Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Des Heeren deel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Des Heeren deel

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Des Heeren deel is Zijn volk. Deuteronomium 32 : 9a.

Des Heeren deel is, zoals wij met elkander overdachten, een verkoren deel. De Heere Zelf verzekert, dat met deze vertroostende, tedere verzekering: Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid" (Jer. 31 : 3). Die verzekering is in de loop der tijden al menig zondaar, getrokken met goedertierenheid, tot verwondering en tot verkwikking geweest, en heeft ze in aanbidding voor God op de knieën gebracht.

Op die genadige verzekering Gods is het Godverheerlijkende antwoord van de beweldadigde zondaar, getrokken met goedertierenheid; gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemel in Christus. Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde, Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezüs Christus, in Zichzelve, naar het welbehagen van Zijn wil." O, wat valt Gods kind en Zijn Kerk, als zij dit mag zien, er toch geheel buiten, wat wordt het zo een zalig rusten op het bed van vrije genade! Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht; Uw vrije gunst alleen wordt d'ere toegebracht.

Hoe duidelijk blijkt het ook, dat die twee een verkoren deel en een verworven deel, onafscheidelijk aan elkander verbonden zijn. Het eeuwig voornemen des Heeren worde in de tijd des welbehagens, in de dag der zaligheid, uitgevoerd. In de volheid des tijds is de Zone Gods op de aarde gekomen, om naar Zijn genadevol, bereidwillig aanbod. „Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God", Zichzelf ten offer te brengen. Hij is in de diepste vernedering, in de angst der hel afgedaald. Hij heeft de straf gedragen en de Wet vervuld voor al de Zijnen, om zo de zaligheid voor hen te verdienen. O, als wij Hem eens mogen volgen op Zijn kruisweg, dan wordt dat „een verworven deel", duur gekocht, u ze wonderlijk en ondoorgrondelijk.

Een verworven deel ook, als vrucht van Gods eeuwige liefde en verkiezing, doordat de belofte des Vaders is ontvangen en vervuld in de uitstorting van de Heilige Geest. Die Geest is het. Die zondaren bearbeidt, ze wederbaart en bekeert, ze leert geloven in de Heere Jezus Christus. Die Geest is de Geest der aanneming tot kinderen, om Christus' wille tot kinderen Gods aangenomen. Ook in de weg van de onderwerpelijke toepassing van het heil worden de getrokkenen met goedertierenheid een verworven deel. En zo geldt het allen, die mogen delen in Gods vrije en rijke genade door de toepassende werking van de Heilige Geest: „Des Heeren deel is Zijn volk."

En dat verkoren, dat verworven deel, is nu ook, en zal het eeuwig blijven, een teerverzorgd deel. Het mag zich verlustigen in de liefderijke, trouwe zorg van de grote Ontfermer, Wiens ingewanden voor hen rommelen van barmhartigheid. , God de Heere heeft Zijn volk, heeft Zijn deel, lief. Hij heeft het zó lief, dat de waarschuwing uitgaat: Wie Zijn volk aanraakt, raakt Zijn oogappel aan. Wat is dat groot, wat is dat een wonderlijke genade zo te mogen delen in Zijn Goddelijke liefde! Als gij daar de verzekering van moogt ontvangen, als gij daar de blijken van moogt genieten, dan wordt uw hart daaronder vertederd en vernederd, ja zelfs verbroken. Dat is een onbegrijpelijk wonder, dat zulk een zondaar, als wij zijn, delen mag in de diepe, in de eeuwige liefde van de hoge en heilige God. Wie zou dat kunnen doorgronden? Maar, wel mag er bij tijden en ogenblikken van genóten worden. Wel mag er somtijds van gezongen worden:

Wat zal ik, met Gods gunsten overlaan. Die trouwe Heer' voor Zijn gena vergelden?

Wel dringt die rijke liefde Gods degene, die er in delen mag, tot wederliefde. Als het ervaren mag worden: „Des Heeren deel is Zijn volk", dan klimt uit het beweldadigde hart op de ootmoedige belijdenis: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad."

„Des Heeren deel is Zijn volk." — En het is een teer verzorgd deel. Dat blijkt ook wel duidelijk hierin, dat Hij Zijn volk, dat Hij Zijn deel, bewaart en beschermt. Ware dit niet zo, dan zou dit volk, dat zichzelf zo moet aanklagen en beschuldigen van ontrouw, weer spoedig door de zonde worden overheerd, door de wereld meegezogen, door de duivel in boeien geslagen. Maar neen, er is geen afval der heiligen, want de getrouwe Zaligmaker, de Goede Herder, Die Zijn leven heeft gesteld voor Zijn schapen en altijd de wacht over ze houdt, verzekert: Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, Die ze Mij gegeven heeft, meer dan allen, en niemand zal ze rukken uit de hand Mijns Vaders. Ik en de Vader zijn één" (Joh. 10:28—30). En de apostel Petrus mag de verstrooide vreemdelingen, de uitverkorenen naar de voorkennis van God de Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus, aldus bemoedigen en vertroosten: Gij, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof, tot de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in de laatste tijd" (1 Petrus 1:5). Bewaard te worden onder de sterke, trouwe hand van de Goede Herder, en in de kracht van God, de Almachtige, dat is , toch wel een veilige en zekere bewaring. De grote Ontfermer wil de Zijnen dekken met Zijn vleugelen. Hij zal ze beveiligen als hun schild. Hij draagt ze ook, als een arend zijn jongen, op Zijn vleugelen. Zo wordt Zijn volk, Zijn deel, bewaard tegen het woeden van hun vijanden. Zo bewaart Hij ze ook tegen zichzelf. Wel mogen wij dus met elkander overdenken, wat het betekent, dat het volk Gods is Zijn teerverzorgd deel.

„Des Heeren deel is Zijn volk." En het is een teerverzorgd deel. Dat blijkt ook uit de wijze, liefderijke leiding, waarmee Hij de Zijnen leidt. Daar mag de Psalmist van zingen, daar moogt ook gij, mijn lezer, misschien wel eens van zingen:

Wie heeft lust de Heer' te vrezen, 't Allerhoogst en eeuwig goed? God zal Zelf Zijn Leidsman wezen; Leren, hoe hij wand'len moet.

Het is een grote zegen aan Zijn hand te gaan door bezaaide en zelfs door onbezaaide velden, over zonnige hoogten en zelfs door diepe, donkere dalen. Als wij onze weg mogen gaan onder de leiding des Heeren, dan is het altijd en overal goed. Dat wist David ook uit eigen ervaring. Daardoor kan hij bemoedigd voortgaan in het vaste vertrouwen: „Al ging ik ook in een dal van de schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf die vertroosten mij."

Het is een veilige weg, waarop de Heere de Zijnen leidt, want het is een weg, waarop de dwaas niet kan dwalen. Och, dat wij ons dan toch meer, ja geheel,

aan Zijn leiding toevertrouwden! Wij menen zo vaak het beter te weten, dan die wijze Leidsman. Wij klagen zo menigmaal over de wegen, die Hij met ons houdt. En toch is alleen Gods weg de rechte weg, die voert tot een stad ter woning. Als wij dat voor het eerst of bij vernieuwing te zien krijgen bij het licht van Gods Woord en Geest, dan reizen wij met de kamerling onze weg met blijdschap. En in die vreugde des harten worden dan telkens gezongen de liederen Hammaaloth, de liederen der ^optochten. Wat is het toch onder de leiding van de Goede Herder, van de Heere Jezus Christus, een veilig, een blijmoedig voortwandelen op de weg, waarop Hij de Zijnen leidt en voorgaat!

„Des Heeren deel is Zijn volk." En het is een teerverzorgd deel. Aan die verzorging ontbreekt niet het allerminste. Hij verzorgt ze naar lichaam en ziel, voor de tijd en voor de eeuwigheid. Als de kinderen Gods in hun leven teruggeleid worden, als gij terug moogt zien met ogen van achteren, dan wordt gij telkens weer stilgezet bij moeilijke tijden, bij diepe, donkere wegen, zowel voor het uitwendige als voor het inwendige, maar ook bij de uitreddingen, die de Heere in Zijn goedheid, in Zijn wondervolle leidingen gegeven heeft.

De Heere verzorgt de Zijnen zo, dat alle dingen hun ten goede moeten medewerken. De christen in de Heidelbergse Catechismus zegt ervan: „mijn getrouwe Zaligmaker, Jezus Christus, bewaart mij alzo, dat zonder de wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet, waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt".

Hoe menigmaal worden kinderen Gods, die door eigen schuld in een afgezakte toestand waren geraakt, daaruit weer opgericht! Dat gebeurt somtijds na een lange, lange tijd van inzinking, van geestelijke dorheid en duisternis op een verrassende wijze. Misschien was het al zover gekomen, dat het uw klacht werd: 'k Schatte mij geheel verloren; 'k Mocht van geen vertroosting horen; Als mijn ziel aan God gedacht, Loosd' ik niet dan klacht op klacht; Peinsd' ik aan mijn vrucht'loos kermen, Vrucht'loos roepen om ontfermen.

Dacht ik, hoe God anders helpt. Mijne ziel werd overstelpt.

Doch juist, als het aan uw zijde zo geheel is geworden een afgesneden zaak, dan blijkt het telkens opnieuw, dat God een afgesneden zaak doet op de aarde, dat Hij door het bloed van Zijn lieve Zoon, van Immanuël, God met ons, reinigt van alle zonden.

Misschien hebt gij, mijn lezer, in wie de Heere een goed werk wilde beginnen, dat ook wel eens mogen ervaren. O, wat is dat een wonder van vrije genade, dat de Heere toch nog weer naar u om wilde zien! Zo wordt gij klein gemaakt. Zo krijgt gij weder de vreugde Zijns heils. Dan zinkt gij weg onder de ervaring van zoveel trouw, van zulk een opzoekende zondaarsliefde.

„Des Heeren deel is Zijn volk." — En het is een teer verzorgd deel op de reis door de woestijn van de wereld. En als het einde van de reis daar is, dan trekt de getrouwe Zaligmaker ze tot Zich in het huis Zijns Vaders met zijn vele woningen. Daar zijn geen vijanden meer. Daar zullen zij niet meer hongeren en dorsten. Daar is geen zonde en geen ongeloof meer. Daar is een innige gemeenschap met de Vader, met de Zoon en met de Heilige Geest. Daar zal het eeuwig blijken: „Des Heeren deel is Zijn volk."

Zalig degenen, die er toe mogen behoren. Diep rampzalig echter degenen, die worden buitengeworpen als gasten zonder bruiloftskleed. Nog is het de dag der zaligheid!

Z.

S. V. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Des Heeren deel

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's