Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gravamen tegen de Dordtse leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gravamen tegen de Dordtse leerregels

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorige week wezen we op een verkeerde manier van exegetiseren. Daarom willen wij nu eens 2 Thessalonicenzen 2:13, 14 opmerkzaam bezien. In de vorige verzen heeft de apostel gehandeld over het schrikkelijk lot der ongelovigen. Zij hebben een welbehagen gehad in de ongerechtigheid en de waarheid verworpen. Daarom heeft God hen gezonden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven. Ziende op hun ondergang is de apostel zeer verheugd over de kinderen Gods, die door genade een ander lot zullen verkrijgen.

Dat er nog een kerk is, acht Paulus een wonder Gods. Vandaar dat hij in vers 13 begint met de verklaring, dat hij verplicht en schuldig is God te danken. Het is Gods gave, dat zij straks niet voor eeuwig verloren gaan. De apostel weet niet van een gemeente, die zichzelf geschikt heeft gemaakt en die deswege lof verdient. Hij dankt God, omdat de Heere hen heeft verkoren. Hij noemt hen „beminden des Heeren". Zij hebben God niet eerst liefgehad, doch God heeft hen eerst liefgehad. Waarin is nu deze liefde Gods openbaar gekomen? God heeft hen verkoren. Het Griekse werkwoord haireisthai wordt hier gebruikt. De Griekse vertaling van het Oude Testament gebruikt datzelfde woord in Deut. 7 : 6: u heeft de Heere uw God verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn". Collega Duetz mag het gaarne zo voorstellen, dat Israël tot dienst aan andere volken in hoofdzaak verkoren is en dat de uitverkiezing tot dienst aan anderen de hoofdzaak der verkiezing is, maar de Schrift spreekt daar anders over. Het gaat in de Schrift om verkiezing tot eigendom, waardoor de mens uit de klauwen van satan wordt bevrijd en gebracht tot de gehoorzaamheid aan Gods geboden. De dienst aan de naaste ïs een deel daarvan, doch niet de hoofdzaak. Men zie ook Deut. 26 vs 18; 10 vs 15. Bornemann schrijft van haireisthai: Paulus gebruikt het hier van de eeuwige goddelijke bestemming tot het heil, die op alle gelovigen betrokken is, waarvoor hij anders gebruikt de uitdrukkingen eklegesthai (Efeze 1:4, 1 Cor. 1 : 27, 28), progignooskein (Rom. 8:29, 11:2), pro-oridzein (Rom. 8:29, Efeze 1 : 11)." Hier hebben we dus een uitverkiezen uit de mensheid. Israël is uit de volken uitverkoren. Zo zijn de gelovigen uit de mensheid uitverkoren met voorbijgang van anderen. Dat staat er. Over de ondergang van velen is gesproken. Maar dan wendt de apostel zich tot de gelovigen en zegt: ij, beminden des Heeren, u heeft God uitverkoren. Wanneer? De apostel zegt: van den beginne". Wat betekent dit? De Kanttekenaren zeggen: nl. van de wereld gelijk Micha 5:1, Joh. 1 : 1, d.i. van eeuwigheid", of „voor de grondlegging der wereld, Ef. 1 : 14, hoewel het enige andere verstaan van het begin als haar het evangelie is verkondigd, wanneer hen God uit de verdorven hoop der mensheid heeft verkoren, of uitgezonderd: elijk het woord „verkiezen" of „uitnemen" ook elders wordt genomen. Ziet Joh. 15 : 16 en - Cor. 1 : 27. Dan, de eerste verklaring schijnt op het volgende vers wel zo bekwamelijk te passen, dewijl de verkiezing daar Paulus hier van spreekt, voor de roeping gaat, gelijk ook te zien is Rom. 8 : 29, 30, en Rom. 9 : 23, 24, maar de dadelijke uitverkiezing uit de verdorven hoop der mensen, die in de tijd geschiedt volgt na de roeping: ewijl dezelve uitzondering door de beroeping des Evangelies wordt teweeggebracht.'

Met nadruk verzekert nu collega Duetz dat het eenvoudig niet kan betekenen: „van voor de grondleging der wereïd".

Van de kanttekenaren wordt gezegd, dat „ze blijkbaar niet zo heel zeker zijn". Deze goede mannen doen echter niets dan een tweede verklaring overwegen en met redenen verwerpen. Onze collega is echter zo zeker, dat hij noch redenen noch tegenredenen aanvoert. Ik meen echter, dat hij er lelijk naast is.

Bornemann in Meijers Commentaar, 6e druk, schrijft tenminste: Dat het zich echter werkelijk om de voorstelling van een eeuwige verkiezing der gelovigen tot het heil handelt, bewijst de toevoeging „ap archè" (vlg. 1 Joh. 1:1; 2 : 13), welke aan de zegswijzen „van alle eeuwen", Ef. 3 : 9, „van alle eeuwen en van alle geslachten", Col. 1 : 26, „voor de grondlegging der wereld", Ef. 1 : 4, „voor de tijden der eeuwen", 2 Tim. 1 : 9 zijn verklaring en zijn parallelen vindt." Zo schrijft ook Prof. J. A. C. van Leeuwen: Het „begin", waarvan de apostel spreekt, is niet het begin van zijn prediking, ook niet van zijn verkondiging van het evangelie in Macedonië, maar is absoluut bedoeld." Ik leid uit deze verklaringen af, dat het in elk geval kan, dat hier bedoeld is: an voor de grondlegging der wereld. Trouwens 1 Joh. 1 : 1 staat van het Woord Gods Jezus Christus „wat was, ap archès". Wil college Duetz zeggen, dat dit niet kan betekenen: an eeuwigheid of van voor de grondlegging der wereld? Het Woordenboek van G. Kittel schrijft: 2 Thess. 2 : 13 is sprake van een verkiezing der geadresseerden van hun geboorte aan of van de voortijd af, vermoedelijk van het laatste." De schrijver haast zich dan in een noot aan te tekenen: natuurlijk niet praedestinatie in latere kerkelijke zin." Het is opmerkelijk hoe menigmaal dit Woordenboek zulke opmerkingen maakt. Het lijkt mij toe, dat de schrijvers hierin niet onbevooroordeeld zijn. Van des te meer waarde is hun vaststelling, dat het hier vermoedelijk om een verkiezing gaat van voor de grondlegging der wereld. Maar dit zij niet vergeten, dat het voor de verkiezing geen verschil maakt of zij vóór de geboorte van de mens geschied is of vóór de geboorte der wereld. De hoofdzaak is dat de mens er niet de minste invloed op heeft gehad en dat het vrije genade is.

Ik denk, dat collega Duetz dit gedeelte van zijn gravamen nu wel zal laten vallen. Het kan zijn en is redelijkerwijze te verstaan als: „van voor de grondlegging der wereld". Die kanttekenaars konden wel exegetiseren.

Nu brengt collega Duetz ook nog het woord „zaligheid" in het geding. De Nieuwe Vertaling heeft „behoudenis" volgens hem. En dan merkt hij op, dat dit ook in de grondtekst staat. Hij weet natuurlijk wel beter. In de grondtekst staat: sootèria. De vraag is nu maar hoe dit hier vertaald moet worden. In verband met de ondergang, waarvan in de verzen 10-—12 gesproken is, kan men hier denken aan de toekomst en nader bepaald aan de grote dag des gerichts. De kerk van Thessalonica is uitverkoren om in dat gericht te horen: „Kom in, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk." Voor mijn gevoel is het woord behoudenis hier te zwak. Zaligheid is beter, drukt meer de rijkdom van het leven met God uit in het hiernamaals. Neen, collega, „behoudenis" zal men in de grondtekst vergeefs zoeken.

Maakt het nu enig verschil, dat de roeping verbonden is met het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Heere Jezus? De heerlijkheid en de zaligheid zijn heus geen tegenstellingen. Waarin bestaat de zaligheid? In vergeving van zonden, een nieuw hart en recht op het eeuwige leven. Deze zaligheid is weggelegd voor degenen, die in Christus Jezus zijn. Voor hen is er geen verdoemenis, doch vrijspraak in dat ontzaglijke gericht. Hier op aarde worden Gods kinderen op deze zaligheid voorbereid. Zij worden door Gods Geest geheiligd, d.w.z. uit de wereld afgezonderd en dan wordt het geloof in de waarheid in hen geplant. Zo worden zij toebereid tot de zaligheid. Het is Gods Geest, die in de uitverkorenen begint te werken. Hij ontdekt hen aan hun verloren staat, maakt hen bekend met hun zonde en ellende, doet hen hongeren en dorsten naar Gods gemeenschap en plant hen in Christus in. Zo is Gods volk uitverkoren tot de zaligheid, waartoe zij door de Heilige Geest worden toebereid. Wie wil het tegenspreken, dat de uitverkiezing hier in direct verband met de zaligheid wordt gesteld?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een gravamen tegen de Dordtse leerregels

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's