Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Braakt ulieden een braakland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Braakt ulieden een braakland

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

Want zo zegt de Heere tot de mannen van Juda en tot Jeruzalem: raakt ulieden een braakland, en zaait niet onder de doornen. Jeremia 4 : 3.

Nadrukkelijk, diep ernstig worden wij in Jer. 4:3 gewaarschuwd voor het zaaien onder de doornen. Zaaien onder de doornen, dat is, èn in het natuurlijke, op de akker daarbuiten, èn in het geestelijke, op de akker daarbinnen, vermorsen van het goede zaad, dat uitgestrooid, dat eigenlijk weggeworpen wordt. Dat goede zaad wordt immers verstikt onder de doornen, die het overwoekeren. En zo wordt het onvruchtbaar. Er komt niets van terecht.

Dwazen, die wij zijn, dat wij ons tevreden stellen met zulk een oppervlakkig werk, met werk, dat wel wat wegschoffelt, dat wel voor het oog, aan de oppervlakte, een akker geeft te zien, die voor het zaaien in gereedheid is gebracht, maar de wortel is niet geraakt en verwijderd. In de diepte, in die onzichtbare wortels van het onkruid, van de doornen, schuilen weg grote gevaren voor het goede zaad, dat daardoor wordt bedreigd met verstikking en met onvruchtbaarheid. Och, dat wij aan die dwaasheid ontdekt mogen worden, dat wij er voor vrezen en beven! Er staat toch in Gods Woord zo ernstig vermanend te lezen: Werkt uws zelfs zaligheid met vrezen en beven, want het is God, Die in u werkt beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen" (Filipp. 2 : 13 en 14).

Gelukkig de mens, die bang is voor dat zaaien onder de doornen. Zo dikwijls, als gij de neiging daartoe opmerkt bij uzelf, vlucht gij tot de troon der genade, om ootmoedig te vragen: „Heere, bewaar mij voor dat oppervlakkige werk van hier wat afsnijden, van daar wat uittrekken en ginds wat opknappen, om dan op grond daarvan te gaan zaaien. Bewaar mij voor dat zaaien onder de doornen. Geef dat in mijn hart een weltoebereide akker moge zijn, toebereid door Uw Woord en door Uw Geest, geopend om het goede zaad te ontvangen en in zich op te nemen."

Gelukkig ook de mens, die bang is voor dat zaaien onder de doornen door anderen. Er zijn van die gevaarlijke mensen, die gij moet ontwijken en ontvluchten. Zij dringen zich dikwijls op met schoonschijnende woorden. Zij willen u het geloof aanpraten en opdringen. Hoeveel predikers zijn er niet, die daaraan schuldig zijn. Hoeveel vrome mannen en vrouwen zijn er niet, die tot u komen als een engel des lichts, maar die in de grond zijn instrumenten van de duivel, die immers ook wel komt als een engel des lichts, met de Bijbel onder de arm. Allerwege, op de kansel, en er onder, in scholen en op godsdienstige samenkomsten, zijn er bezig met het zaaien onder de doornen Juist door de schone, vrome schijn zijn zij zo uiterst gevaarlijk. En omdat wijzelf zulk een bedriegelijk hart hebben, is er alle reden om ze te ontwijken en te ontvluchten.

De Heere Zelf zegge maar tot u, evenals tot de mannen van Juda en tot Jeruzalem: Braakt ulieden een braakland, en zaait niet onder de doornen. Als Hij het tot ons zegt, toegepast aan ons hart door de Heilige Geest, dan luisteren wij met opmerkzaamheid, dan vrezen wij er voor onszelf te bedriegen of door anderen bedrogen te worden, dan bidden wij: „Heere geef, dat ook in mij vervuld mag worden Uw woord: „Ik zal geven, dat uw werk in der waarheid zal zijn." Leer mij Hem te kennen, Die zegt: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. Indien gijlieden in Mijn woord blijft, zo zijt gij waarlijk Mijn discipelen; en zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken." Ja, biddend moeten wij waken tegen de gevaren in ons en om ons. Biddend en worstelend moeten wij begeren in de waarheid Gods geleid, en daarbij bewaard te worden. Immers, ook kinderen Gods zijn meermalen bezig, óf bij zichzelf óf bij anderen, , te zaaien onder de doornen. Wat is het een grote, een gevaarlijke fout onder hen, dat zij, nu eens uit sympathie, dan weer uit mensenbehaagzucht, of ook om de lieve man, de lieve vrouw te zijn, dat zij uit allerlei oorzaak anderen haastig de handen opleggen en ook alzo zaaien onder de doornen!

Maar de Heere, de enige en waarachtige God zegt, en Zijn woord is waarachtig en getrouw: „Braakt ulieden een braakland, en zaait niet onder de doornen." Dat is een geweldig woord, vol van waarheid en van gerechtigheid, maar ook vol van getrouwheid en van ontferming.

„Zaait niet onder de doornen." Wat moet er dan met het braakland gebeuren? Wij lezen het in de stof van onze overdenking: „Braakt ulieden een braakland." Het onbezaaide stuk land moet grondig worden behandeld. Het moet gebraakt worden.

Weet gij, wat dat betekent? Braken, dat is ploegen. Maar het is niet het gewone ploegen met b.v. een of twee paarden. Neen! braken, dat is heel diep ploegen. De akker moet als 't ware onderste boven. Braken is ploegen zo diep, dat een of twee paarden de ploeg er niet door kunnen krijgen. Het is ploegen zo diep, dat meerdere paarden nodig zijn, om het kouter door de grond te drijven en de akker open te scheuren.

Braken, dat is dus ploegen, heel diep ploegen, maar ook herhaaldelijk ploegen, niet eens, maar meerdere malen. De strijd tegen het onkruid, tegen de doornen, tegen de wortels er van, wordt dus bij het braken van een braakland ernstig aangebonden. Alles moet worden losgemaakt, afgesneden, omgekeerd, het onderste boven gehaald.

En zoals het gaat op de akker des lands, zo moest het ook gaan onder Israël. Allerlei doornen van ongerechtigheid en van eigengerechtigheid schoten daar welig op. En al werd er wel wat gewerkt en gewied, om de akker des volks een behoorlijk aanzien te geven, de Heere der heirscharen zag dieper, Hij zag ondanks de schone schijn de zaden en de wortels van de doornen en distelen in de akker verborgen. Er was niet diep geploegd. Er was niet gebraakt. Er was al te haastig gezaaid. En daarom gaat het woord des Heeren door Jeremia's dienst zo diep ern-

stig, zo getrouw waarschuwend uit: „Braakt ulieden een braakland, en zaait niet onder de doornen."

„Braakt ulieden een braakland, en zaait niet onder de doornen", dat is een waarschuwing, die ook ons geldt. O, dat wij er mee inkeren tot ons zelf, dat de Heere Zijn Geest ook daartoe over ons gave. Hoe staat het met de akker van ons volk? met de akker van de kerken? , met de akker van de school? , met de akker van ons huisgezin? Niet het minst: hoe staat het met de akker van ons hart? Ach, wat al doornen en distelen allerwege, van buiten en van binnen, die wij misschien kennen en die wij niet kennen, waartegen wij misschien strijden, of die wij voedsel geven. En de Heere ziet en kent ze alle. Met het oog op al die akkers, in het bijzonder de akker des harten, geldt Zijn aangrijpende woord: „Braakt ulieden een braakland." Hoe noodzakelijk is het toch te leren kennen het eerste van de drie stukken nodig om getroost te leven en eenmaal zalig te sterven, namelijk: hoe groot mijn zonden en ellende zijn. Leer er over treuren met een droefheid naar God. Leer er tegen strijden ten bloede toe in de kracht Gods.

„Braakt ulieden een braakland." Het is niet genoeg de akker een weinig week te maken, en die akker aan de bovenkant wat los te maken. Neen, er moet meer gebeuren, het moet dieper gaan. Het kouter van Gods Wet moet er diep doorheen. „Scheurt uw hart, en niet uw klederen." Het moet gaan naar de aanwijzing, naar de les van de hemelse Landman, Hij weet, wat de akker nodig heeft. En die aanwijzing, die les, moeilijk om te leren, is: „Braakt ulieden een braakland." — De ploeg van de Wet des Heeren moet er dus diep door. En — zij moet er herhaaldelijk door.

Braken van een braakland, dat is een zwaar werk. De weg der ontdekking gaat door de diepten van ellenden. De doornen en distelen van allerlei zonden, van werelddienst, al die doornen moeten in de wortel worden getroffen en afgesneden. Het moet sterven worden in beginsel. Ja, ook de distels van eigen kracht en deugd en vroomheid moeten afgesneden worden. Dat zijn wel mooie distels, — distels kunnen zo mooi zijn — maar het zijn toch distels. Ze moeten tot in de wortel afgesneden worden.

Het braken van een braakland doet ook pijn. Wat wordt de aarde opgescheurd. Wat worden de voren lang en diep getrokken. Hoe worden de doornen getroffen tot in de teerste en diepste vezelen van hun bestaan!

Maar, hoeveel te meer pijn veroorzaakt dan niet het braken van een braakland in geestelijk opzicht. Het hart wordt door Gods Wet en door Gods Geest verbroken. Diepe voren worden getrokken en opengelegd. Zo wordt de akker des harten overal gescheurd en gewond. En dan dat afsnijden en doden van de wortels van zoveel zonden, die wij koesterden en voedsel gaven, van zoveel deugden. waarin wij roemden, dat ggat niet zonder innerlijke, zonder diepe smart en schaamte. O, die ontdekking door Gods Woord en door de Heilige Geest is menigmaal zo bang!

Toch is dit alles noodzakelijk. De hemelse Landman Zelf zegt zo ernstig en zo nadrukkelijk: „Braakt ulieden een braakland, en zaait niet onder de doornen." Een uitwendige verandering is goed, maar niet genoeg. Een oppervlakkige bekering, een bekering van de zonde tot de deugd, is toch eigenlijk geen bekering, is niet wat onze Heidelbergse Catechismus noemt de waarachtige bekering, is niet de bekering tot God. Wij moeten veranderd worden in de vernieuwing van ons gemoed. De oude mens moet afsterven. In die weg alleen zal het kunnen komen tot de opstanding van de nieuwe mens. Wij moeten in de grond van dood levend worden.

Ja, het is noodzakelijk, dat ben ik goed met u eens, er kan niet genoeg de nadruk op worden gelegd — zo zucht wellicht deze of gene lezer, maar ach! van mijn zijde bezien is het zo onmogelijk, en het wordt hoe langer hoe meer onmogelijk. Eerst dacht ik nog, dat ik de zonde wel zou overwinnen, ja, dat ik al verschillende zonden overwonnen had, dat ik al veel te boven was, maar nu krijg ik al meer en meer te zien, dat ik nog niets te boven ben, de wortels zitten dieper dan ik dacht. En dat braken van een braakland van binnen, het is zo zwaar, het doet zo'n pijn, het is in zijn noodzakelijke herhaling zo'n langdurig werk. Hoe zal dit alles, zo is uw innerlijke overlegging, bij mij toch kunnen geschieden?

O, gij worstelende ziel, vergeet toch niet, dat er in Christus Jezus een Middelaar is, met innerlijke ontferming bewogen over zondaren, die zijn als schapen, die geen herder hebben. Neem tot Hem de toevlucht met al uw zonde en ellende. Hij nodigt immers ook zo liefelijk en zo dringend: „Toon Mij uw gedaante, en laat Mij uw stem horen."

En dan ook, gij zuchtende zondaar, die in de onmogelijkheid terecht zijt gekomen met het oog ook op dat: „Braakt ulieden een braakland", vraag maar om de ontdekkende werking van de Heilige Geest. Die Geest weet, hoe diep de ploeg er bij u door moet. Zijn werk is nooit, zoals het onze, te luchtig, te oppervlakkig. Het is ook nooit te diep en te zwaar. Maar, als de Geest de hand slaat aan de ploeg van Gods Wet, dan wordt het een braken van een braakland, zoals dat voor een ieder persoonlijk nodig en goed is. Dan wordt de akker van uw hart geopend. De heerschappij van zonde en wereld wordt gebroken. Het onkruid der zonde is dan nog niet weg — het sterft zo langzaam — maar het is niet overheersend meer.

O gelukkige ongelukkige met uw gebroken hart: De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God! niet verachten" (Ps. 51 : 19). „De Heere is nabij de gebrokenen van hart, en Hij behoudt de verslagenen van geest" (Ps. 34 : 19).

Nu is er plaats voor het zaad des Evangelies, want er zijn geopende voren. Nu is er werk voor de grote Medicijnmeester, de Heere Jezus Christus, want er is een gebroken hart. En Hij is het. Die al uw krankheden geneest, Die uw leven verlost van het verderf, Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juli 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Braakt ulieden een braakland

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 juli 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's