Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gereformeerde prediking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde prediking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(23)

In voorgaande artikelen hebben we er op gewezen, dat in de gereformeerde prediking de oproep tot bekering niet mag ontbreken. We hebben gezien, dat de Heere Jezus zelf de bekering predikte en bij wie zullen wij beter in de leer kunnen gaan wat de prediking betreft dan bij deze hoogste Profeet en Leraar?

Maar dan zal de prediking der bekering ook niet gebracht moeten worden in een wens, doch in een eis. In ons blad is er reeds op gewezen, dat er in de prediking gerust iets gewenst mag worden. Ook daar ging de Heere Jezus ons in voor. Denk maar aan die bekende uitroep: Och of ge nog in deze uw dag bekendet wat tot uw vrede is dienende... Sommige kringen in de kerk spotten wel eens met het och en ach. Toch zou het er zeker in de kerk beter uitzien wanneer daar een alge-

raene levende klacht gevonden werd en een gebed: Och of Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt

Maar dat wil niet zeggen, dat de eis der bekering in de vorm van een wens gebracht moet worden. Eigenlijk spreken deze woorden elkaar tegen: eis en wens. We zullen verstaan dat een wens de eis der bekering aanmerkelijk verzwakt. Neen, met bijzondere klem moet de verantwoordelijkheid gelegd worden op de mens. Het evangelie wordt hem verkondigd, de weg der zaligheid wordt hem gepredikt, de verkeerde en zondige weg waarop hij van nature wandelt, wordt hem aangewezen, en de eis der bekering wordt hem voorgelegd. Van dit alles mag niets worden afgedaan. Zeker van nature hoort niemand. Van nature blijven we doof voor het heerlijke evangelie dat Jezus Christus in de wereld gekomen is om zondaars zalig te maken, omdat men nog nooit geleerd heeft dat men de voornaamste der zondaren is. Maar men mag de mens nooit een schuilplaats gunnen achter de muur van zijn onmacht. Hij moet uit die schuilplaats worden opgejaagd, opdat hij openbaar kome in zijn vijandschap. Het is nooit de schuld van God, wanneer een mens verloren gaat. Want de Heere besteedt zoveel werk aan ons. Het is altijd eigen schuld. Het woord van de Heere Jezus is ook hier duidelijk en zonder omwegen: Gij hebt niet gewild! En daarom moet het ook gepredikt worden, dat een mens altijd door eigen schuld zal verzinken in die buitenste duisternis waar wening zal zijn en knersing der tanden.

Dat geldt in het bijzonder van de kinderen des Verbonds, van allen die gedoopt zijn en Qnder het evangelie opgroeien. Paulus vraagt in Romeinen 3: „Welk is dan het vordeel van de Jood? Of welke is de nuttigheid der besnijdenis? En hij antwoordt dan ook zelf: Vele in alle manier; want dit is wel het eerste dat hen de woorden Gods zijn toebetrouwd. En in dit verband denken we aan het woord van de Heere Jezus, waarin Hij er op wijst, dat zij, die de weg geweten en niet bewandeld hebben, met dubbele slagen zullen worden geslagen. Daarin komt de verantwoordelijkheid van de mens zeer duidelijk naar voren.

Zo moet derhalve de eis tot bekering ook werkelijk als een eis door de prediking heenklinken. Onlangs hoorden we van een predikant, die de eis der bekering aan de gemeente had voorgelegd. Een gemeentelid kwam in de week bij hem om er op te wijzen, dat dit niet goed was. Hij zei, dat die dominee had moeten zeggen: Och, dat er nog eens bekering mocht komen gewerkt door de Heilige Geest, want een mens kan er toch niets aan doen. Die predikant wees hem echter terug met de Schrift in de hand, waar op vele plaatsen zo duidelijk die eis der bekering zonder enige terughoudendheid aan ons wordt voorgelegd. En wie naar de Heere niet hoort, wie de beloften Gods verwerpt, wie zijn hart verhardt, die zal van God verworpen worden.

Maar wanneer de prediking hierbij zou blijven staan, zou ze toch niet de naam van schriftuurlijke prediking kunnen dragen. Want dan zou er een eenzijdige waarheid verkondigd worden. Het is immers zo, dat de Schrift ook spreekt van de diepe val des mensen, van zijn dood-zijn in de zonden en de misdaden, van zijn doofheid en blindheid. Van zijn onbekwaamheid tot enig goed en zijn geneigdheid tot alle kwaad.

Er is een onwil om zich tot God te bekeren en er is een onmacht om zijn zondeleven te verlaten en zich neer te buigen voor de Heere zijn God en te smeken om genade voor recht en te vragen hoe Hij wil dat we wandelen zullen.

Nu schrijft iemand ons, dat hij een dergelijke prediking toch eigenlijk „een dwaasheid" vindt. Aan de ene kant de eis op de mens leggen, terwijl aan de andere kant beleden moet worden, dat het een verloren zaak is, tenzij God er aan te pas komt, daar we zo diep gevallen zijn, dat we zelfs moeten spreken van de dood, van de geestelijke dood. Ja, maar door de dwaasheid der prediking wil de Heere nu juist de wonderen van zijn genade verrichten. We moeten juist in de prediking zo dicht bij de Schrift blijven, dat we in niets van haar afwijken. Want we hebben geen eigen boodschap te brengen, ook geen boodschap, die aan ons verstand is aangepast en die we geheel en al met ons verstand begrijpen kunnen. Maar we hebben een boodschap te brengen, die van de Heere is. Hij heeft ons in zijn Woord een boodschap gegeven en dat Woord hebben we te verkondigen, ook al vinden de hoorders het „dwaasheid". En van dat Woord mogen we niet afwijken, ter rechterhand niet en ter linkerhand niet.

Paulus spreekt er immers ook al van, dat het evangelie des kruises voor de Joden een ergernis is en voor de Grieken een dwaasheid. Maar voor degenen die geroepen zijn is het 'n kracht Gods tot zaligheid. En dat geloof is een vrucht van genade. En wanneer we zalig worden is dat een werk van genade, alleen. Dat hebben .we goed te weten, opdat de naam des Heeren zal worden verheerlijkt en grootgemaakt. Want uiteindelijk gaat het daarom, dat die Naam de ere ontvangt. Onze namen zijn niets, hoezeer we ook de ere van onze namen zoeken. Het gaat om de naam des Heeren. Die Naam moet worden grootgemaakt en die Naam zal ook de ere ontvangen van al dat volk, dat door genade heeft leren geloven en dat van genade heeft leren leven en dat eenmaal op genade hoopt te sterven. En de Heere leert zijn volk door de prediking des Words, door de verkondiging van de volle raad Gods, op die genade alleen te betrouwen. Daarom heeft dat volk het Woord ook zo lief.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 augustus 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Gereformeerde prediking

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 augustus 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's