Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

50 jaar in de evangeliebediening

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

50 jaar in de evangeliebediening

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Corinthe 1 : 23 en 24

'k Zal gedenken, hoe voor deze Ons de Heer' heeft gunst bewezen; 'k Zal de wond'ren gadeslaan, Die Gij hebt van ouds gedaan, 'k Zal nauwkeurig op Uw werken En derzelver uitkomst merken; En, in plaats van bitt're klacht, Daarvan spreken dag en nacht.

Dit Psalmvers heb ik reeds geruime tijd bij mij met het oog op de dagen, die toen nog aanstaande waren en die nu gekomen zijn. Daarom wil ik met dat vers dan ook deze gedachtenismeditatie beginnen.

De 2de September is het, zo de Heere wil, 50 jaar geleden, dat ik door de gunste Gods te Zegveld gesteld werd en bevestigd in het heilige en heerlijke, in het wondere ambt van Bedienaar des Goddelijken Woords, van Herder en Leraar. Ja, het was de vrije gunst van God, dat ik daar de herdersstaf mocht ontvangen, waar wij menig kind van God leerden kennen.

En van Zegveld is de reis, onder Gods voorzienig bestel, gegaan naar Bodegraven, naar Rotterdam, naar Utrecht en naar 's-Gravenhage. Het zijn gemeenten, waaraan wij nog liefelijke, gezegende herinneringen mogen behouden, waar de Heere gezegend heeft, en ten zegen heeft willen stellen.

En nu heb ik door de gunst des Heeren, nadat ik in Den Haag wegens zwakte en ziekte emeritaat moest aanvragen, toch nog weer een gemeente gekregen. En dat niet slechts, doordat ik in Zeist een half jaar hulpprediker ben geweest, maar vooral doordat ik als medewerker aan het Gereformeerd Weekblad de wekelijkse meditaties te verzorgen kreeg. Zo mag ik door Gods gunst na een 50-jarige ambtsbediening toch nog een grote gemeente hebben, in de kring van lezers van ons blad. En het is een gemeente, waarin de Heere door Zijn genade veel volks heeft.

In het midden van die gemeente, die ik nu nog dienen mag, al zal het wellicht niet zo lang meer zijn, en gedachtig aan wat de Heere gaf in al onze vorige gemeenten, mag het nu dan zijn: 'k Zal gedenken, hoe voor deze Ons de Heer' heeft gunst bewezen.

Wij mediteren daartoe met elkander over het gezegende werk, dat mij was opgedragen 50 jaren lang, namelijk de prediking van het Evangelie van Christus. Wij leggen daartoe aan onze overdenking ten grondslag 1 Corinthe 1 : 23 en 24: och wij prediken Christus, de Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid; maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.

De apostel Paulus weet zich van Christus gezonden om het Evangelie te verkondigen. Dat wenst hij te doen niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld worde. Het is hem een vreselijke gedachte, dat er meer gelet zou worden op de wijsheid van zijn woorden dan op het kruis van Golgotha. Gelukkige prediker, bij wie het alzo in het diepst van zijn hart gesteld mag zijn!

Christus, de Gekruisigde, moet aan zondaren gepredikt worden, want het heeft Gode behaagd door de dwaasheid der prediking zalig te maken die geloven. Alleen met de gekruisigde Christus kan de door schuldbesef verslagen ziel getroost worden.

Door de dwaasheid der prediking beschaamt God de Joden, die een teken begeren, en de Grieken, die wijsheid zoeken. Doch, zo gaat de apostel voort, wij prediken Christus, de Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid; maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.

Deze woorden geven ons met elkander te overdenken:

1. De rijke inhoud van het Evangelie van Christus.

2. De bittere vijandschap tegen het Evangelie van Christus.

3. De heerlijke zegen op het Evangelie van Christus.

„Wij prediken Christus, de Gekruisigde", zo schrijft de apostel Paulus. En daarin is hij de predikers van alle tijden en van alle plaatsen tot een lichtend, navolgenswaardig voorbeeld.

Wij mogen op de kansel niet komen met onze eigen meningen. Wat heeft de gemeente daaraan? Hebben ze meer gezag dan die van anderen? Ze zijn geen voedsel voor onze ziel.

Wij mogen al evenmin prediken, wat men gaarne hoort. Arme prediker, die vraagt: wat hoort men hier gaarne? , die rondgaat en het oor te luisteren legt, om te kunnen spreken naar de mond van Jeruzalem! Voorwaar, hij heeft zijn loon weg.

Wij mogen ook niet prediken een Christus naar onze eigen gedachten. Zo worden allerlei valse Christussen den volke voorgesteld. Luide roept men: Ziet, hier is de Christus, of, ziet, hij is daar!

Neen! de gezanten van Christus wege hebben alleen te prediken Christus, de Gekruisigde. Dat is de Christus der Schriften.

„Wij prediken Christus." Christus, dat is de van God verordineerde en met Zijn Geest gezalfde Profeet, Priester en Koning. Dat is een rijke prediking, waarin zondaren gewezen worden op de Heere Jezus, de grote Profeet, de enige Hogepriester, en de eeuwige Koning. Hebt gij, mijn lezer, wel eens iets van die rijkdom mogen zien?

Wij prediken Christus, d.w.z. de gezalfde, de grote Profeet. Hij is het, Die spreekt als Machthebbende. Hij is het tot Wie Simon Petrus zeide, op Zijn vraag: Wilt gijlieden oop niet heengaan? , , Heere! tot Wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens." Hij is het, Die aan kindtrkens openbaart de verborgen raad en wil van God aangaande de verlossing van zondaren. Hij is het, Die met de moeden weet te spreken een woord ter rechter tijd.

Die grote Profeet hebben wij nodig, omdat wij, verduisterd in het verstand door de val in zonde, de ware kennisse Gods missen. Daarom gaat in de prediking

tot u uit de opwekking: Hoort Hem! Laten wij toch niet luisteren naar de lokstem van de zonde, naar het sirenengezang van de wereld, maar dat gij mocht luisteren met een heilbegerige ziel naar Hem, Die zo dringend, zo nodigend en lokkend spreekt: „Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop."

Mij was het in die 50 voorbijgevlogen jaren menigmaal een voorrecht zondaren te mogen wijzen op die grote Profeet, op die kloppende Heiland. Is het u reeds tot een voorrecht geworden met Maria van Bethanië aan Zijn voeten te zitten?

„Wij prediken Christus" — d.w.z. de van God gezalfde, de enige Hogepriester. Hij is het, Die Zichzelf heeft opgeofferd tot een slachtoffer voor de zonde. Hij is niet alleen de Priester, Hij is ook het Offerlam. Niet met vreemd, maar met Zijn eigen bloed is Hij ingegaan in het hemels heiligdom, nadat Hij was opgestaan van de doden. En nu leeft Hij altijd om voor de Zijnen te bidden. Al Zijn volk draagt Hij op het harte. Hij is zulk een barmhartig en getrouw Hogepriester. O, mijn lezer, dat gij mocht leren van die Hogepriester gebruik te maken, voor het eerst en telkens opnieuw. Door en in die Immanuël is er verzoening met God, vrede door het bloed des kruises. Zijn voorbede is zo krachtig, zo troostrijk. Zij gaat door ook, als gij zo behoefteloos daarheen gaat, en niet weet te bidden, gelijk het behoort. Zij gaat door, ook als de satan u begeert te ziften als de tarwe. Hij is in al de strijd, in al de nood der Zijnen zo dicht bij hen.

Mij was het in de 50 voorbijgevlogen jaren telkens een zegen die enige Hogepriester aan te mogen prijzen aan zielen diep in schuld en in grote nood. Hebt gij, mijn lezer, er reeds iets van mogen leren kennen, hoe heerlijk het is voor Zijn rekening te liggen, gereinigd in Zijn bloed, opgenomen in Zijn voorbede?

„Wij prediken Christus" — d.w.z. de van God gezalfde, eeuwige Koning. Hij is een Koning, Die Zich een volk vergadert van alle einden der aarde. Zijn vrije, almachtige genade bewijst Hij zowel de onbesneden Filistijn, als de wereldse, handeldrijvende Tyriër, en de verre, zwarte Moor. Hij regeert Zijn onderdanen rechtvaardig, wijs en goed. Hij beschermt ze tegen al hun vijanden. Hij verzekert: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde."

Och, dat wij aan satan, wereld en zonde de dienst leren opzeggen, om te kiezen de dienst van Koning Jezus. De koningin van Scheba prees welgelukzalig de dienstknechten van Salomo. Doch ziet! meer dan Salomo is hier. Hoe goed is het tot die Koning te naderen, omdat gij geen andere weg meer weet met de woorden van Esther: „Kom ik om, zo kom ik om."

Mij was het in de 50 jaren, die zijn voorbijgevlogen, meermalen een vreugde zondaren te mogen nodigen tot de genadescepter van Koning Jezus. Moogt gij, mijn lezer, u reeds aangeraakt weten met deze scepter van vrije en rijke genade? „Wij prediken Christus, de Gekruisigde." De Gekruisigde, daar legt de apostel de nadruk op. Hij tracht niet het Evangelie zo te brengen, dat het is naar de mens. Nu eens is het: „Ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u dan Jezus Christus, en Die gekruist." Dan weer schrijft hij: „Het zij verre van mij, dat ik zou roemen anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus." Hij predikt Christus, de Gekruisigde, Die zoveel smarten heeft geleden, op Wie zijn aangevallen de smaadheden dergenen, die God smaden, Die onder de vloek Gods is doorgegaan. Paulus predikt Christus, met Wie het ging door lijden tot heerlijkheid, door de strijd tot de overwinning, door de duisternis tot het licht, door de dood tot het leven.

„Wij prediken Christus, de Gekruisigde." Dat is de prediking van Christus als de volstrekt Onmisbare. O, hoe kan in de weg der ontdekking door de Heilige Geest die onmisbaarheid worden gevoeld. Gij hebt een schuld van 10.000 talenten, en kunt dus niet zonder Borg. Gij zijt een verloren zondaar, en hebt een Verlosser zo nodig. Gij zijt dood door de misdaden en de zonden, en hebt behoefte aan Eén, Die u levend maakt, en redt. Zie, dat alles is Christus, de Gekruisigde. Hij alleen kan uw ziel redden van de dood. O gij, die onder uw schuld gebukt gaat, u schaamt voor het aangezichte Gods, die vraagt: Is er voor mij nog vergeving? < — al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen wit worden als witte wol.

„Wij prediken Christus, de Gekruisigde." — Dat is ook de prediking van Christus als de Bereidwillige. Dat verzekeren ons reeds die uitgebreide armen langs de dwarsbalk van het kruis. Wij hebben van onszelf zulke harde gedachten van Christus, de Gekruisigde. Wij zijn bereid. Wij bidden toch zo vaak om redding. Maar, het is juist omgekeerd. Dat zegt ons de prediking van Christus, de Gekruisigde. Als God van eeuwigheid af niet bewogen was geweest, dan zouden wij allen als vijanden sterven en voor eeuwig omkomen. Hoe nodig is het dan onszelf als vijanden van God te leren kennen en Christus, de Gekruisigde als uiterst bereidwillig, om zondaren zalig te maken, om vijanden met God te verzoenen door voor hen genoeg te doen aan de gerechtigheid Gods!

„Wij prediken Christus, de Gekruisigde." — Dat is de prediking van de liefde, van de barmhartigheid Gods. Zo groot is Zijn zondaarsliefde, dat Hij voor zondaren Zijn eigen Zoon ten offer brengt, het liefste dat Hij had. Kon Hij meer geven?

O, welk een ondoorgrondelijk, aanbiddelijk, eeuwig wonder!

Rijk is de inhoud van de prediking, die wij brengen mogen. Het is de prediking van het wel en van het wee, van de zegen en van de vloek, van het leven en van de dood. Het is de prediking van Christus, de Gekruisigde. O, als wij zelf Hem enigermate hebben leren kennen, als zo onmisbaar voor een zondaar, als zo gepast voor onze ellende, als zo onuitsprekelijk dierbaar, als Christus, de Gekruisigde, tot ons is gekomen, om Zich aan ons te openbaren, dan is het wel eens: de liefde van Christus dringt ons. Dan is het niet altijd een last van Hem te getuigen, maar bij tijden een zalige lust. Dan hebben wij op de kansel van de beste ogenblikken van ons leven.

„Wij prediken Christus, de Gekruisigde", als het wel is, ook met ootmoed. Wie zijn wij, dat wij tot zulk een taak geroepen worden? Nietige, ongeschikte, zondige mensen. En hoe verrichten wij ons werk? Veeltijds zo liefdeloos, zo vormelijk, zo traag, zo hoogmoedig. Zij het al meer onze bede: „O Heere, geef, dat wij onder de toga, in ons hart, bekleed mogen zijn met de ootmoedigheid."

Hoe verschrikkelijk zal het zijn, mijn lezer, onder de prediking van Christus, de Gekruisigde, verloren te gaan! Smeek de Heere daarvoor bewaard te mogen worden.

Hoe heerlijk, als die prediking u ten eeuwigen zegen mag zijn!

Z.

S. v. D.

P.S. Zondag 2 September, voorm. 11 uur, zal ik, zo de Heere wil en wij leven, in de Janskerk te Utrecht, mijn 50-jarige ambtsbediening herdenken. Maandag 3 Sept. hopen wij te ontvangen van 10—12 uur en van 3.30—'6 uur, Woudenbergse weg 5A, Zeist.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

50 jaar in de evangeliebediening

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's