Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De jeugd op Zondagavond

In het blad In de Waagschaal vonden we een artikel van de hand van Ds J. F. van Woerden van Almelo over de wijze, waarop de jeugd de Zondagavond doorbrengt. De Persschouwer neemt er hier een deel van over:

Een gesprek met een lid van de Jonge Kerk bracht de zaak aan het rollen. Hij kwam op een avond op mijn spreekuur, deelde mij mee dat een lid van de Jeugdkerk-commissie elke Zondagavond gesignaleerd werd in de dancing van „Het Groenendal", vond dit een teken, dat het met onze kerkelijke jeugd duidelijk bergafwaarts ging, en vroeg of daar niet iets tegen gedaan moest worden. Enkele maanden later had ik een gesprek met mijn ouderen-catechisanten over het betreffende onderwerp, liet opnieuw een waarschuwende stem horen, maar kreeg ongeveer dezelfde antwoorden, kreeg bovendien de indruk dat inderdaad een belangrijk deel van onze Hervormde jeugd op Zondagavond in dancings is te vinden, ook uit degelijke en streng-kerkelijke gezinnen (waarbij de vraag in het midden blijft, of vader en moeder er van weten). Toen: een gesprek op een groothuisbezoek in de Wateregge, waar de Zondagsheiliging aan de orde kwam. Ik vroeg de ouders, hoe zij tegenover de kwestie stonden, vernam tot mijn verbazing, dat de gehele boerenjeugd, practisch zonder uitzondering, op Zondagavond in een bepaald café pleegt te dansen en dat de ouders geen enkel bezwaar hadden („wij hebben dit veel liever dan dat zij met elkaar de Dijk op gaan").

Ik bracht de zaak daarop in een vergadering van de Kerkeraadscommissie voor het Jeugdwerk ter sprake: hoe moeten wij als Kerk hier tegenover staan? Welke leiding moeten wij geven?

Conclusie was: dat wij allereerst behoorlijk zouden moeten weten, waaróver wij spreken, willen wij niet telkens schaakmat gezet worden door de jeugd zelf, omdat wij niet op de hoogte zijn met de situatie ter plaatse. En het besluit viel: dat de voorzitter met een jeugdouderling op een Zondagavond een verkenningstocht zouden maken langs een aantal gelegenheden, die, naar men ons verteld had, zich speciaal in de belangstelling van onze hervormde jeugd mochten verheugen. Nu dit heeft plaats gehad, meen ik dat het goed is in het kerkblad enkele opmerkingen hierover te maken:

1. Naar schatting heb ik op deze avond een derde van mijn ouderencatechisanten ontmoet, in verschillende dansgelegenheden. De meesten zonder enige géne, vrolijk-verbaasd, als men ons herkende, slechts een enkele, die zich kennelijk niet op zijn gemak voelde en (overigens vergeefse) pogingen deed onopgemerkt te blijven (deze jongeman kan trouwens gerust zijn: er zal niet worden geklikt).

2. De indrukken in de verschillende gelegenheden waren zeer uiteenlopend. In één daarvan, waar vooral boerenjeugd bijeen was, was de sfeer gezond, vrolijk, doodeenvoudig, zonder enig raffinement. Er werd (ook door vele jongens) limonade gedronken. In een andere gelegenheid daarentegen was de sfeer kennelijk minder gezond. Naast de gewone, argeloze, ongecompliceerde type's ook een ander soort, dat (ook al is het in de minderheid) een bepaald stempel drukt op het geheel: jonge kerels met bleke gezichten, sigaret in de mondhoek, glas bier in de hand, hangend tegen de toonbank, meisjes met geraffineerde make-up.

Ook hier: vele catechisanten. Een van hen vroeg ik: wat vinden vader en moeder hiervan? Antwoord: ze vragen meestal niet waar we heen gaan.

3. Wij hadden telkens eerst met de eigenaar een gesprek. Wij vroegen: waarom kan dit niet op Zaterdagavond? Antwoord: Het is geprobeerd, een aantal malen, maar men kwam niet. Men komt alleen op Zondagavond.

4. Wat moeten wij met dit alles? Wij staan als Kerk voor een feit, dat niet meer kan worden genegeerd: een belangrijk (en waarschijnlijk steeds groeiend) deel van onze hervormde jeugd zoekt op Zondagavond vertier in openbare dansgelegenheden. Men hoeft in 't geheel geen tegenstander van dansen te zijn om tegen dag en plaats waarop het hier geschiedt toch belangrijke bezwaren te hebben. En wat het gezelschap betreft, waarin men verkeert: er waren er onder de gelegenheden die wij bezochten, waar ik mijn eigen kinderen, als ze deze leeftijd hebben, niet graag zou willen zien.

Deze predikant ziet dan twee mogelijkheden:1. verbieden. Hij meent dat dit geen enkel resultaat zal hebben. 2. Er iets anders voor in de plaats geven. Hij wil avonden organiseren voor de jongeren. Daarbij is hij zelf ook halfslachtig:

Lijkt het in dit verband wenselijk, dat op zulke avonden ook een grammofoon aanwezig is, en dat ter afwisseling ook daar een dansje wordt gemaakt, dan zie ik niet, wat hiertegen vanuit de Kerk zou zijn in te brengen.

De Persschouwer wil erkennen dat het probleem van de jeugd niet gemakkelijk op te lossen is. Hij meent echter dat dergelijke dansavondjes zeker geen oplossing geven. De Zondag moet wezen de dag van het gezin en van de kerk. En de kerk heeft naar de mening van de Persschouwer in het verleden maar al te weinig leiding gegeven door handhaving van de christelijke normen en vormen. Men is maar al te veel met de wereld meegegaan en men heeft de jeugd in de vrijheid opgevoed. Bovendien is er zo weinig kennis meer van de waarachtige dienst van God. De jeugd heeft misschien nog wel de vorm van het kerkgaan gezien bij de ouderen, maar had die kerkgang nog wel wezenlijke inhoud? Was er wel een zoeken van de gemeenschap met God in Christus? En is er in de tegenwoordige prediking wel genoeg gewezen op het éne nodige, waarvoor alles vallen moet, waarbij wij wel in de wereld, maar niet van de wereld mogen zijn. Men heeft veelal een „goedkope genade" verkondigd: men zou christen kunnen wezen en toch volop de wereld kunnen dienen. Alleen dan wanneer de kerk haar tweeslachtige houding zal laten varen, kan ze weer leiding geven en opvoeden. Maar dan moet de wet des Heeren richtsnoer worden voor de prediking der kerk.

Maranathakerk: de. poort der vrijzinnigen

Onze lezers zullen zich nog wel herinneren hoe er enkele jaren geleden in Den Haag een kerk is gebouwd, waar-

over in het gehele land grote deining is ontstaan. Het is de Maranathakerk, waar de nieuw-liturgische beweging zich in heeft kunnen uitleven met knielbankjes, altaar en dergelijke. In ons blad is al meer opgemerkt, dat men een zekere onverschilligheid openbaart ten aanzien van de leer, wanneer de liturgie en niet de dienst des Woords het hoogtepunt wordt van de kerkdienst. Dit blijkt nu ook weer duidelijk in Den Haag, waar de Maranathakerk de poort voor de vrijzinnigen is geworden. Daarover vond de Persschouwer in De Band der beginselen, het contactorgaan van de Hervormd Gereformeerden in Den Haag, het volgende:

Reeds geruime tijd geleden schreef Dr W. Aalders, dat zich rondom de Maranathakerk (dat is de bekende kerk in den Haag, waar de knielbankjes zijn ingevoerd, M.) een nieuw type christendom ging openbaren. Een der laatste vruchten van dit nieuwe christendom is thans dat onder verantwoordelijkheid van de kerkeraad van die wijkgemeente, vrijzinnige predikanten in de Maranathakerk hun nieuwe leden hebben bevestigd. Jarenlang was zoiets in de Hervormde kerkgebouwen in onze stad onmogelijk geweest. „Dank" zij echter dr Aalders en diens kerkeraad is daarin nu verandering gekomen. De Maranathakerk is geworden tot een poort der vrijzinnigen, waardoor ze onze kerkgebouwen en onze kansels gaan bezetten. Intussen heeft de wijkkerkeraad van de Moerwijk de vrijzinnigen ook reeds officieel in het preekbeurtenrooster opgenomen!

Hiertegen gaat ons vurig protest. Wij beschuldigen deze wijkkerkeraden van grove nalatigheid in de Schriftuurlijke waakzaamheid, waartoe zij geroepen zijn, nl. de wacht te betrekken bij de posten der deuren. In plaats hiervan nodigt men met vriendelijk gebaar de vrijzinnigen uit, die de Christus der Schriften verloochenen, onze kerken en kansels te betreden en stelt ze zo in staat om met hun Christus-onterende leer de gemeente te verderven.

' Op de jaarvergadering van de afdeling van de Geref. Bond, waar deze bedroevende dingen ter sprake kwamen, werd met diepe verontwaardiging hiervan kennis genomen. De Centrale Kerkeraadscommissie blijkt in dit opzicht geen zeggenschap te hebben. Maar moet uit wederliefde tot Hem, Die in Zijn borgtochtelijk lijden en sterven de Zijnen tot in de dood heeft liefgehad, niet door allen, ook door de Centrale Kerkeraadscommissie, de band worden verbroken met dezulken, die zich niet ontzien hun ambt te misbruiken voor zulke Christuskrenkende en Christus-verloochenende daden? Laat ons met zulke personen om des beginsels wil geen gemeenschap hebben en hiervan ook openlijk getuigenis afleggen!

Zie 2 Thess. 3 vs 14: „Maar indien iemand ons woord, door deze brief geschreven, niet gehoorzaam is, tekent dien, en vermengt u niet met hem, opdat hij beschaamd worde." En in 2 Joh. 1 vs 9—11: „Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden, de Vader en de Zoon. Indien iemand tot ulieden komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: Wees gegroet! Want die tot hem zegt: Wees gegroet, die heeft gemeenschap aan zijn boze werken."

Uit het bovenstaande blijkt weer duidelijk hoe verward de toestand in de Hervormde Kerk geworden is, mede door de invoering van de nieuwe kerkorde. Ook blijkt weer hoe men zelfs in midden-orthodoxe kring de „gemeenschap met de belijdenis der vaderen" opvat. Zelfs de vrijzinnigen worden beschouwd in gemeenschap met de belijdenis der vaderen te prediken en te leren. De Dordtse Synode heeft het remonstrantisme veroordeeld. Maar het moet dan in gemeenschap met de belijdenis der vaderen wezen om de vrijzinnigheid weer een plaats te geven in de kerk. Welk een droef verval komt er toch openbaar, niettegenstaande allerlei schoonklinkende leuzen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 augustus 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 augustus 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's