Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALWAAR ZIJ HEM KRISUIGDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALWAAR ZIJ HEM KRISUIGDEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 19 : 18a.

(2)

Wij mochten de vorige week met elkander mediteren over de onkreukbare gerechtigheid Gods, die tot openbaring komt in het: „Alwaar zij Hem kruisigden".

Zeker, wij hebben hier een verschrikkelijk uitbreken van menselijke boosheid «n ongerechtigheid. Jood en heiden spannen op Golgotha samen tegen de enige, waarachtige God en tegen Christus, Zijn Gezalfde, Die Hij gezonden heeft, om op aarde Zijn werk te doen als de grote Profeet, als de barmhartige Hogepriester, en als de eeuwige Koning. Jood en heiden vermaken zich met de Gekruisigde van het middelste kruis, zoals de Heere Zelf dat reeds had voorzegd met deze woorden: „maar de wereld zal zich verblijden." — Ja, wie gaat hier vrijuit? Het volk van God, elke ontdekte zondaar, krijgt het almeer te zien: ik ben het, die de Verlosser heb gekruisigd; het zijn mijn zonden, die Hem aan het vloekhout hebben genageld. In Jesaja 53 belijdt de Kerk des Heeren het met zulk een diepe en smartelijke belijdenis: „Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is , ons genezing geworden."

Hier zien wij vooral, door alle menselijke boosheid heen, en daarboven, op wonderlijke wijze zich openbaren de Goddelijke gerechtigheid, waaraan genoeg moest geschieden.

Het: „alwaar zij Hem kruisigden", spreekt ons luide van de ongerechtigheid van de kinderen der mensen, die de enige Middelaar en Verlosser verwerpen. Maar nog krachtiger spreekt dat: „alwaar zij Hem kruisigden" van de gerechtigheid Gods.

O, welk een grote oorzaak is er dan, om voor die gerechtigheid £e beven, om haar toe te vallen, om het te erkennen: k heb mij waardig gemaakt te lijden het eeuwig verderf van voor het aangezicht Gods. Zo Gij, Heere, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan? " Zo wordt het van uw zijde een verloren, afgesneden Mak, Zo krijgt gij een Borg nodig, Die met Zijn borgtochtelijk werk genoeg heeft gedaan zelfs aan de onkreukbare gerechtigheid Gods, opdat er redding, verzoening zou zijn voor goddelozen. Hoor de apostel Paulus maar getuigen in ootmoed des harten en in blijmoedigheid des geloofs: Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben" (1 Tim. 1 : 15).

Het is dus een onuitsprekelijke zegen, dat wij bij het: „Alwaar zij Hem kruisgden", niet alleen behoeven te denken aan menselijke boosheid, aan de schuld ook van Gods Kerk en kind, niet alleen ook aan de onkreukbare gerechtigheid Gods, maar dat ons op Golgotha ook te beurt valt een wonderlijke, een rijke openbaring van Gods onpeilbare zondaarsliefde. Heerlijk is het, die te mogen overpeinzen, daarover te mogen mediteren in de lijdensweken bij het licht van Gods Woord, biddend om de leiding van Gods Geest: „Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwen Geest."

„Alwaar zij Hem kruisigden" — daarin komt dus ook tot arme zondaren de rijke Evangelieprediking van de onnaspeurlijke, van de onpeilbare, van de onuitsprekelijke liefde Gods. Daarvan getuigt ons Gods Woord telkens weer op heerlijke en uitlokkende wijze. Tot vertroosting van een arm en ellendig volk, en tot verheerlijking van Gods naam wil ik een enkel voorbeeld aan u ter overpeinzing overgeven. Allereerst noem ik u het Evangelie in het Evangelie, dat wij vinden in Johannes 3:16: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het-eeuwige leven hebbe." Als de apostel der liefde denkt aan de overgave van Gods eniggeboren Zoon, de Heere Jezus Christus, tot in de kribbe van Bethlehem, tot aan het kruis van Golgotha, dan kan hij dat wonder niet klein krijgen, niet uitwonderen, dan kan hij het niet verder brengen dan tot deze blijde boodschap van de Heere Jezus Zelf: Alzo lief heeft God de wereld gehad, "

En om nu nog een Schriftwoord te noemen over de onpeilbare ' zondaarsliefde des Heeren, dan slaan wij met elkander op 1 Johannes 4:9 en 10, en wij lezen daar met elkander — moge het zijn met hartelijke instemming en met diepe ontroering: Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet, dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden." Ja, zo is het, de liefde gaat niet van ons uit. Haar begin ligt in het harte Gods. Hij is ook hier de Eerste en de Laatste.

En deze liefde, waarvan Gods Woord ons zo heerlijk spreekt, en zo uitlokkend, wordt ons voor ogen gesteld, als de Vader Zijn Zoon overgeeft in de handen der onrechtvaardigen, als naar Zijn bepaalde raad en voorkennis geschiedt, wat wij lezen in de stof van onze overdenking: „Alwaar zij Hem kruisigden." Gelukkig de zondaar, die door de onwederstandelijke kracht van de Heilige Geest gebracht mag worden op Golgotha, en die daar aan de voet van het middelste kruis mag opmerken met een verbroken hart Gods onkreukbare gerechtigheid, maar ook Zijn onpeilbare zondaarsliefde. Dan wordt het een wegzinken onder dat recht, en een wegsmelten onder zulk een liefde.

„Alwaar zij Hem kruisigden." — Zo dikwijls staan wij mensen verwonderd, menigmaal zelfs over nietige dingen. Moesten wij niet veel meer met verwondering zijn vervuld over dit geheimenis van Goddelijke liefde, dat de engelen stof gaf, en geeft, om op hoge toon uit te jubelen het: „Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen"? , waarin die troongeesten begerig zijn, om in te zien?

Het is een geheimenis, dat hier op aarde door Gods Woord en Geest wordt geopenbaard aan schuldige, ontdekte zondaren, en die dan in geloof en in aanbidding leren stamelen bij het licht van diezelfde Geest: „Gode zij dank voor Zijn

onuitsprekelijke gave!" Aan de voet van het kruis, daar mag de strijdende Kerk, ingeleid in de betekenis van dat kruis van Jezus Christus, somtijds zo wonderlijk genieten van deze openbaring van de zondaarsliefde des Heeren. Dan is de hemel bij ogenblikken in het hart.

En dit geheimenis der liefde, dat is het, wat in de hémel wordt bezongen in het loflied van de triumferende Kerk, als de gezaligden mogen zien het Lam staande als geslacht.

Wel is er reden, voor het eerst, en telkens opnieuw, om de Heere ootmoedig te bidden, om iets te mogen leren kennen van dit geheimenis van Goddelijke liefde, opdat wij met vertederde, met verbroken harten, mogen staren op Jezus Christus, en Die gekruist. O, zoek in deze lijdensweken maar veel de eenzaamheid, om daar de knieën te buigen, en om daar te vragen: „Heere, leid mij uit uit al het aardse en uit al het wereldse, leid mij uit uit mijzelf en al het mijne, en leid mij heen naar Golgotha, naar het middelste kruis met de gekruisigde Zaligmaker, om mij in te leiden in dat wondere werk van verlossen en zaligmaken, in dat ondoorgrondelijke geheimenis van Uw onpeilbare zondaarsliefde." Daar, alwaar zij Hem kruisigden, daar, op dat plekje van onkreukbare gerechtigheid, van onpeilbare liefde, daar gaat in vervulling het woord: , , U dan, die gelooft, is Hij dierbaar."

„Alwaar zij Hem kruisigden." Hem! Wie is Hij, Die daar hangt aan het hout van schande en van vloek? Het is Degene, van Wie de Vader, Die in de hemelen is, getuigde: Deze is mijn Zoon, mijn Geliefde, in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb" (Matth. 3:17). Hij hangt daar van God verlaten, met Zijn vloek beladen als plaatsbekledende Borg. Hij hangt daar als een tot zonde gemaakte, overgegeven door de Vader, niet voor heilige engelen, maar voor verbondsbrekers, voor opstandelingen, voor onrechtvaardigen, voor goddelozen, voor vijanden van God. Moeten wij ook hier, ziende op de onpeilbare liefde Gods in deze geopenbaard, niet uitroepen:

Het is een wonder in onz' ogen; Wij zien het, maar doorgronden 't niet?

Hoe zouden wij kunnen doorgronden dit geheimenis van Goddelijke liefde, dat de Vader van onze Heere Jezus Christus Zijn eniggeboren Zoon overgaf tot in de bittere, smadelijke, van God vervloekte dood aan het kruis? Dat is een woricler van vrije, van gadeloze ontferming. O, mijn lezer, hier is een Vader, Die Zijn eigen Zoon ten offer brengt, zonder Hem te sparen, opdat kinderen des duivels, kinderen der duisternis, zouden worden kinderen Gods, kinderen des lichts. Daar zal de eeuwigheid zeker voor nodig zijn, en niet te lang, om dit wonder der wonderen te bewonderen, te bepeinzen, en te bezingen.

„Alwaar zij Hem kruisigden." — Dit geheimenis van Goddelijke liefde bepaalt ons bij Gods ééuwige liefde. Het is die liefde, waarvan de waarachtige God Zelf verzekert: Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid" (Jer. 31 : 3). Reeds in de stilte der eeuwigheid is tot deze overgave van de Zoon voor zondaren door de Vader besloten, in volkomen harmonie met de Zoon en de Geest. Hoe heerlijk is het door de Heilige Geest daarheen teruggeleid, daarin ingeleid te worden! Ik denk hier aan een van onze vrienden, die dodelijk krank, sprak van de vertroostingen, waarmede God de Heere zijn ziel verkwikte, en die zo groot waren, dat hij daarvan genietend, van zijn pijnen zo geen last had. In verwondering zei hij, tot roem van Gods genade, van Zijn eeuwige zondaarsliefde: , Ik kan het niet op, dat het Hem behaagde 24 jaar geleden, toen ik God nog vervloekte, en mijzelf vervloekte, in mijn leven in te komen en in te grijpen; ja, dat Hij van eeuwigheid af al gedachten des vredes over mij had." Ja, het is een geweldig iets, die eeuwige liefdes-en vredes-gedachten van de heilige en rechtvaardige God over dood-en doemschuldige zondaren. Daar is geen begin en geen eind van te krijgen, want die liefde Gods voor arme zondaren is ook een onveranderlijke liefde, die nooit verkoelt en nimmer verflauwt. Vertroostend is Zijn belofte voor Zijn arme en ellendige volk: Ik, de Heere, word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet verteerd" (Mal. 3:6). Dat is de rijke Evangelieprediking, die ten grondslag ligt aan het: Alwaar zij Hem kruisigden." Gods onpeilbare zondaarsliefde in Christus Jezus, dat is de vaste rots van uw behoud, o gij allen, die moogt liggen onder het zegel van Gods eeuwige verkiezende liefde.

„Alwaar zij Hem kruisigden." — Wie wordt ingeleid door Gods Woord en Geest in dit geheimenis van Gods onpeilbare zondaarsliefde, zal daardoor opgewekt worden tot wederliefde. O, dat mogen zien op het wonder van Gods vrije liefde tot zondaren, die zo melaats zijn van de hoofdschedel af tot aan de voetzool toe, die dood zijn van nature door de zonden en de misdaden, dat vertedert, dat maakt warm van binnen. Dan stemt gij in met de Kerk van alle tijden en van alle plaatsen: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad." — Van die wederliefde zingt Gods arme en ellendige volk, dat op Zijn naam vertrouwt, aldus:

God heb ik lief, want die getrouwe Heer' Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen; Hij neigt Zijn oor, 'k roep tot Hem, al mijn dagen; Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij, keer op keer.

Hebt gij zo, mijn lezer, Psalm 116 : 1 al leren kennen en leren zingen?

Z.

S. v. D,

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 maart 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

ALWAAR ZIJ HEM KRISUIGDEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 maart 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's