Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De rijkdom van een kind van God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rijkdom van een kind van God

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest, die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn.

1 Corinthe 2:12.

„Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd", zo schrijft Paulus in zijn 2de brief aan Timotheüs, zijn geliefde zoon. Dat was hem, te meer, daar hij zelf in Rome gevangen zat, natuurlijk een oorzaak van grote droefheid. Paulus voelde zich in deze tijd van gevangenschap in het verre Rome zeer eenzaam. Hij schrijft dan ook: , , Crescens is naar Galatië gereisd, Titus naar Dalmatië. Lucas is alleen bij mij." Lucas, dat is de schrijver van het Evangelie van Lucas en van de Handelingen der Aopstelen, een vriend en broeder van Paulus, en hoewel hij dokter was, een trouw medewerker van de Apostel, die hem ook in zijn gevangenschap niet verliet. Paulus voelt zich zó eenzaam, dat hij aan Timotheüs schrijft: „In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten." Toch is er geen bitterheid in zijn ziel, wel droefheid, want hij gaat voort: „Het worde hun niet toegerekend." Met grote blijdschap schrijft hij: „Maar! de Heere heeft mij bijgestaan, en heeft mij bekrachtigd; opdat men door mij ten volle verzekerd zou zijn van de prediking, en alle heidenen dezelve zouden horen. En ik ben uit de muil des leeuws verlost. En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Dewelke zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen." Welk een blijmoedigheid des geloofs in zulke omstandigheden! Ja, dat is alleen, doordat de Heere Paulus deed ondervinden: „Mijn genade is u genoeg."

Paulus' toestand is benijdenswaardig, die van Demas beklagenswaardig. Groot verdriet deed hij Paulus, de dienstknecht des Heeren, aan. Dat leest ge tussen de regels door, als wij nog eens met elkander overlezen dat ontroerende: „Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen." Hoe kon die Demas, die meermalen door Paulus in zijn brieven de groeten liet doen aan de Christenen, dit de apostel aandoen? En nog meer, wat deed hij zichzelf een kwaad door zich af te wenden van de eeuwige dingen, die alleen vrede geven, en zich te wenden tot de tegenwoordige wereld, om daaraan de liefde van zijn hart te geven, de tegenwoordige wereld, die voorbijgaat met al haar begeerlijkheden.

O, mijn lezer, wat moeten wij toch bewaard worden in de kracht Gods door het geloof! Bid om die bewaring. Bid de Heere vuriglijk: „o Heere, zeg ook tot mij: Ik zal geven, dat hun werk in de waarheid zal zijn."

Wij zien het in Demas, het kan zo ver gaan, en dat het toch nog niet is het ware werk Gods. Alleen Gods werk blijft. Dat kan niet verbroken worden, zelfs niet door ons dwaalzieke hart, door de verleiding der wereld, door de bange aanvechtingen van de duivel.

In Bunyans Christenreize wordt ons Demas zo scherp en zo waarschuwend getekend. In zijn droom zag hij zich komen aan een effen vlakte, die „Genot" heette. Aan het eind er van lag een heuvel „Winstbejag" genaamd. In deze heuvel was een zilvermijn en meer dan een, die vroeger hier langs kwam, werd door haar aanlokkelijkheid ter zijde afgetrokken, en was in de zilvermijn neergestort en gedood.

Vocrts zag ik in mijn droom, schrijft Bunyan, dat aan de andere zijde des wegs, tegenover de zilvermijn, op een hoogte, een zekere Demas stond, die Christen en Hoop aldus riep: „Vrienden, komt herwaarts, hier is wat schoons te zien."

Christen en Hoop, al wankelde Hoop wel even, werden echter door de Heere bewaard. En tenslotte mocht Christen Demas aldus wederstaan: „Ik ken u zeer wel, Demas. Gehazi was uw grootvader en Judas uw vader; ook hebt gij in hun voetstappen gewandeld. Maar al te goed weet gij de partij des duivels te spelen."

O, dat wij beven, bij het horen van Demas, bij het horen van zovelen, die de Heere Jezus verlieten, zeggende: Deze rede is hard, wie kan dezelve horen? " Dat wij onszelf, biddend om licht van boven, onderzoeken, of wij in het geloof zijn, of ons werk in der waarheid is. „Zalig zijn de reinen van hart, (gereinigd in het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon) want zij zullen God zien." Op hen is in beginsel van toepassing, wat Paulus, tot roem van Gods vrijmachtig, eeuwig welbehagen, mag getuigen in 1 Cor. 2 : 12: Doch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest, die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn."

In 1 Corinthe 2 bepaalt de Apostel Paulus er ons bij, wat hij in de gemeente van Corinthe, een stad van handel, weelde en afgoderij, heeft verkondigd, en hóé hij dit heeft gedaan. Wat het eerste betreft, hij heeft verkondigd de getuigenis van God. „Want", zegt hij, „ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd." Wat het tweede betreft, nl. het hoe van zijn prediken, zegt hij zelf: „En ik, broeders! als ik tot u gekomen ben, ben niet gekomen met uitnemendheid van woorden. Ik was bij ulieden in zwakheid, en in vreze, en in veel beving. En mijn rede en mijn prediking was niet in beweeglijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht, opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, maar in de kracht Gods" (vs la en 3—5).

Hier ontvangen de bedienaren des Woords, in het bijzonder de jongere, maar ook de oudere, tot hun laatste preek toe, een behartigenswaardig voorbeeld. Ja, daaraan moeten wij ons kanselwerk toetsen. Daarin hebben wij profijt te trekken van dat voorbeeld van Paulus. Wij moeten het getuigenis Gods verkondigen, het Evangelie van Jezus Christus, en Dien gekruisigd, en niet, wat wij gelezen hebben in de krant, of in het laatste boek, dat is verschenen, en niet, wat wij misschien in de voorbijgegane week in de gemeente gehoord hebben van deze of gene, om een invloedrijk gemeentelid, om het volk van God te behagen. Onze prediking mag niet

zijn naar de mónd van Jeruzalem. Onze opdracht is: „Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem." Dan zal onze prediking niet zijn het opbouwen van een hoogmoedig mens in zijn eigen vroomheid, maar het opbouwen van een arme, verslagen zondaar in het geloof in de gekruiste Christus.

En bij zulk een prediking passen geen platvloerse woorden, uitdrukkingen en verhalen, om. naar men meent, het jonge volk of de buitenkerkelijken te trekken en te behagen. Bij zulk een prediking passen al evenmin allerlei vreemde woorden en philosofische termen, om een indruk te geven van geleerdheid en wijsgerigheid. Arme Dienaren des Woords, die het moeten hebben van bewegelijke woorden der menselijke wijsheid!

Bij de prediking van Jezus Christus en Dien gekruisigd, past een besef van eigen zwakheid, een aarden vat, gepaard met vreze en beving vanwege eigen gebrek en vanwege het ontzaggelijke van te moeten bedienen het Woord van God. De kracht van het Evangelie ligt niet in uitwendige dingen, als in een vloed van woorden, vertoon van geleerdheid, een stem als een bazuin. Alleen het Evangelie van Jezus Christus en Dien gekruisigd, dat de Joden een ergernis en de Grieken een dwaasheid is, geeft het rijke antwoord op de vragen van een verbroken hart en van een verslagen geest.

Wat echter de wereld dwaasheid is, dat is hemelse wijsheid van God, geopenbaard en geïnspireerd aan profeten en apostelen door de Heilige Geest, want de Geest onderzoekt alle dingen, ook de diepten Gods. En die wijsheid Gods moet gesproken worden (o, let er op, broeders in de heilige bediening!), niet met woorden, die de menselijke wijsheid leert, maar met woorden, die de Heilige Geest leert, geestelijke dingen met geestelijke samenvoegende. Zo mag de Apostel in ootmoedige dankbaarheid getuigen: „Doch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld, maar de Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, die ons van God geschonken zijn."

Dit woord uit de Heilige Schrift geeft ons dit onderwerp te overdenken: De rijkdom van een kind van God, of: Wat wij kwijt moeten, en wat wij moeten ontvangen. Om orde te scheppen in onze overdenking, staan wij achtereenvolgens stil:

1. Bij een ernstige waarschuwing. 2. Bij een Goddelijk wonder.

3. Bij een veelomvattend weten.

Wat wij kwijt moeten, dat is, zoals gij al wel begrepen zult hebben, de geest der wereld. Vandaar dat de Apostel tot de levende lidmaten van de gemeente van Corinthe komt met de ernstige waarschuwing: Dch wij hebben niet ontvangen de geest der wereld." Daarin ligt deze waarheid: ij zijt in beginsel verlost van de geest der wereld. Doch! vergeet niet, dat de oude mens in u nog niet is gestorven, dat uw vlees in zijn laatste stuiptrekkingen zich nog geducht kan weren, zoals zo duidelijk en afschrikwekkend gezien wordt in kinderen Gods, die struikelen en vallen, diep vallen somtijds, b.v. David en Petrus. En dus geef er niet aan toe, strijd de goede strijd des geloofs. Ligt gij nochtans telkens weer onder, klaag het de Heere, evenals Paulus, toen hij uitriep: , Ik ellendig mens! wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? " Om dan echter, ziende op de Heere, te roemen door het geloof in Hem: Ik danke God door Jezus Christus, onze Heere." Voor die roemtaal des geloofs, geboren uit de klacht van de worstelende ziel, is alle reden, als gij wordt ingeleid door de Heilige Geest in deze verzekering van de Heiland, die grote en volkomen Doorbreker: In de wereld zult gij verdrukking hebben; maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen" (Joh. 16:33).

„De geest der wereld", dat is een boze geest, want wij lezen in de H. Schrift van de wereld, die in het boze ligt, van satan als de overste der wereld, van al wat in de wereld is, nl. de begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen, en de grootsheid des levens. En daarom komt de apostel der liefde het volk van God aldus waarschuwen: Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem" (1 Joh. 2 : 15).

O, wat is er een reden, ook in onze dagen, om voor de geest der wereld te waarschuwen! Wat is die geest der wereld diep doorgedrongen ook in de families, in de kringen, in de gezinnen, waar de vreze des Heeren vroeger, en misschien ook nu nog wel heel zwak, werd gevonden. Wat is de geest der wereld diep ingedrongen ook in de kerken! Bezoek ze maar achtereenvolgens al die kerken van de Reformatie, waar de nazaten van de martelaars zitten, en ge behoeft geen hartenkenner te zijn, om de geest der wereld te ontdekken in kerkinrichting, in liturgie, in kleding en haardracht, in weinig betoon van eerbied bij het zitten onder de prediking, in het niet opstaan bij het naderen voor Gods aangezicht in het gebed, in het zingen zonder aandacht en zonder ziel. O, die geest der wereld is zo machtig en wordt al sterker, ook in de kringen van degenen, die nog voor de waarheid zijn. Ja zelfs: de geest der wereld is nog zo groot van invloed in de harten, en in het leven van degenen, die de Heere vrezen, zoals blijkt in al meer wereldgelijkvormigheid ook onder hen. Wat wordt verwaarloosd b.v. dit woord uit de Heilige Schrift: „Dit volk zal alléén wonen." Alles bijna wordt toegelaten b.v. in de kleding der kinderen, op het gebruik van de radio is veel te weinig toezicht, de Zondag wordt al minder geëerd als de dag des Heeren en niet de onze, als de dag, die God geheiligd en gezegend heeft, veel te veel kan er op door. En zo zouden wij door kunnen gaan. Allerwege is de invloed van de geest der wereld!

En die geest der wereld openbaart zich op allerlei wijze, evenals de overste der wereld, de duivel, die nu eens op ons aankomt als een briesende leeuw, en dan weer ons wil verleiden als een engel des lichts. Zo kan ook de geest der wereld zich aanpassen aan allerlei toestanden en omstandigheden, aan verschillende karakters en temperamenten, aan de onderscheidene rangen en standen, aan jóng en oud, aan ruwe bonken, maar ook aan fijnbesnaarde geesten. De geest der wereld heeft veel van de cameleon. Die geest komt tot u in uitbrekende zonden, maar ook in deugd en wettische vroomheid, in de cultuur, in de techniek, in de wetenschap, in de bioscoop, maar ook in de kerk.

Met zulk een ruwe, machtige geest valt niet te spotten, mag niet worden gemarchandeerd. Tegen die geest der wereld moeten wij op onze hoede zijn. De heilige oorlog is door Koning Jezus uitgeroepen. „Al wat in de wereld is, nl. de begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen en de grootsheid des levens, is niet uit de Vader, maar is van de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeerlijkheid, maar die de wil van God doet, blijft in der eeuwigheid" (Joh. 2 : 16 en 17). Zo waarschuwend schrijft de Apostel aan de gemeente van Corinthe: Doch wij hebben niet ontvangen de geest der weerld." Neen, gij zijt er in beginsel van verlost, wil Paulus zeggen, laat u niet door haar bekoren. Zij berooft u van uw zielevrede, zij bindt u met mooie, maar gevaarlijke strikken. Waak en bid en strijd de goede strijd des geloofs, dat de wereld overwint.

z.

S. V. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De rijkdom van een kind van God

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's