Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE LEVENDE VERLOSSER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE LEVENDE VERLOSSER

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Welke God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was dat Hij van dezelve dood zou gehouden worden.

Handelingen 2 : 24.

Niet alleen in het lijden en sterven van de Verlosser worden wij telkens weer bepaald bij de wonderlijke en vertroostende harmonie tussen Vader, Zoon en Heilige Geest, die tot openbaring komt in de redding en de behoudenis van zondaren. Diezelfde Goddelijke, diepe en heerlijke harmonie openbaart zich ook in de verhoging en verheerlijking van de levende Verlosser. De Vader heeft Zijn geliefde Zoon, in Dewelke Hij Zijn welbehagen heeft, opgewekt, de smarten des doods ontbonden hebbende, omdat Deze volkomen had voldaan de gehele schuld van al Zijn volk van alle tijden en van alle plaatsen. De Zoon is opgestaan door Zijn eigen Goddelijke kracht en is alzo krachtiglijk bewezen te zijn de Zoon van God uit de opstanding der doden. En dit wondere werk van de opwekking en van de opstanding des Heeren is, naar Rom. 1 : 4, ook niet omgegaan buiten de Heilige Geest. Neen, 'het staat er zo duidelijk, dat die gezegende verheerlijking van de Borg en Middelaar ook is naar de Geest der heiligmaking.

Er is wel alle reden, mijn lezer, om bij die Goddelijke harmonie in het ganse verlossingswerk tussen Vader, Zoon en Heilige Geest stil te staan, met aandacht, met eerbied en met een biddend hart. Wat kunt gij dan met diepe verwondering vervuld worden over dat grote werk van de verzoening van zondaren, van goddelozen met de enige en drieënige, met de heilige en rechtvaardige God. Als gij op de school des Heiligen Geestes daarin enigermate wordt ingeleid, dan kunt gij het zo verstaan, wat onze dichter Da Costa daarvan zong:

O, overzalige wenteling In deze Goddelijke kring!

Dat machtige werk van Vader, Zoon en Heilige Geest, kan zelfs de duivel met al de gevallen engelen, met al zijn listen en lagen, met al zijn briesen en woeden, toch niet verhinderen. Neen! dat zal hem niet gelukken. Het is juist omgekeerd. Wij lezen toch in 1 Johannes 3 : 8: Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou." Dat zien wij ook tot openbaring komen in de opwekking en in de opstanding van de Heere Jezus. Want hoewel de duivel het geweld des doods had, toch heeft hij die macht niet zo kunnen uitoefenen, dat de Man van smarten in de dood bleef. En de stof van onze overdenking zegt het zo bemoedigend en Godverheerlijkend: Welke God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij van dezelve dood zou gehouden worden." De lijdende en stervende Verlosser heeft de duivel de kop vermorzeld. Hij is mens geworden, Hij is des vleses en des bloeds deelachtig geworden, opdat Hij zou kunnen lijden en sterven en door de dood te niet zou doen degene, die het geweld des doods had, dat is de duivel.

Welk een ontroerende worsteling heeft de lijdende en stervende Borg toch gestreden met de machten van dood en hel! Ontzettend is toch wel de zonde in Gods oog, diep zijn wij toch wel gevallen in ons hondshoofd Adam, dat dit alles nodig was, om zondaren te verlossen van het geweld des duivels, van de heerschappij der zonde, uit de strikken van de wereld, om voor goddelozen een eeuwige gerechtigheid aan te brengen en ze volkomen te verzoenen met de heilige en rechtvaardige God.

Dat werk is echter ten volle uitgevoerd. Geen enkel deel er van is onvoltooid gebleven. Aan het kruis van Golgotha heeft de Heiland met grote stem uitgeroepen: Het is volbracht!" En in de opwekking en opstanding van de Heere Jezus Christus is daarop het Goddelijk zegel gezet. De dood is verslonden tot overwinning. Zo mag dus de Apostel Paulus met recht en met reden schrijven aan de gemeente van Corinthe: Dood! waar is uw prikkel? Hel! waar is uw overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de Wet. Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus" (1 Cor. 15 : 55—57).

Wat is het toch een grote en rijke genade in die overwinning van de duivel en de dood deel te mogen hebben, door de openbaring van Gods Woord en Geest te mogen weten, dat die strijd ook voor u is gestreden, en dat gij als rijpe vrucht daarvan nu moogt liggen voor rekening van de machtige Verlosser en getrouwe Zaligmaker, Die volkomenlijk kan zalig maken, die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Zo zijn zij in doorboorde, doch machtige, getrouwe ei> zegenende handen. Gij denkt hier met mij aan wat de Heere Jezus eerar gezegd heeft tot Simon Petrus en tot de andere discipelen, en in hen ook tot allen, die in Hem geloven: Simon, Simon! ziet de satan heeft ulieden zeer begeerd, om te ziften als de tarwe; maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk uw broeders" (Luc. 22 : 31, 32).

O, mijn lezer, dat daarnaar zich moge uitstrekken onze vurige begeerte des harten deel te hebben in de overwinning van de duivel en van de dood, het eigendom te zijn van de machtige Verlosser, Die als de enige, voorbiddende Hogepriester altijd leeft om voor Zijn duurgekochten te bidden, dat hun geloof niet ophoude. Wat is dat arme volk van Koning Jezus, de lijdende, maar ook de levende Verlosser, toch een rijk en een gelukkig volk! Wel is er reden om verlangend en biddend, om met jaloersheid te zingen:

Welzalig zij, die, naar Zijn reine leer, In Hemhun heil, hun hoogst geluk beschouwen, Die Sions Vorst erkennen voor hun Heer'; Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen.

Als gij zo met door de Heilige Geest verlichte ogen moogt zien op de levende Verlosser, die de dood en de duivel heeft verslonden tot overwinning, en op het volk, dat Hij zich ten erve verkoren heeft, dan gaat gij wel eens voort in het verlangen er daar een van te mogen zijn, met biddend te zingen:

Geef, dat mijn oog het goed' aanschouw', 't Welk Gij, uit onbezweken trouw. Uw uitverkoor'nen toe wilt voegen; Opdat ik U mijn rotsstaRQ noem', En, delend in Uvs valk» genoegen. Mij met Uw erfde»*-', "blij beroem'.

Het staat er in het woord, waarover wij met elkander mediteren, zo tot verheerlijking van Gods naam, zo tot bemoedi ging en vertroosting van Zijn arme en ellendige volk, dat op Zijn naam vertrouwt: „Welke God opgewekt heeft, de smarten des dóóds ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij van dezelve dood zou gehouden worden." Ja» het was niet mogelijk, dat de lijdende en stervende Verlosser van de dood zou gehouden worden. Hij heeft immers aan de Goddelijke gerechtigheid volkomen genoeg gedaan. Hij heeft een eeuwige, een algehele verzoening door voldoening teweeg gebracht. Jacobs zaad mag opnieuw in vrijheid wonen en van dat vrijgekochte, verloste volk mag blij gezongen worden tot lof en prijs van de naam des Heeren:

De schuld Uws volks hebt G' uit Uw boek gedaan; Ook ziet Gij geen van hunne zonden aan; Gij vindt in gunst, en niet in wraak. Uw lust; De hitte van Uw gramschap is geblust.

Zou het dan mogelijk zijn, dat de Borg, Die dit alles in de weg van lijden en strijden, van zelfovergave en offer verworven heeft, dat Hij, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, van de dood, dat is van de duivel, die het geweld des doods had, zou gehouden worden? Neen, zo zegt de apostel Petrus met kracht en met vuur, gedreven door de Heilige Geest, het was ten enenmale niet mogelijk, dat Hij, Die alles betaald heeft, Die de zaligheid heeft verdiend voor rampzaligen in zichzelf, Die volkomen heeft volbracht het werk, dat de Vader Hem te doen had gegeven, dat Hij van de dood gehouden zou worden. Hij is de levende Verlosser geworden, want de Vader heeft Hem opgewekt, de smarten des doods ontbonden hebbende. En nu heeft Hij, de sterke God, de sleutels der hel en des doods.

„Alzo het niet mogelijk was, dat Hij van dezelve dood zou gehouden worden." Dat is de verkondiging van de levende Verlosser. En het is een rijke prediking, tot verheerlijking van Vader, Zoon en Heilige Geest. Die prediking van de overwinning van de dood, van de levende Verlosser, is ook zo uitlokkend en zo moedgevend voor zondaren op de weg der ontdekking, die klagen en biddend smeken:

Ik lag gekneld in banden van de dood. Daar d' angst der hel mij alle troost deed missen; Ik was benauwd, omringd door droefenissen; Maar riep de Heer' dus aan in al mijn nood: „Och Heer', och, wierd mijn ziel door U gered!"

Wie zo in zijn banden, angsten en droefenissen tot God mag vluchten. Wiens ingewanden rommelen van barmhartigheid over allen, die Hem aanroepen in de dag der benauwdheid, die zal het ondervinden op verrassende wijze, dat er een levende Verlosser is, van Wie er geschreven staat in Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is en slechten wijsheid geeft: „Welke God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij van dezelve dood zou gehouden worden."

En omdat het niet mogelijk wrs, dat de Man van smarten van de dood gehouden zou worden, daarom is het ook niet mogelijk, dat verdrukten, ongetroosten, als door onweder voortgedrevenen, zonder vertroosting, zonder redding zouden blijven. Neen! allen, die door de Heilige Geest aan zichzelf ontdekt worden, die hun verlorenheid, hun doodstaat leren kennen, zullen op Gods tijd ook leren kennen de levende Verlosser. Hoor maar, hoe de Apostel Paulus daarvan met grote blijdschap mag getuigen: Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus (uit genade zijt gij zalig geworden), en heeft ons mede opgewekt, en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus" (Ef. 2 : 4—6). Als dit wonder van genade aan een zondaar mag geschieden, het wonder van de ontbinding van de banden van de geestelijke dood, van het levend gemaakt worden met Christus, dan mag zulk een begenadigde ook zingen:

Tden hoorde God; Hij is mijn liefde waardig; De Heer' is groot, genadig en rechtvaardig. En onze God ontfermt Zich op 't gebed.

O, dat er maar onder onze lezers mogen zijn, die, jaloers op zulke beweldadigden, ook voor zichzelf met deze wondere zaken werkzaam mogen zijn of worden!

„Welke God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij van dezelve dood zou gehouden worden." De Man van smarten is ook de Heere der heerlijkheid. Hij is de levende Verlosser. Die diepe en rijke waarheid bevat ook zoveel troost voor allen, die met Christus zijn opgewekt uit de geestelijke dood, met betrekking tot hun lichamelijke dood. De dood is zulk een ontzettende macht, de laatste vijand. Ach, wat kunnen ook degenen, die de Heere vrezen, het er moeilijk mee hebben!

Als zij hun dood echter krijgen te bezien bij het licht van Gods Woord en Geest, dan mogen zij uitroepen: „Dood! waar is uw prikkel? " De dood is voor u toch van karakter veranderd. Nu is het sterven een ontbonden worden om met Christus te zijn. Met het Kindeke Jezus in de armen kon Simeon zingen: „Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht henengaan in vrede, naar Uw Woord, want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien." Ziende op Christus mag Gods volk met de christen van de Catechismus vol van vreugde getuigen: „Onze dood is geen betaling voor onze zonden, maar alleen een afsterving van de zonden en een doorgang tot het eeuwige leven." Welk een rijke troost, als gij daar een oog voor ontvangt!

„Alzo het niet mogelijk was, dat Hij van dezelve dood zou gehouden worden." — Maar dan is het ook niet mogelijk, dat degenen, die in Christus Jezus ontslapen zijn, naar het lichaam in het graf blijven. Eens worden hun graven geopend. Door de kracht van de opstanding van Christus is h~t "iet mogelijk, dat zij van de dood gehouden worden. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt ln onverderfelijkheid. Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht" (1 Cor. 15 : 42 en 43).

Dat is de opstanding des levens. Rust niet, voordat gij moogt weten daaraan deel te hebben. Er is immers ook een opstanding der verdoemenis. Wees gewaarschuwd!

z.

S. v .D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

DE LEVENDE VERLOSSER

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 april 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's