Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gravamen tegen de Dordtse Leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gravamen tegen de Dordtse Leerregels

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII

Artikel 6. Dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftigt, sommigen niet begiftigt, komt voort van zijn eeuwig besluit. „Want alle zijn werken zijn Hem van eeuwigheid bekend" (Hand. 15 : 18) en , JHij werkt alle dingen naar de raad Zijns willens" (Efeze 1:11). Naar welk besluit Hij de harten der uitverkorenen, hoewel zij hard zijn, genadiglijk vermurwt en buigt om te geloven" enz.

Welk bezwaar heeft collega Duetz tegen dit artikel? Laten wij hem het woord geven om dit kenbaar te maken. Hij schrijft: Het voorgaande artikel poneerde: „de oorzaak of schuld van dit ongeloof gelijk ook van andere zonden, is geenszins in God, maar in de mens", en artikel 6 poneert: „dat God sommigen in de tijd met het geloof begiftig, sommige niet, komt voort van Zijn eeuwig besluit". Wanneer deze beide uitspraken op elkaar botsen,

omdat de ene dc oorzaak en schuld van het ongeloof bij de mens zoekt en de andere de oorzaak van het niet begiftigen met geloof laat voortkomen uit Gods eeuwig besluit, dan botsen in wezen hier op elkaar God, zoals Hij ons in de eerste hoofdstukken der H. Schrift al wordt geopenbaard en in de loop van de geschiedenis dezer godsopenbaring steeds duidelijker wordt betuigd, en de God, die mensen zich op infralapsarisch standpunt hebben uitgedacht, de God van het eeuwig besluit, dat men dan in een logische volgorde van besluiten uiteenlegt: van het besluit betreffende de schepping van de mens, dan van de val des mensen, vervolgens dat van de verkiezing en verwerping des mensen."

Tot zover ditmaal collega Duetz. De hoofdzaak van zijn betoog is niet, dat hij de Heilige Schrift laat spreken. Dit doen de Leerregels wel. Zij geven twee teksten om daarmee als Schriftuurlijk te bewijzen, dat er een eeuwig besluit Gods is. Wat doet collega Duetz nu wel? Hij tracht een tegenstelling aan te wijzen, waar ik met de beste wil van de wereld geen tegenstelling kan zien en die de vaderen ook nimmer hebben gezien. De Leerregels stellen, dat de schuld van het ongeloof in de mens ligt en dat het geloof een gave Gods is. Ik kan niet begrijpen, wat collega Duetz hiervan tegen wil spreken. Hij schrijft zelf, dat het geloof een gave van God is. Hij is er voorts blij mee, dat artikel 5 de mens verantwoordelijk stelt voor het ongeloof. Hij zegt dus precies hetzelfde als de Leerregelst en dan valt hij de Leerregels heftig aan. Hoe komt hij daar toe? Ik geloof, dat collega Duetz er goed aan zou doen zich eens scherp critisch af te vragen, wat hij zelf wil en dat ook duidelijk op te schrijven. Zolang hij vasthoudt, dat het geloof een gave Gods is geheel en volkomen en zolang hij tevens vasthoudt, dat het geloof niet aller is, blijft zijn bestrijding van artikel 6 onverklaarbaar. Tenzij hij iets achterhoudt. Dat zou dan kunnen zijn, dat de gave om te geloven aan alle mensen wordt geschonken, maar dat nu de ene mens die gave aanneemt en de andere die gave laat liggen. Dan zou de beslissing toch weer bij de mens berusten. Zolang echter het geloof geheel als een gave Gods verstaan wordt, moet het ontbreken van het geloof iets te maken hebben met het feit, dat God het aan die persoon niet heeft geschonken.

De mens is uit zichzelf ongelovig. De gevallen mens neemt tegenover God geen andere houding aan dan de houding van het ongeloof. Het bedenken van elk mens is vijandschap tegen God. Dus is de «schuld van het ongeloof in de mens te zoeken. Hij is moedwillig en vrijwillig ongelovig, gelijk hij moedwillig en vrijwillig hoereert, steelt, bedriegt, valse leer verkondigt, met ijdele roem zichzelf vervult. Alle zonde is moedwillig en vrijwillig. „Gij wilt tot Mij niet komen", sprak de Heere Jezus. Dat houdt ook in: Gij wilt in Mij niet geloven.

Maar als dan iemand wel gelooft, waar komt dit vandaan? Hiervandaan, dat God de zondaar met het geloof begiftigt. Dat bestaat niet alleen hierin, dat iemand het geloof wordt voorgelegd of zo. God werkt het geloof in de mens. Daartoe verlicht Hij het verstand en buigt de wil over. Doet God dat aan alle mensen? Neen, Hij schenkt dat geloof alleen aan hen. die Hij te voren gekend heeft. Daar geloofden er zovelen als er verordineerd waren tot het eeuwige leven. Strijdt dat nu met elkaar, dat het ongeloof 'n vrucht is van 's mensen eigen hart en dat het geloof een gave Gods is? Ik kan het niet zien. Ja maar, zal nu misschien iemand zeggen, het bezwaar van Ds Duetz zal zijn, dat God onderscheid maakt als uitvloeisel van Zijn eeuwig besluit. Het heeft er inderdaad de schijn van, hoewel collega Duetz nalaat om het duidelijk te beschrijven, waar zijn bezwaren liggen. Hij zou duidelijker zijn als hij positiever was. Wanneer hij had geschreven, dat God wel onderscheid maakt, doch op grond van een keuze in de tijd er gebaseerd op de werken of de gesteldheid van de mens, dan hadden we geweten welke kant hij uit wil. Maar wat voor bezwaren kan collega Duetz op grond van de Schrift hebben tegen de belijdenis van de Leer-j regels?

Als we eenmaal gesteld hebben, dat er nooit een mens uit zichzelf door een waar geloof Christus zal aannemen, omdat de natuurlijke mens tot Christus niet wil komen en omdat zijn verstand verduisteid is, hoe kan er dan anders geloof zijn dan als pure gave Gods. Daar is niets van de mens bij! Ik neem aan, dat collega Duetz dit hartelijk met de Heilige Schrift en met de Belijdenis eens is. Ware dit niet zo, hij zou het gezegd hebben, mag ik denken. Hij is er dus vast van overtuigd, dat de natuurlijke mens, al heeft hij 5000 preken gehoord, die het zuivere evangelie brachten, niets begrijpt van de geestelijke dingen. Hij is het er ook mee eens, dat diezelfde mens de Christus verwerpt, zolang hij kan. Maar nu is er een wil Gods, daar is een raad Gods, een welbehagen Gods. Wij hebben de vorige keer uit het Theologisch Woordenboek laten zien hoe G. Schrenk schrijft: „Welbehagen is hier op te vatten als het grondeloze, genadige, souvereine welbehagen Gods in de zin van zijn Raadsbesluit, als vrij goedertieren besluit". Het heeft dus niets te maken met een infralapsarisch standpunt als de Leerregels van een besluit spreken. Hoe oud is dat besluit als ik menselijk vragen mag? Als antwoord op deze vraag haalt artikel 6 de Schrift aan: „Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend". Is dit niet duidelijk genoeg? Overigens wil ik eerst graag dit ter overweging aanbieden. Als we eerst eens bij dat woord besluit bleven stilstaan. Een besluit veronderstelt overleg. Wijsheid, in dit geval Gods wijsheid. Ik mag op grond van de uitlatingen van collega Duetz het er voor houden, dat volgens hem God de een met het geloof begiftigt en de ander niet met het geloof begiftigt. Ik mag ook stellen, dat hij dit schenken van het geloof op geen enkele wijze ziet als een vrucht van 's mensen zijn of doen. God schenkt dus, ook volgens onze collega, aan de ene mens het geloof wel en aan de andere mens het geloof niet. Mocht hij een andere opvatting hebben, dan had hij dit bij de vorige artikelen reeds moeten mededelen. Daar schrijft hij echter: „Geloof is dus nooit een verdienstelijk werk van de mens, maar laat genade genade zijn en blijft als zodanig gave van God".

Maar dan toch een gave, collega Duetz, die de ene mens wel krijgt en de ander niet krijgt? Als dit nu niet voortvloeit uit een besluit Gods. vloeit het dan voort uit willekeur? Ik zie geen andere mogelijkheid. En als wij samen de gedachte van willekeur verwerpen, dan blijft alleen het besluit Gods over. God neemt wijze, goede, rechtvaardige redenen uit Zichzelf, doch niet uit de mens. Op grond van de overleggingen en redenen Gods besluit Hij de een met het geloof te begiftigen en de ander voorbij te gaan. Collega Duetz zal niet ontkennen, dat God zo handelt. Hij onthoudt de een het geloof en geeft het de ander. De vraag is nu alleen nog of dit besluit genomen is of wordt in de tijd, dan wel of Gods besluit genomen is vóór de grondlegging der wereld in de eeuwigheid. Laten wij hierover de Schrift raadplegen. De tekst uit Hand. 15 is op zichzelf al duidelijk. Hoe kan het ook anders, zou ik zeggen, dan dat Gode al Zijn werken van eeuwigheid bekend zijn. Dan keren wij ons tot Efeze 1:11. Daar staat: In Hem, in welken wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren, naar het voornemen Desgenen, die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil".

Het is toch wel duidelijk, dat er niet eerst de mensen zijn en dan de raad Gods. Er is eerst de raad Gods en dan zijn er de mensen. Eerst is er de raad van Gods wil en dan begint God te werken. Eerst is er het ordineren, want dat geschiedt tevoren. Wanneer is die uitverkiezing en voorverordinering geschied? Efeze 1 : 4 zegt: óór de grondlegging der wereld. Is dat voor collega Duetz nog niet genoeg? Waar is het om te doen in de Leerregels? Om voor God en mensen te belijden, dat de zaligheid een geschenk van Gods vrije genade is en dat de rampzaligheid eigen schuld is. Daarvoor is nodig, dat het vaststaat, dat God de Gever van het geloof is aan hen, die Hij heeft uitverkoren voor de grondlegging der wereld. Daar is geen besluit, geen daad, geen voornemen, geen wil, geen deugd van de mens aan voorafgegaan. God is de oorzaak der zaligheid. Maar als er nu eens bewezen kon worden, dat God de Heere Zijn besluit genomen had twee jaar voor de schepping der wereld — ik schrijf naar menselijke dwaasheid — ? Dan zou, dacht ik, God nog de enige oorzaak der zaligheid zijn, en zou collega Duetz zijn bezwaar nog ten volle moeten handhaven.

Maar wat betekent die uitdrukking: „vóór de grondlegging der wereld? " Daar willen we het een volgende keer over hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 december 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een gravamen tegen de Dordtse Leerregels

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 december 1955

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's