Dat is een arm, afhankelijk, maar toch ook zo rijk leven, in natuur en genade, voor eigen persoon, en met het oog op de komst van Gods Koninkrijk.

Maar, behalve over deze onmisbare, en heerlijke onderwijzing mochten wij da r-na mediteren over die grote berg van e-zwaren, bij alle arbeid in de dienst es Heeren, waarvan Zach. 4 : 7a spre< kt, maar die voor het aangezicht Zerubbabels zal worden tot een vlak veld. Met die grote berg van bezwaren in ons en buüen ons kunnen wij het zo moeilijk hebben. Daar is al wat over gezucht en geklaagd. Die heeft al wat moedeloosheid en traagheid veroorzaakt. Die grote berg heeft het ongeloof al wat een wapens verstrekt in de strijd tegen het geloof. Dat ongeloof, dikwijls nog gehuld in het mooie kleed van strenge rechtzinnigheid, heeft al wat een critiek uitgedacht van de zijde der nietsdoeners op degenen, die wel werken, maar het is alles zo met zonde bevlekt en besmet.

Doch, als dit alles ons waarlijk leed doet tot in het diepst van ons hart, dan komt de Heere verzekeren: „Wie zijt gij, o grote berg? — Voor het aangezicht Zerubbabels, van de meerdere Zerubbabel uit het huis van David, Jezus Christus, zult gij worden tot een vlak veld." — Wat is dat een rijk Evangelie van vrije genade! Wat is dat een blijde boodschap voor de treurigen Sions! Daarover te peinzen, ziende op deze bemoediging, en belofte, onder de leiding van de Heilige Geest, dat geeft verwachting, dat maakt, dat de slappe handen gesterkt, en de trage knieën opgericht worden. Dan moogt ge terugzien in uw eigen leven, o volk van God, terugzien ook in de geschiedenis van Gods Kerk op aarde, en dan ziet gij zo vele en zo wonderlijke uitreddingen, zoveel blijken van 's Heeren trouw en ontferming, dat gij ook voor het heden en voor de toekomst weer moed moogt grijpen, dan ziet gij die grote Zerubbabel, Die bergen vlak maakt, en zeeën droog, van Wie ge nu zingen moogt:

Bereidt de weg, in Hem verblijd, Die door de vlakke velden rijdt, Zijn Naam is Heer' der heren.

En dan kunt gij weer voort met opgeheven hoofd. Dan is het, alsof die grote berg zo groot niet meer is, alsof hij al kleiner wordt. Dan is voor het geopende oog, dat mag zien op die meerdere Zerubbabel, voor het oog des geloofs die grote berg als tot een vlak veld geworden. Dat is het wonder van Gods genade en almacht, waarin uw neergebogen ziel, nu echter verblijdend opgericht, zich mag verlustigen.

En nog is de profeet onder de inspiratie van de Heilige Geest niet aan het eind. Was het eerst een leerrijke onderwijzing: „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de Heere der heirscharen". — Daarop volgde de troostrijke bemoediging: „Wie zijt gij, o grote berg? Voor het aangezicht Zerubbabels zult gij worden tot een vlak veld." Nu volgt nog het rijke, verre perspectief voor Gods strijdende Kerk, en voor Zijn worstelend kind in de inhoudrijke belofte: „Want hij zal • de hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen: „Genade, genade zij denzelven!" Het was een inhoudrijke belofte voor de hogepriester Jozua, en voor Zerubbabel, de Vorst uit Davids huis, de leidslieden van de terugkerende ballingen uit de Babylonische gevangenschap, en voor het volk der Joden, dat in zulk een onverdiende verlossing mocht delen, en voor hen allen bij de herbouw van de tempel van Salomo, die door Nebucadnezar was verwoest. Dat was het nu juist, wat zij nodig hadden bij het grote werk, dat hun op de handen was gezet. De moeilijkheden waren voor Jozua en Zerubbabel niet gering. De voornaamste was wel de zonde van de Joden zelf. Dit zien wij in het nachtgezicht van Zacharia, dat ons is opgetekend in Zach. 3. Zacharia zag Jozua, de Hogepriester, staan voor het aangezicht van de Engel des Heeren, en de satan stond aan zijn rechterhand, om Jozua te wederstaan door hem aan te klagen, wijzend op zijn vuile klederen, beeld van zijne en des volks zonden. Maar de klacht van de aanklager wordt afgewezen. De Heere zeide tot de satan: „De Heere schelde u, gij satan! ja, de Heere schelde u, Die Jeruzalem verkiest; is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt? " — God zal de zonden van Jozua en zijn volk wegnemen, en beveelt de vuile klederen van hem weg te doen, en hem wisselklederen, witte klederen, aan te doen, en hem een reine hoed op zijn hoofd te zetten. Zo wordt ons voorgesteld de rechtvaardigmaking van de zondaar, het wegnemen van het vuile kleed van zonde en ellende, en het bekleed worden met de mantel der gerechtigheid des geloofs. In Zach. 3 wordt beloofd, dat de Knecht des Heeren, de Spruite, de Messias, zal komen en het volk verlossen. Zo alleen kan deze grote moeilijkheid opgelost worden. Het volk was een zondig en een schuldig volk. O, welk een hinderpaal, welk een berg van zonden!

Bij deze interne moeilijkheid, intern tot in de priesterschap, tot in de Hogepriester, intern tot in de harten, kwamen de externe moeilijkheden, die van buiten het werk van de herbouw van de tempel in

de weg stonden. Zij kwamen van de zijde van de Samaritanen. Dezen hadden nl. de Joden voorgesteld, om gezamenlijk de tempel te herbouwen, omdat zij vanaf de tijd, dat de koning van Assyrië hen in Kanaan had gebracht, de God van Israël hadden gediend. De Joden wilden daarvan echter niet weten, omdat de Samaritanen ook de afgoden nog dienden. Zij mochten niet toelaten, dat de Samaritanen in de tempel offers brachten. Toen hebben de hierdoor beledigde Samaritanen al het mogelijke gedaan om de bouw van de tempel tegen te houden. En een tijd lang, jaren lang, is dat hun ook gelukt. De bouw kon geen voortgang hebben, daar de Perzische ambtenaren zich stelden aan de zijde van de Samaritanen. Dit duurde tot de regering van Darius Hystarpes (521 — 486 v. Chr.). Deze beval Thatnai, de Perzische gouverneur, na een ingesteld onderzoek de bouw van de tempel niet te verhinderen, 'maar uit de staatskas de kosten te betalen, en ook een bijdrage te geven voor de offers, terwijl de Joden dan moesten offeren voor de koning en zijn huis. Lange tijd dus ook van de zijde van de machthebbers onoverkomelijke moeilijkheden.

Welk een steun zullen Jozua en Zerubbabel, en de Joden, die de Heere in oprechtheid vreesden, nu echter niet gehad hebben in die vaste belofte des Heeren, dat Zerubbabel de hoofdsteen zou voortbrengen, dat hij de tempelbouw zou mogen voltooien, en de hoofdsteen, de gevelsteen, zou mogen inbrengen.

Ja, die belofte was ook een pléitgrond in het gebed. En zij is ook vervuld. In 516 v. Chr. werd de tempel ingewijd. De Heere is een Waarmaker van Zijn woord. En dus was er bij het voltooien van dit werk alle reden voor de toeroepingen: „Genade, genade zij denzelven!" — Genade, daarvan sprak de gehele geschiedenis van de herbouw van de tempel. Er was aan de zijde van Israël geen enkel recht. Alles moest eindigen in de erkenning van Gods vrije en rijke genade. Het was genade, genade, genade voor genade. Bij het voltooien van de tempel was er reden voor een ootmoedige terugblik met de erkentenis, tot verheerlijking Gods: „Genade, genade!" Van de eerste steen tot de laatste, het is alles genade.

En ook verder zou het alles bij de herstelde dienst in het heiligdom, bij de voortzetting van de dienst der offeranden, moeten zijn: Genade, genade zij denzei ven!" — Dat houdt dus ook in het gebed om genade. Of, zoals Salomo eeuwen terug reeds had gebeden: , Dat Uwe ogen nacht en dag open zijn over dit huis, over deze plaats, van dewelke Gij gezegd hebt: ijn naam zal daar zijn! om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats. Hoor dan naar de smeking van Uw knecht, en van Uw volk Israël, die in deze plaats zullen bidden; en Gij, hoor in de plaats Uwer woning, in de hemel; ja hoor, en vergeef" (1 Kon. 8 : 29 v.).

„Want hij zal de hoofdsteen toebrengen, met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven!" Deze inhoudrijke belofte geldt ook de opbouw van het geestelijk Godsgebouw, van de tempel van de meerdere Salomo, van de meerdere Zerubbabel. Ook het gebouw van de Kerke Gods wordt voltooid. Alle eeuwen door is er reeds aan gebouwd. Wij hebben hier dus een tri umflied voor de arbeid in 's Heeren wijngaard, voor het werk van de inwendige en van de uitwendige zending.

Het gaat aan op de grote Zendingsdag van het einde der dagen. Dan zal er een schare te zamen zijn, die niemand tellen kan, talrijk als het zand, dat aan de oever der zee is, als de sterren, die flonkeren aan de nachtelijke hemel. Het zal een schare zijn, niet maar uit verschillende provincies, zoals het was op onze Zendingsdag in het Rijsenburgse bos, voor ons al een rijk genot van ontmoeting en eenheid, van samen bidden, van samen luisteren, van samen zingen. Neen, op de jongste dag, op die grote Zendingsdag zal het een diepere eenheid zijn, al komen ze uit alle geslacht, en volk, en taal, en natie. Dan ook geen tweeërlei soort van mensen op één Zendingsdag, zoals hier en nu, wandelend op twee gescheiden wegen. Dan maar één soort van mensen. Geen werelddienaars met een godsdienstig kleed, geen wolven in schaapskleren, geen tijdgelovigen, geen bedriegers van zichzelf, geen bezoekers, die de Zendingsdag een slechte naam bezorgen. Neen! dan alleen gezaligden, allen bekleed met witte klederen, wit gewassen in het bloed des Lams. En die witte klederen zijn zonder één enkele smet. Allen zijn ze vergaderd, niet om een spreekgestoelte met een zwakke, gebrekkige prediker, al spreekt hij nog zo goed, maar om de troon van God en het Lam. Een in de Ene, want God zal dan en daar zijn alles en in allen. Wat zal die zendingsdag groot zijn, wanneer Hij, nl. de Heere Jezus Christus, zal gekomen zijn om verheerlijkt te worden in Zijn heiligen, en wonderbaar te worden in allen, die geloven (overmits onze getuigenis onder u is geloofd geworden) in die dag" (2 Thess. 1 : 10).

Steeds meer geestelijke stenen worden aangebracht, en ingevoegd. En ze worden ingevoegd, ieder op zijn plaats. O, al is het nog zo verborgen, op een plaats door weinigen opgemerkt, als wij maar een van de kleinste steentjes mogen zijn van die heilige tempel! Want Hij zal de hoofdsteen voortbrengen, met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven! — Welk een belofte, rijk van inhoud, welk een steun voor alle arbeid in de wijngaard des Heeren, ook voor het werk der zending! Ja, er zal dan alle reden zijn voor de toeroepingen: „ Genade, genade zij denzelven!" Het is alles vrucht van Gods vrijmachtig, eeuwig welbehagen. Genade, genade van het fundament tot aan de hoofdsteen toe. Genade was het. Genade Is het. Genade zal het zijn in der eeuwigheid.

„Met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven!" Zo is het, als een lang begeerd werk van Reformatie tot stand komt. Zo zou het zijn, als de Kerk der vaderen weer eens mocht worden tot een pilaar en vastigheid der waarheid. Zo zal het zijn in de voleinding der wereld, als de grote Tempelbouwer, Christus Jezus, Zijn tempel voltooit. Zo is het zelfs met elke levende steen van deze levende tempel. De Heere gaat voort met Zijn werk: „Vertrouwende ditzelve, dat Hij, Die in u een goed werk begonnen heeft, dat ook zal voleindigen tot op de dag van Jezus Christus."

Nooit laat Hij varen het werk Zijner handen. Hout, hooi en stoppelen, vergeet dat niet, die van ons zijn, zullen verbrand worden. Maar het goud, het zilver, de kostelijke stenen van Gods genade, gebouwd op het fundament Jezus Christus, zullen in het vuur van Gods beproeving blijven, en des te meer schitteren tot lof en prijs van Gods naam. O, dat zal het ook voor de enkele ziel zijn, van het begin tot het einde, door de tijd, tot in der eeuwigheid: „Genade, genade zij denzelven!" Hij is de Rotssteen Israëls, Wiens wérk volkomen is.

Staat gij, mijn lezer, reeds onder de bearbeiding des Geestes? Heeft de meerdere Zerubbabel die grote berg voor u reeds gemaakt tot een vlak veld? Zullen ook u: straks gelden de toeroepingen: „Genade, genade"!?

z.

S. V. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 augustus 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De grote Zendingsdag

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 augustus 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's