Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

AUGUSTINUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

AUGUSTINUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(5)

Voordat we iets willen vertellen van de grote strijd van Augustinus tegen het Donatisme, een afscheidingsbeweging van de algemene (katholieke) christelijke kerk, en het Pelagianisme, waarbij men leerde, dat de mens geen erfzonde had en door eigen kracht tot het geloof en de zaligheid kon komen, gaan we eerst iets schrijven over Augustinus' Belijdenissen. Door dit boete geniet deze kerkvader immers niet het minst zijn grote bekendheid. Toen hij zijn Belijdenissen schreef was hij een man van midden veertig. Het voor de geschiedenis der christelijke kerk belangrijkste deel van zijn leven moest toen nog komen. Augustinus, die 76 jaar oud geworden is, staat nu nog in de kracht van zijn leven. De Belijdenissen is dan ook geen boek van een hoogbejaard man, die op een lang leven terugziet en daarvan verhaalt. Neen, hij schreef dit boek toen hij nog in het volle leven stond en met allerlei kerkewerk druk bezet was.

De oorspronkelijke titel van dit wereldbekende boek van Augustinus was Conƒessiones. De vertaling Belijdenissen drukt niet ten volle de betekenis van dit Latijnse woord uit. Prof. Sizoo, een uitstekend Augustinuskenner, haalt citaten aan uit zijn prediking, die de betekenis van dit woord ons duidelijk voor ogen stellen. „Er is tweeërlei confessie: of van zonde, of van lof. Wanneer het ons slecht gaat moeten we in de verdrukkingen onze zonde belijden; gaat het ons goed, dan moeten we in de jubel der gerechtigheid Gode lof belijden; maar zonder belijdenis mogen we niet zijn."

In Ps. 95 : 2 lezen we: Laat ons zijn aangezicht tegemoet gaan met lof". In Augustinus' Latijnse vertaling stond hier voor het woord lof confessio. En dan legt hij dit als volgt uit: Confessio wordt in de Schrift op twee wijzen opgevat. Er is een confessio van de lovende en van de zuchtende. De confessio van de lovende richt zich op Hem, die geprezen wordt, die van de zuchtende getuigt van het berouw van hem, die haar uitspreekt. Want de mensen doen confessio wanneer ze God loven en wanneer ze zichzelf aanklagen."

Trouwens voor Augustinus staat de belijdenis van zonde geheel in dienst van de lofprijzing Gods. In één van zijn preken zegt hij dan ook: „Wij doen dus confessio, hetzij we God prijzen, hetzij we onszelf aanklagen. Beide malen is het een vrom^ confessio, wanneer ge uzelf berispt, u, die niet zonder zonde zijt en wanneer ge Hem prijst, die geen zonde kan hebben. Maar wanneer we goed nadenken is uw berisping zijn lof. Want waarom doet ge confessio in de aanklacht van uw zonde? Waarom doet ge in de aanklacht van uw zonde anders confessio, dan omdat ge van dood levende geworden zijt? ... En ge zoudt niet kunnen leven indien ge niet opgewekt waart. Dus is in de confessio zelfaanklacht en lof Gods gelegen".

We hebben dit zo uitvoerig aangehaald, opdat we ons niet vergissen in het woord Belijdenissen. Want we zijn geneigd om hier alleen te denken aan de belijdenis van zonde terwijl we de lof Gods vergeten. En volgens Augustinus gaat het ook in de belijdenis der zonde om die lof Gods.

Hoe is Augustinus er toe gekomen dit boek te schrijven. Hij was in die tijd reeds een bekend en geëerd man en hij wilde eigenlijk zelf geen lof ontvangen. Wat hij

was was hij immers geworden door de genade Gods.

Zijn vrienden drongen er op aan om iets te vertellen over zichzelf en over zijn leven en hoe hij tot het geloof gekomen was: „Maar wie ik nu ben, juist nu, in deze tijd mijner belijdenissen, dat begeren velen te weten, die mij kennen en toch niet kennen, die van mij of over mij iets gehoord hebben, maar wier oor niet doordringt in mijn hart, waar ik ben zoals ik werkelijk ben. Zij willen dus horen, wat ik, naar mijn belijdenis, zelf ben in mijn binnenste, waarin zij noch hun oog, noch hun oor, noch hun geest kunnen doen doordringen."

Nu had Augustinus een boek kunnen schrijven waarin hij zijn levensgeschiedenis verhaalde. Dat hadden velen voor hem reeds gedaan. Maar hij heeft een ander* vorm gekozen om aan het verlangen van zijn vrienden gehoor te geven. Een gehee! enige vorm in de wereldlitteratuur. Hij heeft zijn boek geschreven in de vorm van een gebed. Prof. Sizoo schrijft hiervan: „En eigenlijk, nu het boek voor ons ligt, moeten we erkennen, dat dit voor het doel, dat hij zich gesteld had, de beste en meest natuurlijke vorm is. Wie zijn zonden aan God wil belijden, wie Hem wil lofzeggen en Hem danken voor zijn genade, die doet dat in het gebed. Het zou te begrijpen zijn, dat een zekere schuchterheid iemand zou weerhouden, een gebed, dat is een spreken tot God, waarin hij, zoals tegenover de Kenner der harten nodig is, zijn diepste zondige gedachten en meest verborgen daden, blootlegt, op te schrijven en algemeen bekend te doen worden. Maar de hoogstaande geest, die Augustinus was, heeft dat aangedurfd, omdat hij gevoelde, dat alleen de werkelijke vorm waarin Gode beleden wordt, de ware en de eerlijke is. Daarom heeft naar onze mening Augustinus de gebedsvorm gekozen. Dat hij het zich daardoor niet gemakkelijk heeft gemaakt is duidelijk. Het is niet licht, een gans, groot boek door de verheven toon vol te houden van het gebed, zoals die toon aan het begin wordt ingezet."

Door zijn boek Belijdenissen is Augustinus ongetwijfeld het meest bekend. Daaruit komt Augustinus ons naar voren als een man die hartstochtelijk verlangt naar de gemeenschap met God. Bekend is immers zijn uitspraak: „Ons hart is onrustig totdat het rust vindt in u". Het geluksverlangen der ziel wordt door geen werelds goed, slechts door de genieting. Gods verzadigd: „Gij hebt mij aangeraakt en ik ben ontbrand naar uw vrede."

Uit dit boek leren we deze kerkvader kennen als een nederig mens, die met een verbroken hart en een verslagen geest tot God komt en die bij de Heere wil blijven, die van zijn gemeenschap wil blijven genieten, die God aan wil hangen met een waarachtig geloof en met een vaste hoop en met een vurige liefde. „Gij alleen zijt de rust", zo roept Augustinus uit. En daarom zoekt Hij de Heere te loven en te prijzen voor de wonderen zijner goedheid. Zo bedoelt dit boek dan ook de lofprijzing Gods niet alleen in de opzettelijk uitgesproken lof des Heeren waarmee hij zijn boek al aanvangt: „Groot zijt Gij o Heere en zeer te prijzen", maar ook in de belijdenis der zonde voor Gods aangezicht.

Dat wij dan ook deze tweeërlei confessio maar mogen kennen tot roem en lof des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

AUGUSTINUS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1954

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's