Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gravamen tegen de Dordtse leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gravamen tegen de Dordtse leerregels

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Artikel 7 van Hoofdstuk 1

(1)

De Verkiezing ie een onveranderlijk voornemen Gods, door hetwelk Hij voor de grondlegging der wereld een zekere menigte van mensen niet beter of waardiger zijnde dan anderen, maar in de gemene ellende met anderen liggende, uit het gehele menselijk geslacht, van de eerste rechtheid door hun eigene schuld vervallen in de zonde en het verderf, naar het vrije welbehagen van Zijn wil tot de zaligheid louter uit genade, uitverkoren heeft in Christus denwelken Hij ook van eeuwigheid tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen en tot een fundament der zaligheid gesteld heeft. En opdat zij door Hem zouden zalig gemaakt worden, heeft Hij ook besloten hen aan Hem te geven en krachtiglijk tot Zijn gemeenschap door Zijn Woord en Geest te roepen en te trekken, of met het ware geloof in Hem te begiftigen, te rechtvaardigen, te heiligen en in de gemeenschap Zijns Zoons krachtiglijk bewaard zijnde, ten laatste te verheerlijken, tot bewijzing van Zijn barmhartigheid en ten prijze van de rijkdommen Zijner heerlijke genade. Gelijk geschreven is: od heeft ons uitverkoren in Christus voor de grondlegging der wereld opdat wij zouden onberispelijk zijn voor Hem in de liefde. Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen door Jezus Christus in zichzelven, naar het welbehagen van Zijn wil tot prijs der heerlijkheid zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde, Efeze 1 : 4, 5. 6. En elders: , Die Hij tevoren verordineerd heeft dezen heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt." Rom. 8 : 30.

Hier hebben we artikel 7 in zijn geheel. Daarin wordt beschreven, wat men onder de uitverkiezing verstaat. Het zou wel eens leerzaam kunnen zijn als wij de voornaamste punten 'één voor één naar voren brachten. De Verkiezing wordt genoemd: een voornemen Gods. Bij dit punt legt collega Duetz al direct de vinger. Hij mist hier het spreken over de verkiezing als daad. Daar bedoelt men mee, dat God geen plan, besluit of voornemen heeft, doch op een bepaald ogenblik een volk, of een enkel persoon verkiest. Dan handelt God dus op dezelfde wijze als wij mensen. Er zijn veel meisjes, doch een jongen kiest daaruit de éne. Tevoren kende hij haar misschien niet, doch metterdaad verkiest hij haar. Of 'n patroon plaatste een advertentie in de „goede" oude tijd en uit de 25 gegadigden kiest hij een knecht, die hij wellicht te voren nooit zag. Dit is de verkiezing als daad. Het komt mij voor, dat men bij God niet op deze wijze van de verkiezing spreken kan. Kan het wezen, dat God de Heere iets doet, dat Hem te voren onbekend was? Men zegt, dat in het O.

Testament zo van de verkiezing wordt gesproken. Ik vind het nog niet eens zo gemakkelijk om dit toe te stemmen. Er worden vele teksten uit het Oude Testament aangehaald, die zouden bewijzen, dat de verkiezing een daad is in de tijd. Bewijzen deze teksten dat werkelijk? Woelderink haalt aan Jesaja 41 : 8, 9: Maar gij, Israël, mijn knecht! gij Jacob, dien Ik verkoren heb! het zaad van Abraham, mijn liefhebber! Gij, welken Ik gegrepen heb van de einden der aarde, en uit haar bijzonderste geroepen heb; en zeidet tot u: ij zijt mijn knecht; u heb Ik uitverkoren, en heb u niet verworpen." Hier hebt ge de tekst.

Er staat niet: verkies ik. Er staat: heb ik uitverkoren. Wanneer is dit gebeurd? In Jeremia 31:3 lezen we: , Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde". Hoe ver strekt zich hier de betekenis van eeuwig uit? Sommigen zeggen, dat eeuwig hier betekent: an de tijd van Abraham af. Het komt mij voor, dat de tekst in Jeremia aldaar geen genoegzame grond voor biedt. Eeuwige liefde laat zich heel goed begrijpen als liefde van voor de grondlegging der wereld. Wanneer heeft God Israël uitverkoren? Op dat ogenblik, dat het volk door de Rode zee heentrok? Of bij de Sinaï? Wanneer had die daad der verkiezing plaats? Een andere tekst. n.1. Deuteronomium 7 : 6: Want gij zijt een heilig volk den Heere uw God; u heeft de Heere uw God verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken. die op de aardbodem zijn." Ook bij deze tekst stel ik de vraag: anneer heeft God dit volk verkoren? Bij de Sinaï misschien? Maar de Heere heeft hen uit Egypte uitgeleid. Is het dan bij de uitleiding, waarop de Wet des Heeren zo'n nadruk legt? Maar de Heere had Mozes reeds tot hen gezonden om hen te verlossen. God kende hen dus reeds voor de uitleiding en voor de wetgeving op de Sinaï. Heeft God hen dan verkoren toen Hij Abraham riep! Hebben wij nu het preciese tijdstip? Tot Abraham zegt de Heere: k zal u tot een groot volk maken.

Ook beloofde Hij aan het zaad van Abraham het land Kanaan. Is dat de daad der verkiezing? En deed God dat zo maar onverwachts. Was er bij die grote God geen voornemen? Improviseert de Heere Zijn wereldbestuur? Men zou het haast gaan gelogen. Zo maar onverwachts komt het bij de Almachtige op. Ik zal. zo denkt Hij, deze Abraham roepen en Ik zal Hem tot een groot volk maken. Hier begint dan de eeuwige liefde. Zo is het, tenminste als men sommige uitleggers van deze tijd mag geloven. Maar ik zie daar zoveel grond nog niet voor. En stel, dat het tijdstip van de daad van Gods verkiezing samenvalt met het tijdstip van de roeping van Abraham, wat volgt daaruit? Dat God Israël verkoren heeft tot heil, nog voordat er een volk Israël bestond. In dit geval zou men kunnen zeggen: vóór de grondlegging van het volk Israël. Waarom is het van betekenis om deze laatste zin te vormen? Wel, ik vraag mij af, waarom men zo'n nadruk legt op Gods verkiezing als daad. Wat voor verschil maakt het? Zover ik zien kan maakt het geen verschil. Ook de verkiezing als daad is naar het vrije welbehagen Gods. De mens heeft ook op deze verkiezing niet de minste invloed. Het is altijd en immer: niet naar de werken. Maar als ik nu hen goed versta, die de nadruk willen leggen op de verkiezing als daad in

de tijd, willen zij op deze wijze het makkelijker maken om te denken, dat wij er toch nog wel enige invloed op kunnen hebben. Daarvan lees ik echter in de bijbel niets. Wanneer dan ook collega Duetz klaagt dat de verkiezing als daad niet in artikel 7 tot haar recht komt, dan meen ik, dat hij ten onrechte klaagt. Het ligt niet zo eenvoudig met deze verkiezing als daad en zij verandert aan het wezen der verkiezing niets.

Bovendien, stel dat er ergens van een verkiezing als daad in de tijd gesproken wordt en dat er staat: deze verkies ik heden, sluit dit uit, dat deze verkiezing een realisering is van een eeuwig voornemen? Nu wil men het nog als eens zo voorstellen, dat de gereformeerden de verkiezing van eeuwigheid belijden op grond van een conclusie. Niets is minder waar dan dit. Iedere bijbellezer kan weten, dat, de H.

Schrift spreekt van een eeuwig voornemen, Efeze 3:11. Het is daarom een belijdenis in de weg van onderzoek der Heilige Schrift verkregen als artikel 7 spreekt van een voornemen Gods, dat bestond voor de grondlegging der wereld. Efeze 1 : 4.

Zelfs collega Duetz zal moeten toestemmen, dat het begin van artikel 7 rotsvast op de H. Schrift is gefundeerd. Doch nu moge duidelijk zijn voor onze lezers, hoe men bezwaar maakt tegen artikel 7 over dat woordje voornemen. Het is echter goed bijbels. Behalve Efeze 3:11 spreekt 2 Timotheüs 1 : 9 er ook van: Die ons heeft zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen." Met dat voornemen wordt uitgedrukt, dat de mens, de zondaar niets toebrengt aan zijn zaligheid. Het is een genadig voornemen, dat niet naar enige reden in de mens vraagt. In Romeinen 8 : 28 wordt gesproken van „degenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn". Ze zijn niet geroepen naar hun gebeden of werken doch naar Gods voornemen. De uitverkiezing als raad Gods is dus goed bijbels.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een gravamen tegen de Dordtse leerregels

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's