Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De God van Bethel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De God van Bethel

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

2)

Ik ben die God van Bethel. Genesis 31 : 13.

„Ik ben die God van Bethel." — In deze woorden ligt een rijke prediking van Gods opzoekende zondaarsliefde, een heerlijk Evangelie van Zijn wondere genade in Christus. Onuitsprekelijk groot is het, als God de Heere Zich in Christus Jezus aan u openbaart. Dan is Hij geen verterend vuur voor ontdekte zondaren. Voor dezulken is Hij die God, Die rijk is in barmhartigheid, en Die in onweergeefbare teerheid zulke verbrokenen van hart en verslagenen van geest verzekert: Ik woon in de hoogte, en in het heilige, en bij dien, die eens verbrijzelden, en nederigen geestes is; opdat Ik levend make de geest der nederigen, en opdat Ik levend make het hart der verbrijzelden. Want Ik zal niet eeuwiglijk twisten, en Ik zal niet geduriglijk verbolgen zijn; want de geest zoude van voor Mijn aangezicht overstelpt worden, en de zielen, die Ik gemaakt heb" (Jes. 57 : 15 en 16).

Tot dezulken door het ontdekkende licht van Woord en Geest te behoren, en alzo te mogen ontvangen een Bethelsbezoek van de God van vader Jakob, dat is Zijn gunstrijk welbehagen. En dan wordt het de vurige begeerte die hoge God ootmoedig de ere toe te brengen, Die Hij waardig is te ontvangen, en die zulk een beweldadigde schuldig is te brengen. Dan zingt het in uw hart, dan zingt het op uw lippen:

Om ons heilgenot Worde Jakobs God Met gejuich geprezen.

Bethelsbezoeken worden veelal gebracht, ontvangen en genoten in donkere nachten. Het was nacht, toen Jakob te Bethel die ladder zag opgericht. Het was nacht, toen te Pniël die geheimnisvolle Man tot hem kwam, om met hem te worstelen. Job vraagt ook: Waar is God, mijn Maker, Die psalmen geeft in de nacht? " (Job 35 : 10).

En de Psalmist wist daar ook van blijkens zijn woorden: „Des avonds overnacht het geween, en des morgens is er gejuich" (Psalm 30). Tussen avond en morgen moet er dus veel zijn gebeurd. En zo zouden wij voort kunnen gaan met op te noemen voorbeelden uit de Bijbel van Bethelsbezoeken.

Als het nacht is in letterlijke, of ook wel in figuurlijke zin, d.w.z. als het een donkere nacht is van tegenspoed, van teleurstelling, van ziekte, van pijn, of ook van zondebesef, van aanvechting, van strijd, dan brengt de Heere dikwijls juist zijn liefelijke Bethelsbezoeken. Mijn lezer, als gij misschien rondtast in een donkere nacht, lichamelijk of geestelijk, met opzicht tot de tijdelijke of tot de eeuwige dingen, of misschien ook wel beide, en als gij dan vraagt: zal het wel ooit weer licht, wel ooit weer dag worden? < — mocht gij dan bemoedigd worden door het woord, waarover wij misschien juist voor u moeten mediteren: „Ik ben die God van Bethel, Jakobs God, dien Ik te Bethel opzocht in de nacht."

Als de Heere Zich openbaart als de God van Bethel, dan wordt gij als Jakob, vervuld met diep ontzag, om met hem uit te roepen: „Hoe vreselijk is deze plaats; dit is niet dan een huis Gods, dit is een poort des hemels!" — Juist als de hoge God Zich zo laag, zo goedgunstig neerbuigt tot u> krijgt gij er een indruk van, dat er zulk een ontzaglijke afstand is, tussen Hem en u. O, wat wordt gij dan klein, gering, schuldig en onwaardig in eigen oog en schatting!

Zulke Bethelsbezoeken werken ook opwekkend. Jakob hee£t te Bethel een steen als een opgericht teken gezalfd. Hij heeft daar de Heere een gelofte beloofd, en zich plechtig tot Zijn dienst verbonden. En wie uwer, die weet wat het is door God de Heere opgezocht te worden, Hem te mogen ontmoeten, weet ook niet van zulke geloften, van zulk een vernieuwen van het verbond? , van een sterk begeren om te leven in de vreze des Heeren, en tot ere van Zijn Naam?

„Ik ben die God van Bethel" — zo sprak de Heere 20 jaar, nadat Hij te Bethel Jakob had opgezocht. Hij wil, dat Jakob Bethel niet zal vergeten, dat hij er aan denken zal. Vergeet ook gij dan uw Bethels niet, gij, die ook iets hebt ervaren van Gods opzoekende liefde in Christus. God Zelf komt er u aan herinneren door Zijn: „Ik ben die God van Bethel." O, zalig gedenken aan die plaatsen, waar de Heere tot u kwam. Hoe heerlijk is het, als het oude nog eens nieuw mag worden!

„Ik ben die God van Bethel." Zuchtende zondaren onder onze lezers, het is, alsof de Heere door deze woorden Zichzelf aanbiedt, en spreekt: „Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik; Ik ben die God van Bethel, die God, Die zondaren opzoekt." O, zie dan op Hem, vlucht tot Hem. De God van Bethel leeft nog, en blijft Dezelfde. In Christus wil Hij zondaren genadig zijn. Is dat geen blijde boodschap, een Evangelie voor wie gebukt gaat onder zijn zondelast?

, Ik ben die God van Bethel", zo sprak de Heere tot Jakob, toen hij van Laban moest wegtrekken. De Heere wil Jakob herinneren aan die rijke beloften, die hij te Bethel had ontvangen. Daar, te Bethel, had God Jakob beloofd: het land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. Daar was hem toegezegd: „uw zaad zal wezen als het stof der aarde." Te Bethel was ook aan Jakob geschonken de Messiasbelofte: „in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden." Te Bethel was Jakob beloofd Gods hulp en bewaring, het klonk hem tegen: „Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dat land." Waarlijk, Jakob heeft te Bethel vele en schone beloften ontvangen, beloften voor dit en voor het toekomende leven. Is er dan geen reden om in het: „Ik ben die God van Bethel" deze gedachte te lezen: „Ik ben die God van Bethel, d.w.z. Ik ben een belovend God?

Is er dan niet overvloedige reden om de God van Jakob aan te bevelen, aan te prijzen aan arme zondaren? Is er geen reden, om u te herinneren aan het bekende psalmvers, dat gij misschien al geleerd hebt aan moeders schoot, op vaders knie, en dat gij op school, in de kerk, in

huis ook, naar ik hoop, zo menigmaal hebt meegezongen:

Zalig hij, die in dit leven, Jakobs God ter hulpe heeft; Hij, die door de nood gedreven, Zich tot Hem om troost begeeft. Die zijn hoop, in 't hach'lijkst lot. Vestigt op de Heer', zijn God!

Er zijn in Gods Woord zoveel Bethelsbeloften van de getrouwe Verbonds-Jehova, Die arme zondaren verzekert: .Ik ben die God van Bethel." Hij openbaart Zich telkens weer in het leven derzulken op verrassende wijze als een belovend God. En Zijn beloften zijn van geheel andere aard dan de beloften, waarmee de wereld tot ons komt. Vooral in onze jonge jaren komt die wereld ons zoveel voorspiegelen en beloven. En die beloften hebben vat op ons jong gemoed. Ze bekoren ons met meeslepende kracht. Maar de wereld kan ons met al haar voorspiegelingen en schijnbaar zo rijke beloften niet gelukkig maken. Zij is een bedriegster. Ach, laat u, mijn jonge lezer of lezeres (die zijn er toch ook onder de jongeren nog wel? ), laat u door het sirenengezang van de wereld toch niet betoveren. Het wordt teleurstelling op teleurstelling. En het einde zal zijn: euwige teleurstelling. Ik wens u van harte toe, dat diep in uw hart ingegrift mogen worden, door Gods Woord en Geest, deze waarheden: IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid" (Pred. 1 : 2), en dan het waarschuwende woord van de Heere Jezus Zelf, Die het zo goed met u meent: Wat baat het een mens, zo hij de gehele wereld gewint, en lijdt schade zijner ziel? , of wat zal een mens geven tot lossing van zijn ziel? " (Matth. 16:26).

Neen, dan zijn de beloften van de God van Jakob, de God van Bethel, heel wat anders. Ze zijn veel dieper. Ze zijn veel gepaster. Ze zijn veel rijker. Ze zijn veel betrouwbaarder. Als die beloften vat op u krijgen, en als gij er houvast aan moogt hebben, dan zijt gij gelukkig, gelukkig ook al, en in het bijzonder al, in uw jonge jaren.

De beloften van de God van Bethel, van Jakobs God, de God van een schuldig volk dus, zijn zo gepast voor de toestand, de omstandigheden, waarin gij verkeert. Zijt gij in zorg over tijdelijke dingen, dan belooft Hij de Zijnen: Zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn gewis" (Jes. 33 : 16). Maken allerlei dreigende gevaren u zo vreesachtig, zo onrustig? Dan zegt de Heiland Zelf: Wat zijt gij zo vreesachtig? hoe, hebt gij geen geloof? " Of ook moogt gij misschien ontvangen dit heerlijke en zo bemoedigende woord uit Deut. 33 : 27—29: De eeuwige God zij u een woning, en van onderen eeuwige armen; en Hij verdrijve de vijand voor uw aangezicht, en zegge: erdelg. Israël dan zal zeker alleen wonen, en Jakobs oog zal zijn op een land van koren en most; ja zijn hemel zal van dauw druipen. Welgelukzalig zijt gij, o Israël, wie is u gelijk?

Gij zijt een volk, verlost door de Heere, het schild uwer hulpe. en Die een zwaard is uwer hoogheid; daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk aan u onderwerpen en gij zult op hun hoogten treden."

Gaat gij gebukt onder uw zonden, zodat gij de hemel voor u gesloten ziet, en de hel geopend, dan komt de Heere wel tot zulk een bitterlijk bedroefde van hart met de opwekking en met de belofte: Komt dan en laat ons te zamen richten, zegt de Heere: l waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol" (Jesaja , 1 : 18).

Zijt gij bedroefd, omdat het van binnen zo dor en zo koud is, omdat gij van de invloeden van de Heilige Geest zo weinig bespeurt, dan toont de Heere het, dat Hij u ook in zulk een toestand niet vergeet, als hij met deze belofte uw ziel verkwikt: Vrees niet, o Jakob! Mijn knecht, en gij Jeschurun, dien Ik uitverkoren heb; want Ik zal water gieten op de dorstige en stromen op het drage; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten, en Mijn zegen op uw nakomelingen; en zij zullen uitspruiten tussen in het gras, als de wilgen aan de waterbeken" (Jes. 44:2b—4).

Ja, dat blijkt de ganse Heilige Schrift door, dat de Heere is die God, Die verzekert: „Ik ben die God van Bethel; Ik ben een belovend God". — Ik noemde u slechts een paar er van. Wat al beloften vinden wij niet in Zijn dierbaar Woord! En al die beloften zijn in Christus Jezus ja en amen. Och, dat wij er dan meer biddende aandacht aan leerden schenken, en dat wij er in allerlei weg en toestand, in velerlei aanvechting en bestrijding, in bange nood en dood op leerden pleiten, en ze de Heere met eerbied en met vertrouwen als het ware voor mochten leggen!

O, wat kan het te Bethel goed zijn, wat kan uw neergebogen ziel daar opgebeurd worden, als God de Heere u woorden geeft, om op te hopen. Zijn beloften zijn beloften voor tijd en eeuwigheid. De godzaligheid is immers tot alle dingen nut, hebbende de beloften des tegenwoordigen en des toekomenden levens.

„Ik ben die God van Bethel." Dat is voor Jakob een rijk, een troostvol woord geweest in moeilijke omstandigheden. Hij werd daardoor herinnerd aan dat wonderlijke, aan dat genadige Bethels-bezoek, dat hij van de Heere mocht ontvangen, en al de beloften, die hij daar uit Gods mond mocht horen. Hij werd daardoor ook herinnerd aan de indruk, die dit alles in die donkere nacht, die zo heerlijk werd verlicht door het licht van de Zonne der gerechtigheid, op hem mocht maken. De Heere voegde immers aan dat: „Ik ben die God van Bethel ' deze woorden toe: „alwaar gij het opgerichte teken gezalfd hebt, waar gij mij een gelofte beloofd hebt." Daar blijkt dit uit: waar de Heere Zich openbaart als een belovend God in Christus Jezus, daar wordt een teken opgericht, d.w.z.: zulk een bezoek wordt niet vergeten. Daar worden ook geloften beloofd, d.w.z. waar de Heere Zich met Zijn beloften verbindt aan een arme zondaar, daar verbindt die zondaar door de drang des Geestes zich met Zijn geloften aan zijn God.

Hebt gij, mijn lezer, daar kennis aan? Neen? — Dan ziet hel er met u niet best uit. Zonder Bethelsbezoeken van de hoge God, zonder Zijn openbaring vanaf de Jakobsladder, d.w.z. in Christus, stort gij neer in het eeuwig verderf. Dan luistert gij nog naar de belovende wereld, naar de belovende vader der leugenen. En dan loopt het slecht met u af, als gij daar gehoor aan blijft geven.

Welgelukzalig degene, die het van God Zelf mag horen: „Ik ben de God van Bethel."

Z.

S.v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De God van Bethel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's