Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UITVERKOREN DOOR CHRISTUS?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UITVERKOREN DOOR CHRISTUS?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het nummer van 19 Mei j.1.: schreef ik een artikel: Uitverkoren in Christus. In bovenstaand opschrift is in vervangen en door geworden.

College Duetz wil zo graag, dat ik daar eens openlijk over schrijf. En hoewel hij gewoon is om op mijn vragen nimmer in te gaan, wil ik hem dit verdriet toch niet aandoen. Ik heb hem b.v. in het nummer van 12 Mei gevraagd of de roeping is van voor de grondlegging der wereld? Hij is er in zijn laatste brief niet op ingegaan. In het nummer van 28 April schreef ik: ot dusver is het mij ook niet gelukt, de mening en de prediking van collega Duetz te weten te komen. Hij verbergt volstandig zijn eigen gevoelen. Als ik hem vraag hoe een zondaar tot het waarachtig geloof komt, wat God dan in hem werkt en of de Heere dat in iedere zondaar werkt en alle vragen, die op dit gebied gesteld kunnen worden, dan schrijft onze collega veel, maar deze vragen ontwijkt hij in alle opzichten! Dat schreef ik toen. Ik moet het herhalen. Doch men mag geen kwaad met kwaad vergelden. Hij heeft mij gevraagd een drukfout te verbeteren. Dat is dubbel zijn recht. In het nummer van 12 Mei staat op blz. 150 1ste kolom bovenaan: n dit geval is Christus niet de grond onzer verdienste. Dit moet zijn verkiezing. In het nummer van 19 Mei is dit trouwens al te vinden, doch niet als een opzettelijke verbetering. Men zie het begin van mijn artikel. Doch waar gaat het nu om? Collega Duetz schreef mij en daaruit blijkt, dat hij mijn artikelen wel nauwkeurig leest, al antwoordt hij niet op de vragen: vraagt van uw kant wel eens te willen weten, wat ik bedoel met het feit, dat Christus de grond onzer verkiezing is. Indertijd schreef u, naar aanleiding van Efeze 1 : 4 , , Het komt ons echter voor, dat Christus moeilijk de grond onzer verkiezing kan wezen, want de schrift noemt Gods vrije raad en eeuwig welbehagen als grond". Toen stelde ik u de vraag, , , hoe u zich God, die u belijdt als de Drieënige God, ooit zonder Christus kunt denken en Zijn vrije raad en eeuwig welbehagen los van Christus zoudt kunnen denken? " en datzelfde vraag ik, omdat u Bavinck citeert, nog eens, hoe denkt u zich dat „besluit der verkiezing, dat ook met het oog op de Zoon, uit liefde tot Hem is genomen? Is er voor de Zoon geen plaats in de raad Gods? Wat is dat voor een God, die men zich zo losdenkt van de Zoon en de H. Geest? een God, die tegelijk Christus en de uitverkorenen, de uitverkorenen en Christus verkiest" om uw formulering te bezigen?

Dit is de kernvraag, die aan alle andere vragen ten grondslag ligt. En daarop moet u nu eens openlijk antwoorden". Wel zeg ik, vooruit dan. Maar met deze bijgedachte, dat collega Duetz in zijn volgend schrijven mij antwoordt op de vragen, die ik hem gesteld heb.

„Uitverkoren door Christus? " schreef ik boven dit artikel. De vraagstelling heeft iets met Karl Barth te maken. Deze leert, dat Jezus Christus het onderwerp of subject der verkiezing is. De lezers weten, dat volgens de leer van prof. Barth alle mensen uitverkoren zijn en dat het toch niet onmogelijk is, - dat er verloren gaan. Voor hem betekent uitverkiezing dus iets anders dan voor de reformatoren en voor de H. Schrift. In de H. Schrift — ik denk aan Romeinen 8, gaat er van de uitverkorenen niet één verloren. Die God te voren gekend heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt.

Doch nu komt dat tweede, ik zou haast zeggen „vreemde" van Barth: Jezus Christus verkiest. Hij verkoos in de eeuwigheid en daar in gemeenschap met de Vader en de Heilige Geest. Als mens bevestigt Hij die keuze Gods, omdat Hij aan die keuze oorspronkelijk deel heeft. Ze is zijn eigen keus. Het is duidelijk dat prof. K. Barth hier in strijd komt met de klare woorden van de H. Schrift.

Hij leert, dat Jezus Christus de verkiezende God is. De uitverkiezing zou een werk van de Zoon Gods zijn in gemeenschap met de Vader en de H. Geest. De Schrift zegt echter in Efeze 1:4, dat de uitverkiezing een werk van de Vader is. Niet de Zoon heeft bij de uitverkiezing de leiding, maar de Vader. Ik kan mij niet herinneren, dat Jezus Christus ergens in de Bijbel genoemd wordt als degene, die het onderwerp is van de eeuwige verkiezing. De eenvoudige lezer moge hier dubbel opletten. Al te veel worden woorden als onderwerp en voorwerp verward. Het is een bekend gezegde, dat een mens het onderwerp moet worden gemaakt. Men bedoelt dan: et voorwerp, aan wie Gods genade geschonken wordt. Het onderwerp in een zin in de persoon, die iets doet. Het voorwerp is de persoon die iets ondergaat of aan wie iets gedaan wordt. Als hier

gesproken wordt van Christus als onderwerp des verkiezing is niet bedoeld, dat Hij verkoren wordt, maar dat Hij zelf verkiest. De bijbel noemt Christus bij mijn weten niet als onderwerp of subject van de eeuwige verkiezing. In dit verband nu brengt prof. Barth Johannes 15 : 16 naar voren: , Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen, en dat uw vrucht blijve".

Men kan moeilijk zeggen dat deze tekst niet nauw verbonden is met de eenmalige roeping tot het apostolaat. Calvijn heeft reeds terecht opgemerkt, dat het hier gaat om een „bijzondere verkiezing" der discipelen en niet om de „algemene verkiezing der gelovigen". Dat het niet in de eerste plaats om de verkiezing tot zaligheid gaat is duidelijk uit Joh. 6:70: Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En één uit u is een duivel". Twaalf waren er uitverkoren tot discipel, doch niet twaalf tot de zaligheid.

Door deze verkiezing leren we in Lucas 6:13: En als het dag geworden was, riep Hij Zijn discipelen tot Zich en verkoos er twaalf uit hen, die Hij ook apostelen noemde". Hoewel het nu waar is, dat de grondvorm der verkiezing Gods ook in dit doen van Jezus uitkomt, toch lijkt het mij niet goed op deze teksten de leer van Karl Barth te gronden. De eeuwige verkiezing wordt hier wel verondersteld, maar komt hier niet naar voren. Maar stel eens, dat dit voldoende grondslag was voor de leer, dat Jezus Christus de uitverkorenen verkiest, wat kan Barth daar mee winnen voor zijn leer, dat alle mensen zijn uitverkoren? De verkiezing van de twaalf is juist een verkiezing uit vele anderen. De prediking van de Heere Jezus wordt bij mijn weten nergens voorgesteld als een proclameren van de Barthiaanse slagzin: ij zijt allen uitverkoren. Waar staat het te lezen, dat de Christus sprak: ij zijt allen uitverkoren? Ik lees het wel anders. Daar staat: einigen zijn uitverkoren. Daar staat: e weg is nauw en de poort is eng, die naar het leven leidt en weinigen zijn er die dezelve vinden. Daar staat zelfs niet, dat de Heere Jezus gekomen is om alle mensen te roepen. Hij heeft zelf gezegd: Ik ben niet gekomen om de rechtvaardigen te roepen ... tot bekering". Waarom willen Barth en zijn navolgers de mening ingang doen vinden, dat Jezus Christus de verkiezende God is? Omdat men meent op deze wijze voor het natuurlijk oog der mensen aanwijsbaar te kunnen maken, dat wij allemaal uitverkoren zijn. „Onze verkiezing wil hij aanwijzen in de feitelijkheid van Christus, die voor ons staat als de verkiezende God zelf, die de mens genadig is en met hem in gemeenschap wil leven." Zo omschrijft Berkouwer de bedoeling van Barth. Is dit zonder meer juist: il de Heere Jezus met ieder mens in gemeenschap leven? Het hangt er dan toch wel sterk van af, wat men onder dat willen verstaat. De Heere Jezus is niet naar deze wereld gekomen om met alle mensen in gemeenschap te leven. Hij is gekomen o.a.om aan allen, die binnen de reikwijdte van zijn stem vielen, de bekering te prediken. Hij wilde wel met de rijke jongeling in gemeenschap leven, doch alleen als deze alles verkocht wat hij had en Jezus volgde. Hij wilde ook met Nicodemus in gemeenschap leven, als Nicodemus wederomgeboren was. Het gaat bij de Heere Jezus zo maar niet. Daar staat niet: om maar eigengerechtige Farizeën, kom maar dronkaard, kom maar gierigaard: lijf maar gerust, wie je bent. Ik wil je toch wel genadig zijn en met je in gemeenschap leven

Dit evangelie wordt wel gepredikt, meen ik, in onze dagen, maar het is een grote leugen. De Heere Jezus wil wel spreken tot tollenaren en zondaren en hij wil ook wel met hen eten, doch alleen om te roepen tot bekering. Dat de Heere Jezus tot allen predikt betekent niet, dat zij allen uitverkoren zijn tot zaligheid. Trouwens de Heere Jezus kon er niet één zalig maken, die de Vader niet tot Hem getrokken had. Barth zegt immers, dat de Heere Jezus het onderwerp der verkiezing is en dat alle mensen uitverkoren zijn. Uitverkoren waartoe? Uitverkiezing betekent niet, dat iemand een toegangsbewijs krijgt voor de hemel en nu zelf maar zien moet, hoe hij daar gebruik van wil maken. Uitverkiezing Gods betekent o.a. dat God een zondaar heeft uitverkoren met het voornemen deze zondaar met Zijn Heilige Geest te bearbeiden, ontdekkend licht te schenken, waardoor hij zijn zonde en ellende ziet, een heimwee naar God te geven. Krachtdadig te trekken, het harde hart te verbreken. Christus Jezus te openbaren, en zoveel meer als er nodig is om deze zondaar in Christus in te lijven door een waar geloof en bij dat geloof te bewaren.

Als de Heere Jezus voor ons staat, weten wij dan dat de Heiland dit alles aan ons geeft? Jezus zegt: Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke! Volgt uit deze tekst, dat de Heere Jezus voorop gaat en dat Hij iedereen zaligt? Het evangelie doet ons veel meer een Zaligmaker kennen, die alles doet in afhankelijkheid van de Vader.

De apostel Paulus heeft 't juister gezegd dan Barth: De Vader heeft ons uitverkoren in Christus. Maar wat wil men tegenwoordig eigenlijk? Wil men buiten het geloof in Christus om van de verkiezing Gods verzekerd te zijn en buiten de bekering om zalig zijn? Ja maar, zegt men dan, ik moet eerst weten of ik uitverkoren ben, waarom moet men eerst weten: Hoe groot mijn zonde en mijn ellende is? Dat kan alleen de H. Geest ons leren en om die Geest mogen wij bidden. Wat wil een zondaar nog meer. Als hij de geopenbaarde raad Gods niet gelooft, dat hij bidden mag en de H. Geest zal ontvangen op zijn gebed, zal hij dan wel de verborgen raad Gods geloven, dat alle mensen uitverkoren zijn? Want nog eens, dat staat nergens in de Schrift.

Maar nu heeft collega Duetz gevraagd of er voor de Zoon geen plaats is in de raad Gods. Och dan behoeven wij maar te denken aan het pactum salutis, het verbond der verlossing. De H. Schrift brengt ons de openbaring van een bijzondere verhouding tussen de Vader en de Zoon. De Zoon is geordineerd tot Profeet, Priester en Koning. Hij heeft Zich zeer diep willen vernederen als de Knecht des Heeren. Zoals art. 7 van de Leerregels zegt heeft God Christus tot een Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen en tot een fundament der zaligheid gesteld. Dat is met een eenzijdige beschikking van de Vader. Dat is Verbond. God de Vader brengt in dit Verbond de noodzakelijkheid der verlossing naar voren. God de Zoon stelt zich Borg voor het volbrengen van de gerechtigheid. God de Heilige Geest neemt de toepassing op zich. Het is de drie-enige God, die de zaligheid bij besluit en verbond op zich nam. En hoe is het nu in de praedestinatie?

Daar handelen de drie Personen gemeenschappelijk, maar in de goddelijke huishouding wordt de Vader aangemerkt als de Uitvoerder. Daarom zegt Efeze 1 : 4, dat de Vader ons heeft uitverkoren en daarom lezen we in Joh. 6 : 44, dat de Vader trekt en in Coll. 1 : 13, dat de Vader getrokken heeft uit de macht der duisternis. Maar de Drie-enige God heeft de raad Gods vastgesteld en de praedestinatie is een onderdeel daarvan. De Drie-enige God heeft voor de grondlegging der wereld bepaald wie behouden zullen worden en wie verloren zullen gaan. De Zoon heeft wel een plaats in de praedestinatie maar is er niet de uitvoerende Persoon in.

Hij is in het hele evangelie de Knecht Gods.

De Heere Jezus is niet degene die veriest, maar die Verkoren is. Deze is mijn oon, de Uitverkorene, leest de oudste rondtekst in Lucas 9 : 35. De Heere Jezus ordt ons voorgesteld in het N.T. als het oorgekende Lam, voorwerp van Gods iefde voor de grondlegging der wereld. e Zaligmaker sprak: Want Ik heb niet it mijzelf gesproken, maar de Vader, die ij heeft gezonden." Nu moet men beide asthouden. De Heere Jezus heeft in de aads Gods met de Vader en de H. Geest e uitverkorenen gekend van voor de rondlegging der wereld. Maar als Midelaar heeft Hij Zich vrijwillig aan de Vaer onderworpen.

De Vader, de Zoon en de Heiilge Geest zijn de Drie-enige God, die zich ontfermt, diens Hij wil. De Zoon onderwerpt zich aan de Vader om de Middelaar Gods en der mensen te zijn en treedt dan niet op als de verkiezende God. De Zoon kiest mee aan Zijn eigen Verkiezing tot Middelaar en Hoofd der uitverkorenen. Ik kan niet inzien, dat het voor 't natuurlijk verstand zoveel anders wordt als men de Zoon tot onderwerp der verkiezing maakt. Maar hoe weet ik dan of ik uitverkoren ben? Als ik geloof en nooit daar buiten om.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UITVERKOREN DOOR CHRISTUS?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's