Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Heilig Avondmaal en de Ambtsdrager

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Heilig Avondmaal en de Ambtsdrager

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rondom het Avondmaal des Heeren zijn vele vragen, maar bovenstaande is een heel bepaalde en daar willen we ons voor deze keer bij bepalen in zoverre ook de brief, die hier volgt, daarop ingaat:

Weleerwaarde Heer

In het Geref. Weekblad, hetwelk ik meestal van a tot z lees, las ik zo juist weer iets van uw hand, onder het opschrift „Reacties". Daarin las ik iets, wat mij al veel beziggehouden heeft, nl. over het vieren van het H. Avondmaal. Daarover wordt, ook onder de Gereformeerde Gezindte, verschillend gedacht.

Gaarne zou ik daar nog eens wat meer over willen horen of lezen, dan u daar thans over geschreven hebt.

Een drijven tot de Avondmaalstafel en een kweken van avondmaalsgangers, zoals in de Geref. Kerken, daar houd ik ook niet van. En dat niet omdat ik er niet van houd, maar omdat ik het niet acht te zijn naar Schrift en Belijdenis.

Maar nu las ik dat, zoals het in Geref. Bondsgemeenten nogal veel voorvalt, dat ambtsdragers geen deel nemen aan het H.A. Dit valt in de Chr. Geref. kerken ook bijna niet voor. Ik meen dat het daar de regel is, dat geen leden tot candidaten voor ambtsdrager gesteld worden, die geen deel nemen aan het H.A.

Hoe kan nu iemand het ambt van ouderling of diaken bekleden, ja zelfs een predikant het H.A. bedienen, zonder zelf daaraan deel te nemen?

Het gaat niet aan om de mensen of schapen naar de Avondmaalstafel te slaan, zoals u schreef, doch moeten schuchtere zielen door tact van leiding wel er toe getrokken worden. Ja, er moet toch soms ook zijn een zacht vermaan in liefde. De Heere heeft het toch ook voor hen bereid, voor de kleine mirten, ja juist die wil Hij met spijze en drank voeden en laven, wijl zij het nodig hebben om ze te versterken in het geloof.

Hoe kan dat nu een ouderling doen. die zelf wegblijft?

Hoe ziet u de band tussen Doop. Belijdenis en Avondmaal? Dit is opmerkelijk dat ook in Geref. Bondsgemeenten toch alles wordt gedoopt en als ze tot onderscheid des levens gekomen zijn doen ze ook vrijwel allemaal belijdenis des geloofs, maar als het Avondmaalsviering is, dan is het: o wee, dat is te heilig om aan te raken. Is de God des Verbonds van de Doop niet dezelfde Heilige als Die van het sacrament van het Heilig Avondmaal?

En wat is nu de Belijdenis geweest, waarbij men zich verplicht om te gaan, of vraagt om toegang tot het H.A? Is dat nu huichelarij?

Nu wil ik hierover mijn mening wel zeggen. Ik heb het al eens zo gezegd, toen mij er aan herinnerd werd dat de H. Doop ons vermaant en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Daarop heb ik geantwoord, dat ondanks alle vermaning, waarschuwingen, bedreigingen en beloften, het hart des mensen onbewogen en onbekeerd blijft, tenzij dat de Heere daarin werkt met Zijn Geest en genade. En daarnaar hebben wij te zien bij de Avondmaalsviering. Immers zegt de Heere: „Ik zal het stenen hart van u wegnemen en Ik zal u een vlezen hart geven, en Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen."

Ik wil het hier maar bij laten en hoop dat het u duidelijk is.

Daar is ten eerste de constatering van een feit. Onze lezer schrijft, dat in Geref. Bondsgemeenten veel voorkomt, dat ambtsdragers geen deel nemen aan het H. Avondmaal. Daarover bestaan bij mijn weten geen gegevens. Ik bedoel, dat er geen cijfers bekend zijn, die aangeven hoeveel ambtsdragers in onze kringen altijd het H. Avondmaal verzuimen, hoeveel nooit verzuimen en daar tussen in. Dat een predikant als regel niet aan het H. Avondmaal deelneemt zal zelden voorkomen. Maar hij zou gelijk kunnen hebben als hij stelt dat ouderlingen en vooral diakenen nog al eens aan de bediening ontbreken. Ieder zal het met mij eens zijn als ik schrijf, dat dit een noodtoestand is. Het moest alzo niet wezen. Het mag zo niet blijven. Wanneer we het daarover eens zijn, kunnen we verder spreken over de middelen om aan deze noodtoestand een einde te maken. Het zou in iedere gemeente zo moeten wezen, dat heel de Kerkeraad in de regel deelneemt aan het H. Avondmaal.

Ja maar, zegt iemand, dat gaat zo maar niet. Daarvoor moet geloof en bekering het deel van de ouderling of diaken zijn. Daarover zijn we het eens. Nu kan de gemeente twee wegen inslaan om tot een Kerkeraad te geraken, die in de regel het Avondmaal des Heeren viert. De eerste weg is, dat alleen Kerkeraadsleden worden gekozen, die dit reeds deden. Maar hier begint de eerste moeilijkheid. Een ambtsdrager heeft natuurlijk en geestelijk verstand nodig, dat mogen we eerst wel opmerken. Hij heeft daarboven gaven nodig en bekwaamheden. Onder Israël was het reeds regel, dat gebrekkige zonen van priesters geen priester konden wezen, ook niet al waren het gelovige mannen. Spurgeon placht van de candidaten voor de Heilige Dienst te zeggen, dat zij in geen geval stotteraars mochten zijn. Dat is een uiterlijk gebrek. Maar iemand zou een trouwe Avondmaalganger kunnen zijn en een levend lidmaat der gemeente Gods en toch ongeschikt voor ambtsdrager. Daarvoor worden ook gaven vereist en zeker deze gave om leiding te kunnen geven aan een gemeenschap, om met iedereen een verstandig woord te kunnen spreken en zichzelf te kunnen verloochenen. Gelukkig is de gemeente, waar mannen zijn met de geest der wijsheid en der regering versierd. Mahr nu moeten zij ook in meerdere of mindere mate bevindelijke kennis der waarheid hebben. Een klein tikkeltje geloof en een klein beetje bekering mag men toch in een ambtsdrager verlangen. Doch hier komt nu een moeilijkheid.

Iemand kan een trouw Avondmaalganger zijn, uit kracht van huiselijke of kerkelijke opvoeding en toch de eerste beginselen der bevindelijke kennis missen. Een ander kan die eerste beginselen ontvangen hebben, staan naar meerdere genade en toch nooit aan het H. Avondmaal tot nu toe zich hebben begeven. Wat moet er nu in deze gemeente gebeuren? Moet de Avondmaalganger de voorkeur hebben of de niet-Avondmaalganger? Maar v/ie kijkt de eerste in zijn hart?

Ik wou zo maar even laten zien, dat het niet altijd het ergste is, als een ambtsdrager niet aan het H. Avondmaal gaat. Het kan wel eens erger zijn, dat hij er wel aan gaat en nochtans dood is in zonden en misdaden. Doch hier zijn we niet mee klaar. Ik zou wel eens heel graag een heilzame verontrusting willen brengen onder de ambtsdragers, die het Heilig Avondmaal verzuimen. Ik zeg niet, dat ze de eerstvolgende bediening daar allen moeten aanzitten. Maar wel, dat zij verontrust moeten worden, misschien wel veel meer dan zij tot nu toe zijn. Doch, ik moet eerlijk zijn, dan zou ik ook wel eens een heilzame verontrusting willen brengen onder degenen, die als ambtsdragers nooit een bediening overslaan en toch geen kennis van Christus hebben. Men schrijft wel eens, en dat niet ten onrechte, dat de Avondmaalsgang in een gemeente bepaald wordt door de prediking, die er is, doch meer nog, door de opvattingen, die er leven.

Nu geloof ik zeker, dat in onze Geref. Bondsgemeenten niet overal de rechte opvattingen in de gemeente gevonden worden en ook zal de prediking wel eens mank gaan. Toch meen ik te mogen zeggen, dat men daar in de regel nog het dichtst gebleven is bij de schriftuurlijke vereisten voor de rechte Avondmaalganger. Ik meen ook te mogen zeggen, dat men in andere gemeenten daar soms wel

erg ver van afgeraakt is. Het H. Avondmaal wordt als een verplichting aanvaard voor alle mensen, doch de waarheid is, dat de Heere Jezus het voor zijn discipelen heeft ingesteld en dat het voor de gelovigen is verordend. En als men dan wil weten, wat onder geloof verstaan wordt, dan leze men de Catechismus en het Formulier van het H. Avondmaal. Daar wordt ons wat anders in voorgehouden dan een verstandelijke zondekennis en een historisch geloof. Maar goed, we hebben het over de ambtsdragers.

Hoe moeten we daarmee aan in een gemeente, waar ons mannen met gaven, die tegelijkertijd Avondmaalgangers en levende lidmaten zijn, ontbreken. Laten we dan eerst vaststellen, dat men zoekt onder degenen, die aan het Avondmaal des Heeren plegen te gaan. Vandaaruit zoekt men zo nodig verder. En nu komt de vraag van onze lezer: Hoe kan iemand het ambt van ouderling of diaken bekleden, ja zelfs een predikant het H. Avondmaal bedienen, zonder zelf daaraan deel te nemen?

Dat kan in een noodtoestand. Dat kan zelfs iedere ambtsdrager overkomen. Iemand kan in grote zielestrijd zijn gewikkeld, hij kan geestelijk aangevochten worden, zijn ganse hart kan in beroering zijn, zodat hij van het Avondmaal des Heeren afblijft, doch zijn ambtstaak vervult. De ouderling kan op deze wijze aan de tafel des Heeren dienen, zonder aan de bediening deel te nemen. Men moet niet zo licht denken over het eten van het lichaam des Heeren en het drinken van Zijn bloed. Het is maar niet gewoon eten en drinken. Doch daarom zeg ik: het kan in een noodtoestand. En niemand kan de tijd vaststellen hoe lang deze toestand zal kunnen duren. Doch dan veronderstel ik strijd en strijd betekent leven en het leven overwint als het uit God is. In dit geval is het „hoe" nogal niet zo moeilijk te beantwoorden.

Een andere vraag is: gaat dat goed als een ouderling of diaken daar zo rustig in zijn baantje zit en elke bediening voorbij laat gaan en alleen, misschien wel trouw, de zaken van de kerk behartigt?

Neen, zeggen we, dat gaat niet goed. Men zou het kunnen vergelijken met een gezin, waarin een beste huishoudster is, doch geen moeder. Doch nu veronderstel ik, dat we met een ouderling of diaken te doen hebben, die geen beginsel van bevindelijke kennis heeft. Hij heeft geen gevoel van zijn zware schuld, geen inzicht in zijn diepe val, geen erg in de gevaarlijke weg, waarop hij wandelt, hij is dood. Ik vrees, dat er ouderlingen en diakenen zijn, die zo dood zijn als de kerkbanken. Ik vrees, dat ze zijn onder de niet-en onder de wel-Avondmaalgangers. Daar zijn heel wat vijanden van het bevindelijke leven onder de vele ambtsdragers in de vele kerken. En hoe kan iemand vijandig staan tegenover de bevindelijke kennis, als hij daar zelf iets van heeft? Daar zijn gevallen bekend, dat zulke vijanden omgekeerd werden en dan erkenden zij, dat zij vroeger het ware leven misten. Ik vrees, dat er ook vele predikanten zijn, die de waarachtige vreze Gods zelfs in beginsel missen, hoewel ze zeer ijveren voor de Avondmaalsviering. Hoe groot dit getal is zal de grote dag des oordeels openbaren. En met het oog op die dag kan ons de vrees van de Apostel Paulus wel eens overvallen, dat we zelf tenslotte nog verwerpelijk bevonden zullen worden. Het evangelie vraagt niet alleen maar overtuiging, het vraagt naar bekering.

Maar nu maakt onze lezer het mij nog niet eens zo erg moeilijk. Hij veronderstelt, dat al die ambtsdragers schuchtere zielen zijn, die tot de kleine mirten behoren.

Als het bij de ambtsdragers zo lag, zou het vraagstuk eenvoudig zijn. Om tweeerlei redenen. Ten eerste omdat men gaarne een levend lidmaat, die gave heeft om te regeren en de kudde te weiden, zal verdragen zolang hij de vrijmoedigheid mist om zijn plaats aan de dis des Heeren in te nemen. Daar zijn kinderen Gods, die in volle ruimte sterven, maar die heel hun leven het zich niet hebben durven toeeigenen voor zichzelf. Soms zijn zij tot groot nut voor de kerk en voor de zielen geweest, maar dat misten zij. En daarom durfden zij ook niet aan het H. Avondmaal. Dat was misschien niet goed van hen. Misschien hadden zij een verkeerde gedachte over dat H. Avondmaal, maar zo zijn de feiten soms.

En dan komt het wel voor, dat iemand een trouw Avondmaalganger is, doch meer verwoest in de gemeente dan opbouwt. Het kan een man zijn, die van het ware geestelijk leven niets verstaat en dat kan ook wezen in een Geref. Bondsgemeente. Daarom kan men wel zeggen, dat het een noodtoestand is als een ambtsdrager het Avondmaal des Heeren soms uit een hoog opzien en een sterke begeerte om het eens één keer in zijn leven waarlijk met Christus te mogen eten, verzuimt. Maar men kan niet zeggen, dat hij geen uitstekend ouderling of diaken kan zijn in deze noodtijden. Want men vergeet helaas maar al te veel hoezeer de kerk in de war is, overal, en hoe de Geest des Heeren van Nederland is geweken. Daar komen al die noodtoestanden vandaan, onder degenen, die wel en die niet aan het Avondmaal des Heeïen gaan. Maar onze taak blijft, en dat is de tweede reden, waarom het vraagstuk eenvoudig is, om de schuchtere ambtsdragers te leiden in de weiden des Woords, opdat zij tot dat vertrouwen mogen komen, waarvan Zondag 7 spreekt. Dan is de Avondmaalsvraag vanzelf opgelost.

Ik hoop aangetoond te hebben hoe voor elke persoon en voor elke gemeente de vragen hier anders liggen. Een andere keer de tweede helft van de brief.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 december 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het Heilig Avondmaal en de Ambtsdrager

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 december 1953

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's