Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De roeping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De roeping

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

In het vorige artikel hebben we er reeds op gewezen hoe groot de genade Gods is, dat Hij de van Hem weggelopen mensen weer terugroept, opdat Hij hem tot de zaligheid zou kunnen leiden. Aan des Heeren kant is er enkel gewilligheid om zondaren zalig te maken. Reeds terstond na de val is dat openbaar gekomen, toen de Heere zijn gevallen schepselen op kwam zoeken. Nauwelijks immers hadden Adam en Eva het goddelijk gebod overtreden en toch gegeten van de vrucht van de verboden boom, of de Heere komt tot deze overtreders om hen te roepen. Zeker, wanneer God van de hemel nederkomt om zijn schuldige schepselen te bezoeken, kruipen deze vol vrees weg. En wanneer dan zijn roepstem weerklinkt door de hof van Eden: Adam, waar zijt gij? , dan beven deze mensen zeer, omdat ze gevoelen het veroordelend vonnis verdiend te hebben. Maar toch was de komst des Heeren in de grond der zaak een blijk van zijn opzoekende liefde, die zijn schepselen niet zonder meer in het verderf laat liggen, waarin ze zichzelf hebben gebracht.

We mogen hier weliswaar niet voorbijzien, dat de Heere de schuldige mensen voor zijn rechterstoel daagt, maar duidelijk komt het hier al openbaar, dat het niet is om te verderven en dat Hij in zijn toorn nog des ontfermens gedenkt. En hoe duidelijk komt het hier ook openbaar wat de Heere elders zegt: „Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen! maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israëls? "

Zo moeten we de roeping zien in het licht van Gods genadige ontferming, als een wonder van zijn rijke barmhartigheid. Hij wil de zondaar niet laten in het verderf waarin hij zichzelf door moedwillige ongehoorzaamheid gebracht heeft. Hij wil ons leiden tot de zaligheid.

Hoe de Heere nu tot de zaligheid leidt, wordt in de dogmatiek omschreven in de orde des heils. We verstaan daaronder de weg waarlangs de zondaar geleid wordt tot het waarachtige geloof, waarbij de Heilige Geest ons Christus en al zijn weldaden, die Hij door zijn lijden en sterven voor ons verworven heeft, deelachtig maakt.

We willen zeker niet zeggen, dat elke zondaar langs dezelfde weg tot bekering komt en leert geloven in de Heere Jezus Christus. Er is een zekere veelvormigheid in de wegen des Heeren. Maar aan de andere kant is er toch ook weer een zekere orde, waarbij we denken aan de zogenaamde gouden keten des heils uit Romeinen 8 : 30: En die Hij tevoren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt".

Aan het begin van de weg des heils wordt nu door de gereformeerde theologen geplaatst de roeping en de wedergeboorte. Over de vraag naar de volgorde van deze twee is door de eeuwen heen veel gesproken en veel omschreven. Wij voor ons zouden in de orde des heils de roeping voorop willen stellen. Verschillende gereformeerde theologen hebben hier echter de wedergeboorte vooropgezet. Wanneer we bij roeping alleen zouden denken aan inwendige roeping, aan de innerlijke trekking door het evangelie tot de Heere Jezus Christus, dan zouden we er zeker toe overhellen om de wedergeboorte de eerste plaats te geven in de orde des heils. Een dove kan immers niet horen en een dode kan niet opstaan, zo kan een natuurlijk mens ook geen gehoor geven aan de roepstem van het evangelie. We zijn daarom geneigd om het zo te stellen, dat inwendige roeping en wedergeboorte samenvallen. Wanneer immers de roepstem Gods doordringt tot het hart, worden we innerlijk vernieuwd, zodat men naar de roepstem Gods hoort en er aan gevolg geeft. Maar er is niet alleen een inwendige doch ook een uitwendige roeping. En daarom houden we hieraan vast, dat we in de orde des heils de roeping vooropstellen, wanneer we maar nooit vergeten, dat een mens, om waarlijk Gods Woord te kunnen horen, wedergeboren moet worden. Er moet gebeuren wat in de Handelingen geschreven staat van Lydia, de purperverkoopster van Thyatira, wier hart geopend werd door de Heere, zodat ze acht nam op het woord dat door Paulus van Godswege werd gesproken.

Ook onze belijdenisgeschriften gaan van de roeping uit. Dat is trouwens in navolging van de Heilige Schrift, waar de apostel Paulus immers zo duidelijk zegt, dat het geloof is uit het gehoor en het gehoor uit het gepredikte Woord Gods. In het Woord en door het Woord komt de Heere ons roepen tot zijn dienst. Want zoals de Heere gekomen is tot de eerste gevallen mensen, zo is Hij alle eeuwen door gekomen en zo komt Hij nog tot ons. Laten we toch letten op dit grote wonder van genade, dat de Heere ons komt terugroepen van onze boze wegen en ons wil leiden achter de Heere Jezus Christus aan, die gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. De Heere klopt op de deur van ons levenshuis. Hij laat ons verkondigen de enige naam, die onder de hemel tot zaligheid gegeven is, de Heere Jezus Christus.

Onze Heidelbergse Catechismus zegt dan ook duidelijk, dat de Heilige Geest het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig* evangelie. En ook in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt het duidelijk uitgesproken, dat het waarachtig geloof in de mens gewrocht wordt door het gehoor van het Woord Gods en de werking van de Heilige Geest, die hem wederbaart en maakt tot een nieuw mens. (art. 24). En ook in de Dordtse Leerregels wordt het op dezelfde manier gezegd: „En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap... door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus de gekruisigde".

De Heere wil diepgevallen zondaren nog zaligmaken. Laten we van dit grote liefdewonder toch nooit gering denken. En omdat Hij ons zalig wil maken komt Hij ons roepen door zijn Woord. Hij bedoelt ons in deze weg te leiden tot de zaligheid, opdat we het eeuwige leven zullen beërven en zullen wonen bij al de gezaligden in dat Koninkrijk Gods, dat bereid is vanaf de grondlegging der wereld.

Maar het zal een eeuwig genadewonder blijven wanneer wij aan deze roepstem Gods gehoor geven en gewillig het Lam gaan volgen, dat ons gegeven is tot een volkomen zaligheid. Daartoe moet zich bij de verkondiging des Woords de Heilige Geest paren om het hart te openen en plaats te maken in het hart voor Gods genade. A. V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De roeping

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 augustus 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's