Sneeuw en ijs in Schriftuurlijk licht!

(4)

O, wat een heerlijke sneeuwlessen liggen daar in Psalm 51 en Jesaja 1 verborgen. Hebt ge er de sneeuw ooit op aangekeken, en tegen haar gezegd: zo rein en blank en wit als gij, kan en mag ik ook worden. Dat dankt ge alleen aan Gods genade, en aan het verzoenend lijden en sterven van de Heere Jezus Christus. Want alleen Zijn bloed rèinigt van alle zonde!

Ook gij, scharlaken-rode zondaar, kunt rein en blank worden voor God, gewassen van de zwartheid der zonde; n.1. als ge niet langer weigert, schaamrood te worden voor de Heere. Want wie zijn zonden belijdt, en dezelve laat..., zal barmhartigheid verkrijgen! Hij is groot van raad, en machtig van daad.

Het bloed van Christus reinigt en wast rein van de schuld der zonde; daar verdrinkt die gehele zonde-schuld van u in. Zalig is het te mogen ervaren. Ge wordt blij, en gaat ervan zingen. „Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven!" Maar ook, wanneer ge geplaagd wordt door de inklevende verdorvenheid, de smet der zonde, wil de Geest van Christus u dagelijks heiligen en reinigen tot Gods dienst.

Waarom wij hierop zoveel nadruk leggen?

Wel, omdat God-zelf de Heilige en Reine is. Die de zonde niet kan aanzien noch gedogen. Hij is de Heilige Israëls, en Hij spreekt tot ons: weest heilig, want Ik, de HEERE, ben heilig. En als ge dan antwoorden moet: HEERE. ik ben een onheilige, een onreine, als een Ezau vroeger, dan verwijst Hij ons in deze weken vóór Pasen naar Zijn Zoon, Jezus Christus.

Hij is de Heilige Gods-Zoon. Ook van Hem lezen we, dat Zijn aangezicht was wit als witte wol en sneeuw (Openb. 1, 14). en op de berg-der-verheerlijking, de Thabor w.s., werd Hij voor de ogen der discipelen van gedaante veranderd, en Zijn klederen werden blinkende, zeer wit als sneeuw, zoals een voller op aarde ze wit kan maken (Mc. 9, 3).

Daarom, laat ons van Jezus Christus geen verkeerde gedachte hebben. Hij is Redder van zondaren, maar Zélf zonder zonde. Was Hij niet zonder zonde, Hij kon onze Redder en Verlosser nooit zijn geworden. Maar nu, Gode-zij-lof, heeft Hij Zich tot zonde laten maken, heeft Hij de zonde-last der wereld op Zijn schouders genomen, en nu kan Hij u en mij nodigen, om bij Hèm te komen, om ons te bevrijden en te verlossen. En om ons met God te verzoenen.

Zo wil Hij ons leiden, ons, arme zondaren, in Hèm nochtans geheiligd en gereinigd, voor 't Aangezicht van die God, van Wie Daniël beschrijft (hfdst. 7, 9). dat Hij Zich, als de eeuwige God, op de troon zette, Hij, Wien kleed wit was als de sneeuw, en het haar Zijns hoofds als zuivere wol.

O, de sneeuw op aarde smelt telkens weer weg, en zij richt zelfs verwoestingen aan. In het hoge alpenland maaien de lawines de mensenlevens weg en straks dreigt de éne overstrooming op de andere. Maar God heeft met sneeuw en regen-val ook nog een andere bedoeling. Daarvan vertelt ons Jesaja 55 iets. In vs. 10 lezen we, dat de regen en de sneeuw van de hemel nederdaalt, en derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt de aarde, en maakt, dat zij voortbrenge en uitspruite, en zaad geve de zaaier en brood de eter. Heus, sneeuw en vorst kunnen voor het land en de land-bewerking hun goede zijde hebben; als ze maar niet te ver in het voorjaar zich handhaven; als straks maar weer de dooi mag intreden.

Van sneeuw-en ijs-pret behoudt ge niets wezenlijks over, dan alleen een goede of minder-prettige herinnering. Maar van de sneeuw-lessen uit het Woord des HEE-REN kan een eeuwige zegen achterblijven. Het is dan ook zo jammer, dat het niet te koud is, en er er niet teveel sneeuw ligt, om de ijsbaan te bezoeken; maar dat het wel vaak te glad, te koud en te sneeuwerig blijkt, voor onze jongemensen helaas ook!, om kerk, catechisatie en vereniging te bezoeken.

In het laatste geval gaat het om het eeuwig-blijvende Woord van God.

Sneeuw en ijs hebben hun functie en betekenis voor het tijdelijke leven. Maar Jesaja 55 vervolgt ermee: ook Gods Woord keert niet ledig weer, maar het zal doen, wat God behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgeen waartoe Hij het zendt.

Ze doorvochtigt de aarde, die regen en

die sneeuw. Zo ook Gods Woord: het grijpt ons aan in ons diepste levensbesef en - gevoel; het werpt ons neer voor Gods rechterstoel; het klaagt ons aan voor de Heilige Israëls; en het wijst ons heen naar de énige Borg en Middelaar bij God: Jezus Christus!

Als sneeuw voor de zon versmelten al uw deugden en goede karakter-eigenschappen voor Hèm. Maar, ellendigen, en melaatsen vanwege hun zonde wil Christus Jezus een Zon-der-gerechtigheid zijn, bij Wie genezing is onder Zijn vleugelen.

Laat ons daarom aan onze belijdenis vasthouden, dat Gods Woord onfeilbaar en eeuwig is. De wereld zal eenmaal ten ondergaan, en dan niet, zoals in Noachs dagen, door het water, maar dan door het vuur; de elementen zullen brandend vergaan. Maar zij, die God in Zijn Woord hebben gerechtvaardigd, dat is: hebben leren gelijk geven, — al zou het hun de eeuwige dood kosten — mogen temidden van de ondergang ópstaan, en hun hoofden omhoogheffen, in de zekerheid: Maran-atha! Jezus kómt!

Wij horen al Zijn voetstappen in het wereldrumoer. De Rechter staat voor de deur. Nu nog hopelijk uw Redder, zal Hij, als ge u niet volstrekt aan Hem overgeeft, op Zijn genade..., tot een Rechter gesteld blijken te zijn, om schapen en bokken vanéén te scheiden. O, waar dan uw schat is, zal ook uw hart zijn. Uw schat in de wereld, in goud en zilver, in pret en vermaak: dan komt ge met die wereld óm; maar is uw schat in de hemel: Jezus Christus, met eer en heerlijkheid gekroond, aan 's Vaders rechterhand, dan zal uw hart Hèm en de Vader door de Geest eeuwig grootmaken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen