Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met de misdadigen gerekend

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met de misdadigen gerekend

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

22 En zij brachten Hem tot de plaats Golgotha, hetwelk is, overgezet zijnde, Hoofdschedelplaats. 23 En zij gaven Hem gemirrede wijn te drinken, maar Hij nam die niet. 24 En als zij Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou. 25 En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem. 27 En zij kruisigden met Hem twee moordenaars, een aan Zijn rechter-, en een aan Zijn linkerzijde. 28 En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: n Hij is met de misdadigen gerekend. Marcus 15 : 22—25, 27, 28. * *

Wij hebben er met elkander in onze overdenkingen bij stilgestaan, dat zij de plaatsbekledende Borg, de enige en volkomen Zaligmaker, uitgeleid hebben buiten de legerplaats. „Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn iegen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden", zo lezen wij in de brief aan de Hebreërs. En dan gaat de opwekking uit tot de Hebreërs, en ook tot de kinderen Gods van alle tijden: „Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats. Zijn smaadheid dragende. Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende." Hij is uitgeworpen, opdat de Zijnen niet uitgeworpen zouden worden, maar binnengeleid in de toekomende stad. Hebt gij, mijn lezer, dat blij vooruitzicht reeds? O, wat is het toch groot in het geloof te mogen zien op die plaatsbekledende Borg op Golgotha, de plaats des gerichts!'

Toen de Zaligmaker van zondaren op Golgotha was gebracht, gaven zij Hem gemirrede wijn te drinken. Het was namelijk de gewoonte degenen, die, veroordeeld, terechtgesteld werden, gemirrede wijn te geven, om ze zo wat te verdoven en te bedwelmen. Voorwaar, de barmhartigheden der goddelozen zijn wreed. Zo werd hun, die de dood ingingen, voorzoveel het van de mens afhing, de gelegenheid ontnomen om te denken aan dood en eeuwigheid. Vreselijk is het een ziel, die niet bereid is, zo verdoofd en bedwelmd de eeuwigheid in te laten gaan!

De Heere Jezus werd behandeld als allen, die terechtgesteld werden. Ook tot Hèm kwamen ze met de gemirrede wijn. Maar als Hij die gesmaakt had, wilde Hij die niet drinken. Hij nam die niet. Hij wilde van geen verdovingsmiddelen weten. Hij had nog zulke gewichtige woorden uit te spreken. Met klaar bewustzijn wilde Hij lijden en sterven. In Zijn binnenste was het ook nu: „De drinkbeker, die Mij de Vader gegeven heeft, zou Ik die niet drinken? " In volkomen onderwerping aan de wil Zijns Vaders bewandelde Hij de lijdensweg. Alles wenste Hij door te maken, wat nodig was voor de verlossing van zondaren, en tot verheerlijking van de Naam Zijns Vaders.

Hij nam die niet, O. welk een bereidwillig Zaligmaker is Hij toch! Hoe groot is Zijn liefde voor he tverlorene, voor zondaren, die zichzelf verdoven en bedwelmen door te drinken van de wateren der zonde, door zich aan de lippen te zetten de bedwelmende beker van de ijdelheden der wereld!

Ja, dat doen wij van nature. Door ons over te geven aan allerlei zonden verduisteren wij ons verstand al meer en meer. Door al wat in de wereld is, nl. de begeerlijkheid des vleses, de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, laat ons hart zich verlokken en verleiden. Zo wordt geen acht geslagen op de grote hoofdzaak, op het éne nodige, nl. de noodzakelijkheid van wedergeboorte, van bekering, van het geloof in de Heere Jezus Christus, van vrc.dr met God. Wij leven dan, alsof de d< od niet komt, alsof de eeuwigheid niet maar als één schrede van ons af is.

Voor die zonden van Zijn volk heeft de plaatsbekledende Borg, Christus Jezus, verzoening aangebracht. Zij gaven Hem gemirrede wijn > te drinken, maar Hij nam die niet. Hij weigert elke bedwelming. Hij wil de bittere drinkbeker, Hem door de Vader aan de lippen gezet, drinken tot de laatste druppel toe, om zo volkomen genoeg te doen voor goddelozen aan de Goddelijke gerechtigheid. O, welk een onpeilbare zondaarsliefde! Blijf u, mijn lezer, daartegen toch niet verharden, totdat het te laat is, voor eeuwig te laat!

Door de kracht van zulk een genade van de Heere Jezus Christus en door Zijn Geest, is het nu, dat zondaren leren breken met de verdovingsmiddelen van zonde en wereld. Het wordt uw begeerte om met klaar bewustzijn uw staat en toestand te leren kennen, zoals die is. Gij huivert er voor de eeuwigheid in te gaan zonder goed tot uzelf gekomen te zijn. In die weg wordt het uw keuze de beker der wereldse ijdelheden en der zonde weg te werpen en om te mogen kopen, zonder geld en zonder prijs, wijn en melk, de heerlijke voedings-en genotmiddelen, waarvan in het Evangelie der genade het Goddelijk aanbod tot zondaren komt.

De Heere Jezus is op Golgotha gebracht, om daar gekruisigd te worden. En, zo lezen wij, het was de derde ure, en zij kruisigden Hem.

Hoe sober wordt ons dit ontzaglijke feit meegedeeld! Geen poging wordt gedaan om op ons gevoel te werken. Als slechts ons gevoel wordt opgewekt, dan geldt ook ons het woord: „Weent niet over Mij, maar over uzelf."

„En zij kruisigden Hem." Vreselijk heeft de Heiland hier ook naar het lichaam geleden. Zijn handen en Zijn voeten werden door de kruisnagels doorgraven. Zijn met wonden overdekte lichaam hing daar in de brandende Oosterse zon. Zo zou Hij daar uren lang langzaam wegsterven.

Maar vooral Zijn zielesmart is hier zo groot. Aan het kruis in het bijzonder is de zonde Zijns volks op Hem aangelopen. Jesaja 53 werd hier ten volle vervuld: „Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de Heere heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen." Aan het kruis van Golgotha is de Heere Jezus voor vloekwaardigen tot een vloek geworden. Wie zal zeggen, hoeveel zielesmart hierin ligt opgesloten? Hij, de Ge-

zegende des Vaders, tot een vloek ge-

worden! Wie kan dat verstaan? Het kruis van Golgotha predikt ons het recht Gods. Het roept het ons toe: „Sion zal door recht verlost worden, " De Borg moest ingaan in de verlorenheid, in de vloek, in de doem der Zijnen.

Het kruis verkondigt ons Gods barmhartigheid. Uit louter ontferming offert Hij het liefste op, dat Hij had. Zijn eniggeboren Zoon, en dat voor verbondsbrekers, voor goddelozen, en dat voor zondaren, die geneigd zijn God en de naaste te haten en Gods geboden met gedachten, woorden en werken te overtreden.

Het kruis getuigt ons van een wijsheid, die in het hart van geen mens is opgeklommen, waarin de engelen begerig zijn in te zien, doch die ook zij niet kunnen doorgronden. Wie zou ooit zulk een middel, zulk een weg tot verlossing, tot redding van zondaren, hebben kunnen uitdenken? Het is een middel de eigengerechtige een ergernis en de wereldwijze een dwaasheid, maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de Gekruisigde, de kracht Gods en de wijsheid Gods.

O, beminnelijke, onmisbare, gekruisigde Christus voor de bekommerde vanwege zijn zonde! Er is geen toegang tot God voor u, al treurdet gij uw leven lang en weendet tranenbeken. Er is geen verzoening met God voor u langs de weg van de werken der Wet. Sinds de val in het Paradijs is die weg afgesloten. Op al uw deugd en eigen vroomheid moet gij de dood leren schrijven. Ziende op uzelf is er een mishagen, een verootmoedigen van uzelf. Dat is een bange toestand.

Doch! nu spreekt het dierbare kruis van Christus van verzoening, van dat bloed, dat reinigt van alle zonde, van borggerechtigheid. Dat is het, wat een zondaar nodig heeft. Hoe kunt gij met uw ganse hart, zuchtend onder het zondepak, naar dat kruis verlangen, hoe kan het opspringen van vreugde, als gij het van verre moogt zien! En welk een heerlijke toestand is het als een rechteloze, een door de Wet vervloekte, neer te zinken aan de voet van het kruis met de bede: „Zo Gij, Heere, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan? Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt." En als het u dan te beurt valt, dat gij door de werking des Geestes het oog moogt slaan op die grote Zieleborg, op het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, dan daalt in uw ziel neder een zalige blijdschap, een stille vrede, vrede door het bloed des kruises.

Met nadruk staat er in het gedeelte van Marcus 15, dat wij bezig zijn te overdenken met elkander: , , En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem." Het is natuurlijk niet zonder reden, dat ook de tijd, de ure van de kruisiging van de Borg van zondaren, diep in schuld, wordt aangegegeven, dat er zo nadrukkelijk staat: „En het was de derde ure." De derde ure, dat was de ure van het morgenbrandoffer. Op die derde ure offerde de Vader Zijn eigen Zoon; Hij gaf Hem over tot in de vervloekte dood aan het kruis, opdat zondaren van de vloek Gods zouden worden verlost en deelgenoten zouden worden van Zijn rijke, eeuwige zegeningen.

De derde ure, de ure van het morgenbrandoffer, toen offerde de enige, de barmhartige Hogepriester, Zichzelf op aan het kruis van Golgotha, als de vervulling van alle offers, die eeuwen lang waren gebracht in tabernakel en tempel. O, welk een rijke prediking brengen toch die enkele woorden: „En het was de derde ure, en zij kruisigden Hem." — Dat was het einde van de dienst der schaduwen. Nu werd op die ure het eigenlijke, het wezenlijke offer der verzoening gebracht.

Hier komt tot ons, die, bij het begin van de weg en ook telkens opnieuw, wat willen aanbrengen, die tegen het „om niet, uit louter genade" inworstelen, hier komt tot ons de waarschuwing: verzoening alleen door het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon. Wij moeten komen met ledige handen en met een ledig hart. Gelukkig degene, die zó mag komen, om dan bediend te worden uit de volheid van genade van de Heere Jezus Christus. O, welk een troost ligt er dan in dat: „En het was de derde ure!"

Nu werd het eigenlijke, het wezenlijke offer gebracht, het offer, waarvan al de offers maar schaduwen waren. Het is het offer, waarvan gij wel eens moogt zingen uit de volheid van uw hart in de lijdensweken, of ook op andere tijden, als de Heilige Geest u daarbij bepaalt en daarin inleidt:

Brandofferen, noch offer voor de schuld. Voldeden aan Uw eis, noch eer. Toen zeid' Ik: Zie, Ik kom, o Heer'! De rol des boeks is met Mijn naam Mijn ziel, U opgedragen, [vervuld. Wil U alleen behagen; Mijn liefd' en ijver brandt; Ik draag Uw heil'ge Wet, Die Gij de sterv'ling zet, In 't binnenst ingewand.

Ja, zulk een offer, waarin de heilige en rechtvaardige God alleen een welbehagen kan hebben, kan ons alleen brengen de verzoening door voldoening, die wij nodig hebben. Alleen door het oprechte geloof in zulk een volkomen Borg en Middelaar kunnen wij voor God bestaan, en een welgevallen trekken van de Heere.

Nader in deze lijdensweken toch maar veel tot de troon der genade, om de grote Hoorder van 't gebed te vragen om Zijn Heilige Geest, opdat Die u met Zijn onwederstandelijke kracht bepale bij de noodzakelijkheid en onmisbaarheid van de Heere Jezus als Verlosseer en Zaligmaker. Als gij Hem in Zijn onmisbaarheid enigermate leert kennen, dan gaat uw verbroken hart, bekommerd vanwege uw zonde, naar Hem vragen, om Hem roepen. Wij zien in zo menig voorbeeld, dat de Zaligmaker niet altijd terstond komt. Toen de Heere Jezus gehoord had van Martha en Maria, dat Lazarus ernstig

krank was, toen bleef Hij nog twee dagen in de plaats, waar Hij was. Geef dus de moed niet op, als er nog geen uitkomst kwam. „Zo Hij vertoeft, verbeid Hem; Hij zal gewisselijk komen!"

En als Hij komt, dan brengt Hij ook alles met Zich mee, ook het geloofsvertrouwen, het rusten niet in uw eigen offers, maar in Zijn offer, in Zijn volbracht werk. Wat geeft dat een vreugde en een vrede in uw ziel! Dat is een genot zo diep en zo rijk. dat gij het niet onder woorden kunt brengen. En dat niet eens, maar telkens weer, als de Geest u in uw armoede bedient uit de genadevolheid van Christus. Diep ongelukkig en te beklagen zijn allen, die daar buiten staan. „Indien iemand de Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking. Maranatha!"

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Met de misdadigen gerekend

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's