Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

GIDEON (17)

Alzo kwam Gideon en honderd mannen die met hem waren in het uiterste des legers in het begin van de middelste nachtwaak, als zij maar even de wachters gesteld hadden; en zij bliezen met de bazuinen, ook sloegen zij de kruiken, die in hun hand waren, in stukken.

Alzo bliezen de drie hopen met de bazuinen en braken de kruiken; en zij hielden met hun linkerhand de fakkelen en met hun rechterhand de bazuinen om te blazen; en zij riepen: het zwaard van de Heere en van Gideon.

En zij stonden een iegelijk in zijn plaats rondom het leger. Toen verliep het ganse leger, en zij schreeuwden en vloden.

Als de driehonderd met de bazuinen bliezen, zo zette de Heere het zwaard des enen tegen de andere, en dat in het ganse leger; en het leger vluchtte tot Beth-Sitta toe naar Tserédath, tot aan de grens van Abel-Mehola, boven Tabbath.

Toen werden de mannen van Israël bijeengeroepen uit Nafthali, en uit Aser en uit gans Manasse; en zij jaagden de Midianieten achterna.

Ook zond Gideon boden in het ganse gebergte van Efraïm, zeggende: Komt af de Midianieten tegemoet, en beneemt hunlieden de wateren, tot aan Beth-bara, te weten de Jordaan; alzo werd alle man van Efraïm bijeengeroepen en zij benamen hun de wateren tot aan Beth-bara, en de Jordaan.

En zij vingen twee vorsten der Midianieten, Oreb en Zeëb, en doodden Oreb op de rotssteen Oreb en Zeëb doodden zij in de perskuip van Zeëb, en vervolgden de Midianieten; en zij brachten de hoofden van Oreb en Zeëb tot Gideon over de Jordaan.

Richteren 7 : 19—25.

Gideon, die door de Heere geroepen is om Israël te verlossen uit de hand van de Midianieten, heeft zijn driehonderd mannen, die hij over mocht houden tot de strijd, midden in de nacht gewekt. Nu is het ogenblik van de strijd gekomen. De Heere heeft hem geroepen tot de strijd en heeft hem ook gesterkt door die droom van een soldaat uit het vijandelijke legerkamp, die deze vertelde aan zijn kameraad toen Gideon dat legerkamp op een verkenningstocht genaderd was en het gesprek tussen deze twee mannen heimelijk afluisterde. Die droom en de uitlegging, die eraan gegeven wordt, 'openbaren de heimelijke vrees, die er bij de Midianieten gekomen is door het optreden van Gideon, waar ze natuurlijk ook van gehoord hebben.

Daarom besluit Gideon om in de kracht Gods ten strijde te trekken, zoals de Heere hem ook bevolen heeft. Met zijn driehonderd mannen gaat hij het vijandelijke legerkamp omsingelen. Daar slaapt men echter gerust, onbewust van het dreigende gevaar.

De Midianieten zijn hier een beeld van de natuurlijke mens, die in de grootste gevaren ook rustig doorleeft, misschien wel eens 'n keer bang is, maar daar toch weer overheen leeft. Trouwens ook de kerk des Heeren heeft geregeld te luisteren naar de vermaning van de Heere Jezus om te waken en te bidden, want we zijn soms zeer gemakkelijk van de goede weg afgevoerd, waardoor we in grote gevaren komen. We moeten steeds vragen naar het licht en de leiding van de Heilige Geest en om kracht in de strijd tegen de vijanden, die ons van alle kanten omringen. Gods kerk moet wakker zijn en niet in slaap vallen zoals de Heiland vertelt van die maagden uit de bekende gelijkenis.

Gideon is wakker midden in de nacht nu 't gevaar zo groot is en de vijand zo dichtbij is gelegerd. Hij heeft zijn legertje verdeeld in drie afdelingen van honderd man en hij heeft vermoedelijk eerst die afdelingen weggezonden die de langste weg moesten afleggen om hun positie in te nemen. Tenslotte is hij zelf ook met honi derd man het vijandelijke legerkamp genaderd. Het tijdstip waarop dit alles geschiedde was gunstig. De nacht werd ingedeeld in drie nachtwaken, de eerste was juist voorbij, de verwisseling der wachtposten had plaatsgevonden en alles was weer rustig bij de Midianieten.

Uit hetgeen hier verder verteld wordt blijkt duidelijk, dat alles stipt is uitgevoerd zoals Gideon heeft bevolen. Alzo kwam Gideon en honderd mannen die met hem waren in het uiterste des legers in het begin van de middelste nachtwaak, als zij maar even de wachters gesteld hadden; en zij bliezen met de bazuinen, ook sloegen zij de kruiken die in hun hand waren, in stukken. (Vers 19).

De mannen van Gideon staan alle rondom het legerkamp van de vijand en deze moeten daardoor wel de indruk krijgen, dat er een grote legermacht tegen hen is opgetrokken wanneer ze de bazuinen horen blazen en overal brandende fakkels zien en het geluid van die brekende kruiken horen en bovendien de strijdkreet van de Israëlieten, die iets anders is dan Gideon bevolen heeft. Deze heeft immers gezegd dat ze zullen roepen: voor de Heere en voor Gideon. Nu klinkt het echter: het zwaard des Heeren en van Gideon. Dat voelen de Israëlieten goed, dat de Heere voor hen moet strijden en dat ze hierin afhankelijk zijn van zijn zegen en van zijn hulp. Het zwaard des Heeren keert zich nu tegen de Midianieten en daarmee ook het zwaard van Gideon, die door de Heere is geroepen. Wat is het heerlijk als we zo weten, dat de Heere met ons optrekt. Wij zouden eigenlijk geen enkele stap op de weg des levens moeten doen zonder dat we weten dat de Heere met ons meegaat. Immers alleen dan reizen we veilig. Dat ervaart nu ook Gideon met . zijn mannen nu ze achter de Heere optrekken. Want dat ligt in die strijdkreet opgesloten: Alzo bliezen de drie hopen met de bazuinen, en braken de kruiken; en zij hielden met hun linkerhand de fakkelen en met hun rechterhand de bazuinen om te blazen; en zij riepen: Het zwaard van de Heere en van Gideon! (Vers 20).

De uitwerking hiervan is verrassend. De opzet slaagt volkomen. De uit hun slaap opgeschrikte vijanden krijgen uit dat geluid van die driehonderd bazuinen, die door de nachtelijke stilte schallen, de indruk dat een sterke legermacht hen overvalt. Aan alle kanten zien ze het flakkerende licht van die fakkels en daaruit kunnen ze opmaken dat ze omsingeld zijn en het geraas van die brekende kruiken doet hen veronderstellen, dat de vijand reeds het legerkamp is binnengedrongen, terwijl er eigenlijk nergens een gaatje is om met de vrouwen en de kinderen, die meegekomen zijn met het leger, te kunnen ontsnappen. Die strijdkreet waarin duidelijk uitkomt dat hun aanvallers het wagen met de Heere hun God doet de rest. Het kalme overleg maakt plaats voor verbijstering en er ontstaat een grote paniek. Er komen onderlinge gevechten, want in het legerkamp zijn verschillende volkeren samen, die gedacht hadden Israël te beroven, maar die elk voor zich moeten zien te redden wat er nog te redden valt. Men denkt niet aan tegenstand doch men zoekt schreeuwend van angst zijn heil in de vlucht. En zo toont de Heere hier zijn verrassende bijstand juist hierin, dat de vijand zichzelf vernietigt. Men hakt op elkaar in, daar men elkaar in het nachtelijk duister niet kan herkennen. De rest vlucht naar de kant van de Jordaan om te proberen daar overheen te komen en deze rivier straks te hebben als een dekkend schild tegen Gideon en zijn leger. En zij stonden een iegelijk in zijn plaats, rondom het leger. Toen verliep het ganse leger en zij schreeuwden en zij vloden. Als de driehonderd met bazuinen bliezen, zo zette de Heere het zwaard des enen tegen de anderen, en dat in het gansë leger; en het leger vluchtte tot Beth-Sitta toe naar Tseredath, tot aan de grens van Abel-Mehola, boven Tabbath. (Vers 21 en 22).

Zo zien we hier duidelijk welke wonderen de Heere kan doen en doet. Daar mogen we op zien ook in onze eigen strijd en worsteling, als de vijanden ons van alle kanten omringen en wij menen, dat het een verloren zaak is. De Heere is machtig om te verlossen en Hij is ook gewillig om te verlossen. Hij ziet naar een schuldig volk om, opdat Hij het zou kunnen overladen met zijn zegeningen en weldaden, opdat Hij het wonderen van genade zou kunnen schenken door middel van die grotere Gideon, die sterke Held, de Heere Jezus Christus, die de strijd alleen gestreden en de pers alleen getreden heeft, opdat Hij een schuldig volk zou redden en verlossen. Zalig wanneer de Heere ons in die wegen leidt, waarin we alle kracht in onszelf verloren zijn maar waarin we ook leren verstaan de machtige daden Gods en de allesoverwinnende liefde van de Vader de Zoon en de Heilige Geest.

Zo heeft de Heere hier de overwinning gegeven. Gideon en zijn mannen en de Israëlieten konden hier alleen maar roemen in Hem. Zij konden niet zeggen: Onze hand heeft ons verlost.

Maar Gideon begreep, dat hij nu ook de vrucht der overwinning moest binnenhalen. Hij moest die vijanden vervolgen en zo gevoelig slaan, dat ze er niet meer aan zouden denken om Israël te komen beroven. En nu komen die mannen hem te pas, die hij eerst van de Heere had moeten wegzenden. Zij kunnen echter wel helpen

om de overwinning volkomen te maken. En deze mannen moeten trachten om de vijand te beletten hun eigen land te bereiken om zich daar weer sterk te maken. Ja Gideon roept ook nog meer mannen op uit Israël, en wel de mannen van Efraïm, en deze doen zeer goed werk. Ze nemen immers zelfs twee koningen gevangen: Toen werden de mannen van Israël bijeengeroepen uit Nafthali, en uit Aser en uit gans Manasse en zij jaagden de Midianieten achterna (vers 23).

Deze mannen zijn nog strijdvaardig want ze zijn nog op de terugweg naar huis: Zodoende kunnen zij terstond ingrijpen. Maar ook de mannen van Efraïm komen terstond op: Ook zond Gideon boden in het ganse gebergte van Efraïm, zeggende: Komt af de Midianieten tegemoet, en beneemt hun de wateren tot aan Beth-bara, te weten de Jordaan; alzo werd alle man van Efraïm bijeengeroepen, en zij benamen hun de wateren tot aan Beth-bara, en de Jordaan. En zij vingen twee vorsten der Midianieten, Oreb en Zeëb. en doodden Oreb op de rotssteen Oreb, en Zeëb doodden zij in de perskuip van Zeëb, en vervolgden de Midianieten en zij brachten de hoofden van Oreb en Zeëb tot Gideon, over de Jordaan. (Vers 24 en 25). De mannen van Efraïm konden het gehele leger wel niet tegenhouden, maar zij hebben toch belangrijke diensten bewezen, vooral doordat zij die twee koningen konden vangen. De plaatsen waar zij gedood werden kregen hun namen naar die koningen, waaruit duidelijk blijkt van hoe groot belang deze overwinning was.

Zo heeft de Heere deze grote verlossing gegeven, opdat Israël Hem weer zou kunnen dienen naar Zijn Woord. Wanneer we de geschiedenis van ons eigen volk nagaan, dan vinden we daarin ook van die grote verlossingen Gods, maar hoe dikwijls heeft ons volk het weer verzondigd. En hoe dikwijls heeft de kerk van Nederland het weer verzondigd. zoals ook Israël het telkens verzondigde. O wat is het nodig, dat we wederkeren tot de Heere en vragen om door Zijn Woord en Geest geleid te worden, opdat we niet van zijn wegen afdwalen. Want hoe zalig is het volk dat naar Gods klanken hoort, dat in de weg des Heeren wil wandelen. Welk een groot en heerlijk Verlosser heeft dat volk, opdat het gered en bevrijd uit de macht van de vijanden, uit de heerschappij des duivels voor Gods aangezicht mag wandelen tot eer en roem van de grote naam des Heeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's