Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

GIDEON (20)

Zebah nu en Zalmuna waren te Karkor, en hun legers met hen, omtrent vijftienduizend, al de overgeblevenen van het ganse leger der kinderen van het oosten; en de gevallenen waren honderdentwintigduizend mannen, die het zwaard uittrokken.

En Gideon toog opwaarts, de weg dergenen die in tenten wonen, tegen het oosten van Nobah en Jogbeha; en hij sloeg dat leger, want het leger was zorgeloos. En Zebah en Zalmuna vloden; doch hij jaagde ze na, en hij ving de beide koningen der Midianieten, Zebah en Zalmuna, en verschrikte het ganse leger. Richteren 8 : 10—12.

Gideon heeft van zijn eigen landgenoten een grote teleurstelling ondervonden. Hij is met zijn drie honderd helden de Jordaan overgetrokken om de Midianieten volkomen te vernietigen en hen zo de mogelijkheid te benemen om hun strooptochten in het gebied van Israël voort te zetten. In het Oost-Jordaanland is men echter nog vol vrees voor de Midianieten en de met hen verbonden volkeren. Ze vertrouwen echter niet op de Heere, die Gideon geroepen heeft om Israël op te roepen tot reformatie, tot het verlaten van de afgoden en het wederkeren tot de dienst des Heeren; die Gideon tevens geroepen heeft om het gebied van Israël vrij te maken van de vijanden en zo een volkomen verlossing te weeg te brengen. Want wanneer we in de wegen des Heeren wandelen zal de Heere zijn zegen geven. Hij moet echter dikwijls zijn volk komen kastijden omdat het van de inzettingen Gods afdwaalt en niet gehoorzaam is aan de stem van de Allerhoogste die Koning is over de ganse aarde. In deze weg komt Hij immers zijn volk roepen tot bekering, tot gehoorzaamheid aan zijn wil en wet.

Wanneer Gideon met zijn 300 helden de Jordaan is overgestoken om de vijand tot diep in het eigen land te achtervolgen, is men moe en hongerig. Maar ze moeten voort. Want de vijanden vluchten op snelle kamelen en daarom mag men zich geen ogenblik rust gunnen. Ze hebben echter geen voedsel meer bij zich. Daarom vragen ze bij de stad Sukkoth, waar ze langs trekken, om brood. Tenslotte gaat het immers ook om de vrijheid van Israël, dat woont aan de Oostzijde van de Jordaan. De mannen van Sukkoth weigeren echter dat brood. Ze zijn bang voor een wraakneming van de Midianieten, wanneer Gideon toch de overwinning niet zou behalen. En wat zou deze met zijn driehonderd mannen?

Ze vergeten echter, dat de Heere aan de kant van Gideon staat en dat de Heere voor zijn volk strijdt. Maar daar hebben ze helemaal geen erg in. Zij zien slechts aan wat voor ogen is. Zij missen het geloof in en het vertrouwen op God. En zo weigeren ze aan het hongerige leger van Gideon, aan de slagorde van de Heere der heirscharen, brood. Welk een terleurstelling voor die held Gods, voor Gideon. Weer moet hij ondervinden dat hij zijn verwachting niet moet stellen op mensen. En is dat niet de les, die we elke dag moeten leren? Moeten wij niet geregeld van de mensen afgebracht worden? Moeten wij niet telkens terugkeren tot de Heere om bij Hem te zoeken alles wat we nodig hebben, bovenal de enige troost in leven en in sterven beide? Gideon krijgt telkens een les om maar klein te blijven en nederig en afhankelijk van de Heere zijn God. Doch niet alleen in Sukkoth, maar ook in Pnuël doet hij dezelfde ervaring op. Ook hier weigert men brood te geven. Gideon heeft geen tijd om hier lang bij stil te staan, maar hij belooft de mannen van Sukkoth en Pnuël wel straf. Hij moet ech' ter nu voort. Want van oponthoud kan nu

de vijand alleen maar profijt hebben. Zonder twijfel hebben hij en zijn mannen zich elders nog van voedsel kunnen voorzien, anders hadden ze de lange afstand, die hen nog scheidde van de vijanden, nooit kunnen afleggen. Zebah en Zalmuna, twee koningen van de Midianieten, zijn immers met hun leger al ver weggetrokken. Hier wordt de naam van de stad Karkor genoemd waar ze zich bevinden, een plaats die niet meer met zekerheid terug te vinden is. Maar een naam van een plaats in het volgende vers geeft ons wel een aanwijzing waar we de stad Karkor moeten zoeken. Daar wordt immers genoemd de plaatsnaam Jogbeha. En dan zijn we in de buurt van Rabba, de hoofdstad van de Ammonieten. Er ligt derhalve een grote afstand tuusen Pnuël en Karkor. Welke geweldige verliezen de Midianieten geleden hebben, wordt hier nu ook nader verteld. Er zijn immers nog slechts vijftienduizend soldaten overgebleven. Derhalve zijn er honderd en twintigduizend gevallen in de onderlinge strijd, toen men in verwarring geraakt was door de plotselinge en onverwachte overval van Gideon met zijn helden, en door het zwaard van de Israëlieten, vooral ook van de mannen van de stam van Efraïm, die hierin een groot aandeel hebben gehad. De Heere heeft wel een geweldige overwinning gegeven. Zebah nu en Zalmuna waren te Karkor en hun legers met hen, omtrent vijftienduizend, al de overgeblevenen van het ganse leger der kinderen van het Oosten; en de gevallenen waren honderd en twintigduizend mannen, die het zwaard uittrokken (vers 10).

Gideon trekt ver het vijandelijk gebied binnen, hij komt zelfs tegen het oosten van de plaatsen Nobah en Jogbeha, plaatsen, die waarschijnlijk gelegen hebben aan de uiterste rand van het stamgebied der Gadieten. Nog verder oostelijk liep dan de weg dergenen die in tenten wonen, een uitdrukking waarmee de weg bedoeld wordt, die naar het land van de bedouïnen of nomaden voerde. Deze weg wordt nog in deze tijd genoemd: de weg der nomaden. En Gideon toog opwaarts, de weg dergenen die in tenten wonen, tegen het oosten van Nobah en jogbeha; en hij sloeg dat leger, want het leger was zorgeloos (vers 11)

Daar in Karkor waanden de Midianieten zich derhalve veilig. Hier zullen die Israëlitische boeren hen zeker niet meer zoeken, laat staan vinden. Bovendien zijn ze toch altijd nog met duizenden en ze hebben nu zo langzamerhand wel gehoord dat Gideon slechts een klein legertje heeft, zodat deze toch niets tegen hen beginnen kan. Hier in Karkor willen ze dan ook uitrusten van hun snelle vlucht en ze laten de legerplaats dan ook onbewaakt.

Maar hun gerustheid is een valse gerustheid. En die wordt ook bij ons maar al te veel gevonden. Die Midianieten hebben het nu pas ervaren welke gevaren hen bedreigen. En toch zitten ze al weer in valse gerustheid terneer. Zo worden wij menigmaal opgeschrikt door verschillende rampen en onheilen in ons leven, maar we herstellen weer zo spoedig van de schrik. Wanneer de hand des Heeren zwaar op ons drukt, dan zijn we er wel een poosje onder, maar zodra de druk verlicht wordt, gaan we weer zo gemakkelijk in onze oude zorgeloosheid voort. De Heere moet ons telkens wakker komen schudden. Het moet ons nogal eens toegeroepen worden: Ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de doden en laat Christus over u lichten. O die valse gerustheid. De Heere waarschuwt er zo voor in Zijn Woord. Maar wij denken zo dikwijls dat we rijk en verrijkt zijn en geens dings gebrek hebben en we weten niet dat we arm zijn en ellendig en blind en jammerlijk en naakt. We moeten veel meer letten op de roepstemmen Gods. We moeten telkens door elkaar geschud worden, ons levenshuis moet zo dikwijls beven op haar grondvesten willen wij weer tot de Heere de toevlucht nemen en bij Hem schuilen.

Ook de Midianieten waren van de schrik bekomen. En daardoor waren ze ook weer gerust geworden. Ze dachten dat ze tegen Gideon moesten strijden met zijn driehonderd mannen. Doch ze moeten strijden tegen de Heere, de God van hemel en van aarde. En in die strijd verliezen wij het altijd. Daar moeten onze ogen voor geopend worden. Daar moeten we aan ontdekt worden, opdat we niet rusten voordat we een schuilplaats gevonden hebben onder de schaduw zijner vleugelen.

Leef toch niet zo rustig voort in uw valse rust. De vijand ligt op de loer om u mee te slepen naar het verderf. En de laatste vijand, de dood, staat gereed om zijn prooi te bespringen. Wij bidden u van Christusweger laat u toch met God verzoenen. Kom toch met al uw zonde en schuld en ongerechtigheid tot het bloed van Christus. En doe het vandaag, want morgen kan het te laat wezen. Heden zo gij mijn stemme hoort, gelooft mijn heilen troostrijk woord, verhardt u niet, maar laat u leiden... zo roept de Heere ons toe.

De Midianieten verkeren ook in valje rust. En wat is daarvan het gevolg? Dat ze overwonnen worden. Onverwacht verschijnt daar Gideon en zijn heldenschaar. En nu blijkt hoe gevaarlijk het was om te spreken of te denken: Vrede, vrede en geen gevaar...

De soldaten van Zebah en Zalmuna, die zo plotseling en onverwacht overvallen worden, weten niet meer wat ze doen moeten. Ze nemen haastig de vlucht, zoals ook hun koningen doen. Maar Gideon achterhaalt die koningen en hij neemt ze gevangen en het ganse leger wordt verslagen en de schrik voor Gideon zit er nu wel in bij de vijanden. En Zebah en Zalmuna vloden; doch hij jaagde ze na, en hij ving de beide koningen der Midianieten, Zebah en Zalmuna. en verschrikte het ganse leger, (vers 12).

Zo is de overwinning wel volkomen geworden. Gideon heeft door dit alles zeker de dank verdiend van het ganse volk. Niet alleen het land ten westen van de Jordaan. maar ook de stamgebieden ten oosten van die rivier, hebben voorlopig niets meer van de Midianieten te vrezen. Gideon heeft in de kracht des Heeren grote dingen gedaan. Neen, hij verheft zich niet op zichzelf. Hij zal wel de eerste geweest zijn, die het beleden heeft: Niet ons, o Heere, niet ons, maar uw Naam geef ere, om uwer goedertierenheid en uwer waarheid wil.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 juni 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's