Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenvormigheid in de wegen Gods?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenvormigheid in de wegen Gods?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Dr H. Jonker, de onder ons bekende predikant van Amsterdam, heeft verleden jaar voor de radio dertien voortreffelijk opgebouwde korte lezingen gehouden, die gebundeld zijn in het geschrift: „De mens in grenssituatie". Ik wil ze gaarne aan geoefende lezers ter lezing aanbevelen.

Behalve voor het boekje zelf ben ik hem ditmaal ook dankbaar voor de gelegenheid die hij mij biedt om een bepaald onderwerp onde de aandacht van de lezers van het Gereformeerde Weekblad te brengen. Hij snijdt de vraag aan of ieder uitverkorene dezelfde moeilijkheden en wanhopig barre situaties op zijn weg ontmoet, dan wel of in het rijk der genade de bomen bloeien en de vruchten rijpen elk naar zijn aard.

Ditmaal wil ik graag mijn uitgangspunt kiezen in wat hij daarover ten beste geeft. Laat ik eerst dit opmerken, dat hij met een grenssituatie bedoelt een toestand, waarin de mens met z'n rug tegen de muur staat, met de dreigende geweerlopen op hem gericht. Zal de situatie het einde van zijn be

staan op aarde brengen of is er in de muur een poort? In deze situatie staat dus de mens oog in oog met de beklemmende eeuwigheid of met de afgrond of met het niet. Nu stelt Dr Jonker deze vraag: Komt het contact met God pas in een grenssituatie tot uitdrukking? Hij beantwoordt die vraag ontkennend en schrijft dan:

„Wel tekent de Bijbel de gelovigen veelal in de grenssituatie van hun leven en schijnt God, om het met Kierkegaard te zeggen, hellestraffen nodig te hebben om verharde zondaren tot zichzelf te brengen, maar toch vinden wij in de Bijbel ook beschrijvingen van het rustige landleven, het ongecompliceerde boerenbestaan, dat leeft uit Gods hand en steunt op Zijn beloften. De gelovigen worden in de Bijbel nu eens als mensen getekend, die van de ene schokkende gebeurtenis in de andere vallen, een Job, een Jeremia, dan weer worden zij getekend als mensen, die rustig hun weg gaan, betrouwende op de God van hun heil, de dichters van de natuurpsalmen, een Boaz, een Timotheüs. Dit sluit voor onze overwegingen een waarschuwing in, nl. deze, dat wij de grenssituaties, die getekend worden, nooit moeten zien als noodzakelijke voorwaarden voor eigen geloofsleven. Men dringt in de prediking wel eens machtige grenssituaties uit de Bijbel aan de eenvoudige gemeente op. De gemeente wordt dan geconfronteerd met een bepaalde diepe geloofsweg van een bijbelheilige en het geloof wordt pas als echt beschouwd, wanneer ook de gemeente die diepe geloofsweg heeft beleefd. Wat grote mannen des geloofs in de Bijbel hebben moeten doorworstelen, een Job, een Jeremia, een Paulus, wordt ons, eenvoudige mensen, soms als een noodzakelijk patroon van geloofsleven voorgehouden. Ik ben door bijbelstudie en pastorale zorg overtuigd geworden, dat men op die wijze er de Bijbel en het zieleleven van eenvoudigen geweld aandoet. «

De Bijbel verkondigt Gods heil en laat zien. hoe dat heil in de diepste vertwijfeling van een mensenziel zich heeft geopenbaard en zich nog openbaart. En de toepassing is niet, dat wij door een psychische acrobatie ons eigen mens-zijn geweld gaan aandoen, maar, dat wij in óns leven en in ónze situatie, op ónze wijze en langs ónze weg dit algemene leren inzien en in de praktijk van ons leven toepassen: nl. de afsterving van de oude mens en de opstanding van de nieuwe mens, zoals de catechismus de bekering omschrijft: een arme zondaar en een rijke Christus. Dit is de algemene regel van geloofspraktijk, die zich op onderscheidene wijze in het leven van de gelovigen openbaart. Wij hebben onszelf te verliezen en Christus te winnen. En al zijn onze bevindingen in de verborgen omgang met God waardevol en noodzakelijk, de rijkdom ligt buiten onze bevindingen in Jezus Christus."

Ziezo, hier hebt ge ons uitgangspunt voor deze keer. Ik lees hieruit, dat naar schrijvers oordeel er meer dan één weg is voor een zondaar, die naar Jezus Christus uitziet en voor de gelovige, die Hem gevonden heeft. Niet iedere uitverkorene wordt geleid als Paulus of als Manasse of als Lydia of als Abraham of als David. Het zou dan ook onjuist zijn als ergens een prediker eiste, dat ieder zo geleid moest zijn als Paulus of als de prediker zelf. Wat Job heeft moeten doorworstelen is niet een patroon waarnaar ons leven geknipt moet worden. Het komt mij voor, dat dit wel zelden gepreekt zal zijn. Doch daarom is het toch wel goed, dacht ik, om nog eens te onderstrepen, dat er verschil in wegen is. Daarom had ik gedacht de bovenstaande aanhaling als uitgangspunt te nemen om eerst uit de Christusreize van John Bunyan te laten zien hoe ook hij vele bekeringswegen erkent en dan uit Justus Vermeer, welk een rijk materiaal onze oude schrijvers op dit punt bevatten. Zij kennen geen eenvormigheid in de bekeringswegen.

Aan de andere kant meen ik, dat men hierin toch voorzichtig moet zijn. Het feit, dat Gods wegen met Zijn uitverkorenen verschillend zijn betekent niet dat de „eenvoudigen" zonder bekeringsweg zalig worden. En dan zijn er in elke weg van die hoofdzaken, die men ook in de diepe wegen der bijbelheiligen vindt. Terecht zegt dan ook Ds Jonker, dat voor ieder een sterven en een opstanding nodig is. Ieder voelt dat dit een geweldige weg is. Kohlbrugge zou zeggen, dat er geen hemelvaart kan plaats hebben tenij er eerst een hellevaart is geweest. Dezelfde gedachte van sterven en uit de doden opstaan. Ik heb nog nooit zo uitvoerig van te voren verteld, waar ik over schrijven wilde, maar nu kan ik toch wel beginnen. Dus eerst gebruiken we bovenstaande aanhaling als een aanknopingspunt om te onderstrepen, dat ieder een bekeringsweg nodig heeft. Misschien wil iemand dit bestrijden. Dan nodig ik hem uit het woordje „weg" even weg te laten. Dan blijft over dat ieder bekering nodig heeft. Dat zal wel niemand tegenspreken.

De profeten en de apostelen zijn hierin zeer duidelijk. De Heere Jezus sprak dan ook tijdens zijn omwandeling op aarde veel meer van bekering dan van geloof. Die totale radicale verandering van het hart en van de hele existentie is .iedereen nodig. Wij zijn onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, tenzij wij door de Geest Gods wedergeboren worden. Als we

de woorden wedergeboorte en bekering in hun bijbelse zin nemen, verschillen ze al heel weinig. Beiden duiden 'n radicale vernieuwing aan, die zich over het hele leven uitstrekt. Welnu, die ondervindingen, terugvallen, vernieuwingen van het hele leven noemen we een weg. Als we het zo zien is het duidelijk, dat ieder een bekeringsweg nodig heeft. Waarom moet dit onderstreept worden, want ook het aangehaalde stuk van blz. 27 en 28 van ons geschrift spreekt van , , ónze weg"? Omdat er onder de mensen een machtige stroming is, die zich bepalen wil tot een godsdienstig leven zonder de waarachtige bekering te kennen. De Heere Jezus heeft een geweldige tegenstand ontmoet van de godsdienstige mens. Hele kerkgenootschappen in onze dagen zitten vol met godsdienstige mensen, die de noodzakelijkheid der waarachtige bekering, die een zondaar radicaal omzet en een geweldige worsteling in zijn leven betekent, voor zichzelf beslist ontkennen. De godsdienstige mens is een grote vijand van bekering. Hij ontkent ze of hij bootst ze na, maar hij staat de bekering in elk geval tegen.

Waarin verschilt de godsdienstige mens van de bekeerde mens? De eerste heeft soms evengoed een weg als de tweede, maar voor de godsdienstige mens wordt het zaligworden nooit onmogelijk. Het kan bij hem altijd nog. Hij sterft niet, hij blijft altijd in leven. Op z'n hoogst raakt hij schijndood. Hij komt nooit in de onmogelijkheid om te geloven. Hij wipt uit alle putten. Natuurlijk heeft de godsdienstige mens het wel eens moeilijk. Maar dan komt hij met Gods hulp er weer uit. Leg maar stevig de nadruk op dat met Gods hulp. Want de godsdienstige mens is zeer godsdienstig. Je moet hem maar eens horen praten. Dat is het dan ook juist met die godsdienstige mens. Hij wordt nooit een goddeloze zonder meer. Krachtens opvoeding en intellect en geweten mag hij eens toestemmen, dat hij maar een goddeloze is, doch dan altijd één, die gelooft. De godsdienstige mens komt ook in grenssituaties van leed en ramp, doch nooit in die grenssituatie waar hij zijn dodelijke en schuldige onmacht en onwil beleeft en een toornend God ontmoet, voor Wiens aangezicht hij z'n hoofd op het blok legt, verwachtende de dodelijke slag. De godsdienstige mens kent geen hellevaart. Hij pleegt te lachen als een man als Kohlbrugge of een ander zo iets zegt. Zulke buitengewone wegen zijn alleen voor buitengewone zondaren. Hij dankt God, dat hij mag belijden, dat hij een tollenaar is, doch gelukkig een gelovige tollenaar en met mate. Kortom, daar zijn grote verschillen tussen de godsdienstige en de bekeerde mens, maar nu ligt er ook dit, dat de godsdienstige niet bekeerd wil wezen, doch wel wil heten.

Ik grijp gaarne deze gelegenheid aan om op het verschil tussen deze twee groepen nog eens de aandacht te vestigen.

Daarover een volgende keer nog iets.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Eenvormigheid in de wegen Gods?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 juni 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's