Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Barth, Rerkouwer, Haitjema

Niemand zal de grote invloed van Karl Barth willen, ontkennen, hoewel velen die invloed op verschillende punten zullen betreuren. Een van de bestrijders van de leer van Karl Barth is de bekende professor Berkouwer van de V.U. Een van zijn verdedigers is jarenlang geweest Prof. Haitjema. In het blad Petah-Ja (Vrijgemaakte des Heeren) schreef Ds R. H. Bremmer een artikel, waarin bovengenoemde drie theologen genoemd worden:

In het Nederlands Theologisch Tijdschrift van december 1955 (10e jaargang, afl. 2) trof ons een merkwaardig artikel van de hand van Prof. Th. L. Haitjema, dat, onder de titel Calvinisme en Barthianisme, handelt over het boek van Berkouwer over Barth. Daarin geeft Haitjema een interessante en vrij uitvoerige positiebepaling tegenover Berkouwers: De Triomf der Genade in de theologie van Karl Barth, en waar een en ander belangrijk is voor heel de ontwikkeling van het gereformeerde leven, willen wij iets uit dat artikel van Haitjema aan onze lezers doorgeven.

In de eerste plaats constateert Haitjema een frontverschuiving bij Berkouwer. In diens eerste publikaties, zijn dissertatie uit 1932 en zijn eerste boek over Barth uit 1936, richtten Berkouwers bezwaren zich vooral tegen Barths opvatting van de openbaring. Berkouwer bestreed toen met name Barth's actualistisch openbaringsbegrip. Maar Haitjema constateert, dat in Berkouwers laatste boek deze bezwaren thans anders fungeren. Ze zijn er nog wel, maar ze liggen nu in een ander vlak. Berkouwer spreekt nl. niet meer over Barths opvatting van de openbaring als zodanig. Barth's theologie is thans voor hem (zie de titel van zijn boek) een religieuze zonde-en genadetheologie geworden. Hij bestrijdt nu Barth vanuit de openbaringsinhoud. M.a.w.: het gaat Berkouwer er niet meer om, wat Barth van de Schrift als zodanig zegt, maar om de punten, waar hij van de Schrift inhoud afwijkt. „Het moet ieder aandachtig lezer van Berkouwers „Triomf der Genade" wel treffen, dat al het gewicht van de leer van het Schriftgezag thans van het formele verlegd is naar het materiële: naar de inhoud van het Schrift getuigenis" (pag. 80). Haitjema juicht dat toe. Hij is daarmede af van dat lastige punt, waarop „neo-calvinistische" theologen als K. Schilder b.v. destijds, hem, die zich immers een gereformeerd theoloog wilde noemen, in het nauw gedreven hadden, nl. dat de Schrift bij Barth van haar goddelijk gezag wordt beroofd, lijnrecht tegen de historische gereformeerde theologie in. Maar dat lastige punt is nu uit het debat geëlimineerd. Berkouwer brengt tegenover Barth het Schriftgetuigenis als zodanig niet meer in het geding. Ja, die historisch gereformeerde theologie heeft Haitjema wel dwars gezeten. Destijds heeft Schilder hem immers nadrukkelijk met Calvijn geconfronteerd (Zie Tusschen Ja en Neen, pag. 235-305). Maar daar heeft hij nu bij Berkouwer geen last meer van. Doordat deze Barths theologie als een zonde-genade theologie is gaan zien, geldt nu voor hem „dat voor deze kerkelijkgereformeerde theoloog althans één gevaarlijke barrière opgeruimd werd op de weg naar het klassieke Calvinisme van Calvijn zelf" (t.a.p.). Men staat toch wel even te kijken van dit ten diepste koogmoedig annexeren van Calvijn voor zichzelf en eigen visie. Wie Barth anders beziet dan Haitjema c.s. doen. heeft zich nota bene de weg naar het verstaan van Calvijn afgesloten. Alsof de grondgedachten van Calvijn niet totaal tegenover die van Barth staan. Men moet maar durven!

Ds Bremmer merkt dan op, dat er ook met Prof. Haitjema iets veranderd is in zijn beoordeling van Barth en zijn theologie:

Intussen, ook met Haitjema is er iets veranderd, sinds hij in het begin der twintiger jaren Barth als de reformator pur sang in deze landen introduceerde. Het enthousiasme is wel een beetje bekoeld. Ook bij h(yn valt een merkwaardige ontwikkeling te constateren. Om te beginnen: Miskotte wees Berkouwers kritiek op Barth radikaal af. Maar Haitjema is daar nog lang niet aan toe. Men hore maar eens: „Ik wil wel eerlijk bekennen, dat ik van het ogenblik af, dat ik mij kon gaan verdiepen in de pars materialis (het materieel gedeelte, R.H.B.) van Barths „Kirchliche Dogmatik", zoals die van Band II, !, af begon te verschijnen, ik met de jaren sceptischer geworden ben ten aanzien van de Schriftmatigheid van Barths dogmatische uiteenzettingen." En hij schrijft even verder, dat hij Berkouwers hoofdbedenking tegen Barth juist acht, nl. diens „overschrijding van de grenzen der Openbaring, welke het Schriftgetuigenis aan ons stelt, en dat wel een overschrijding op grond van een speculatief-constructief dogmatisch denken" (pag. 92). Hij bekent, dat hij zelfs van Barths christologie geschrokken is, toen hij die in de afgelopen winter op een privatissimum ging behandelen. Nu verscheen Band II, 1 in 1940. Het heeft dus lang geduurd vóórdat Haitjema tot het inzicht kwam, dat Schriftmatigheid aan Barths denken niet kan worden toegekend. Schilder zag dit heel wat eerder, reeds in het begin der twintiger jaren. Toen werd hij deswege door Haitjema fel bestreden en een „neo-calvinist" genoemd. En als Haitjema dan zo geschrokken is van ïiarth, waarom houdt hij hem, ook in dit artikel, toch nog weer telkens de hand boven het hoofd?

We vinden het maar een tragisch geval. Hier is nu een hoogleraar, die bij zijn optreden een g e-reformeerd theoloog in de hervormde kerk heette te zijn, die kort na zijn optreden Barth met luid applaus in Nederland bij de gereformeerden introduceerde, dat jarenlang volhield en nu aan het einde van zijn loopbaan moet schrijven, dat hij, sinds 1930, steeds „sceptischer" geworden is ten aanzien van de Schriftmatigheid van Barths dogmatische uiteenzettingen. Wie tot zulk een bekentenis moet komen, doet m.i. goed eerst maar eens een poosje na te denken over het vele onheil, dat hij door dit alles in Nederland over heel de linie van het christelijk leven heeft gesticht.

Het was de Persschouwer ook uit an-

dere publicaties van Prof. Haitjema opgevallen, dat hij eigenlijk niet goed meer weet wat hij aanmoet met Karl Barth's theologie. Wanneer men echter het gezag van de Heilige Schrift niet meer belijdt in gereformeerde zin. d.i. in schriftuurlijke zin, dan is men op een dwaalweg, terwijl men niet weet waar men terecht komt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juli 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 juli 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's