Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gravamen tegen de Dordtse leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gravamen tegen de Dordtse leerregels

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk I, art. 9

Deze zelfde verkiezing is geschied, niet uit het voorgezien geloof en de gehoorzaamheid des geloofs. heiligheid of enige andere goede hoedanigheid of geschiktheid. als een oorzaak of conditie te voren vereist in de mens. die verkoren zou worden. maar tot het geloof en de gehoorzaamheid des geloofs. tot heiligheid, enz-; en diensvolgens is de verkiezing de fontein van alle zaligmakend goed. waaruit het geloof, de heiligheid en andere zaligmakende gaven, en eindelijk het eeuwige leven zelf, als vruchten vloeien; naar het getuigenis des apostels: .Hij heeft ons uitverkoren (niet, omdat wij waren, maar) opdat wij zouden zijn heilig en onberispelijk voor Hem in de liefde" (Efeze 1 : 4).

Hoever zijn we nu? We zijn begonnen in artikel I met de vaststelling, dat het ganse menselijk geslacht aan de vloek en de eeuwige dood schuldig is geworden, doordat alle mensen gezondigd hebben in Adam. De gehele wereld is voor God verdoemelijk. In het volgende artikel is ons voorgesteld hoe God zijn liefde tot deze gevallen mensheid heeft geopenbaard in de zending van zijn Zoon. Wie in Hem gelooft heeft het eeuwige leven.

Hoe komen wij zondaren tot het geloof? Artikel 3 zegt, dat God verkondigers zendt van deze zeer blijde boodschap. Door hun dienst roept God tot bekering en geloof in Christus. Zendt God deze verkondigers aan alle mensen? Neen, tot wie Hij wil en wanneer Hij wil. Schrift en ervaring bevestigen dit. Worden nu alle mensen zalig? Die het evangelie niet geloven, op hen blijft de toorn Gods. Maar die de Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelzen, worden verlost. Waar komt dat ongeloof vandaan? Uit de mens. God doet aan de ongelovige mens niets dan goed. Hij laat hem het evangelie verkondigen. Werkt in hem door de H. Geest op vele wijzen, naar het de Heere behaagt.

Immers ook die verloren gaan worden door de algemene werkingen des Geestes menigmaal bedauwd. Maar deze brengen nochtans niets dan ongeloof voort. Dat is niet een verstandskwestie alleen, maar het is bovenal een weigering om de Heere Jezus aan te nemen met het hart tot Profeest, Priester en Koning. Deze weigering, deze verwerping komt geheel en volkomen uit de natuurlijke mens. Hij wil niet dat God in Christus Koning over hem zij. Maar het geloof in Christus is van begin tot eind en in al zijn delen een gave Gods. Het is nu reeds duidelijk, dat niet iedereen deze gave ontvangt. Het geloof is niet aller.

Wie wordt er wel met het geloof begiftigd en wie niet? Komen er werken, gebeden, heilige handelingen, karakter, deemoed, vroomheid, kennis, liefde, in aanmerking? 'Komt er enig zijn of doen van de zondaar bij God de zaak beslissen? Neen, God heeft uitverkoren hetgeen niets is. De mens was er nog niet. Zijn daden moesten nog geboren worden en zijn karakter nog ontstaan. God heeft voor de grondlegging der wereld een volk uitverkoren tot zaligheid. Dat God sommige in de tijd met het geloof begiftigt, sommige niet begiftigt, komt voort van zijn eeuwig besluit. Zijn liefde tot zijn volk is eeuwig en aan deze liefde blijft God eeuwig trouw.

Hoe werkt deze uitverkiezing? Staan alle mensen met vurige smekingen voor het paleis van de Allerhoogste om binnengelaten te worden? Daar is er niet één, die God zoekt. Boos en hard zijn al de mensen. Maar God vernieuwt de harde harten der uitverkorenen. Dus is het volkomen rechtvaardig als de Heere een deel der zondaren voorbijgaat. Het is ook een onbegrijpelijke goedheid als de Heere zoveel doet, onder zoveel tegenkanting van de mens, aan zulke afschuwelijke zondaren als de uitverkorenen van nature zijn.

Wat is nu deze verkiezing? Daarvan spreekt artikel 7. De verkiezing is een onveranderlijk voornemen Gods om een zekere menigte mensen door Christus zalig te maken. Artikel 8 verzekerde ons, dat het één doorlopend werk Gods is. Zaligmaken is niet afwisselend een werk van God en een werk van de mens. Uit God zijn alle dingen, zelfs de goede werken.

Hierop volgt artikel 9. Daarin wordt eerst het voorgezien geloof afgewezen. Wat bedoelt men daarmee? Wel, de grote vraag, die telkens weer terugkeert, is deze: waar valt de beslissing over de zaligheid van de mens? Beslist God er over of heeft de mens de uiteindelijke beslissing? Velen willen antwoorden, dat de beslissing bij beide ligt. De zaligheid zou dan enerzijds de vrucht zijn van Gods genadig werken en anderzijds van 's mensen beslissende daad. Bij Rome is dit synergisme, deze samenwerking, al heel sterk doorgedrongen. Rome belijdt zeer beslist de noodzakelijkheid der genade.

De lezers weten, dat er een grote synode gehouden is in het midden der zestiende eeuw, die bij afkorting naar de voornaamste vergaderplaats, vaak Trente wordt genoemd. In Trente heeft Rome de Reformatie veroordeeld. Nochtans beleed zij ook de genade. De „kracht der natuur" is volgens Trente tot de zaligheid niet geschikt. Het begin der rechtvaardigmaking ligt in de genade. Doch Rome belijdt niet de genade alleen. God begint met de genade. Deze is zeker niet onweerstandelijk. De genade is vóór-komend, zij is de eerste en zij is nodig en werkzaam, maar de mens moet met de genade meewerken en er in toestemmen. En als nu de mens weigert? Als nu alle mensen weigeren?

Het synergisme heeft ook bij Melanchton het hoofd opgestoken. Eerst leerde hij, dat de genade Gods alleen besliste. Met Luther ontkende hij iedere samenwerking tussen God en mens. Evenwel boze meflsen verdraaien deze leer gemakkelijk. Men ontkent de eis Gods, omdat het vermogen ontbreekt. Om deze boze mensen de wind uit de zeilen te nemen begon Melanchton meer nadruk op de vrije wil te leggen. Hij sprak in 1535 van drie oorzaken der bekering: het Woord Gods. de Heilige Geest èn de menselijke wil. die het Woord niet verwerpt, maar toestemt. Melanchton bleef roemen in souvereine genade en in genade alleen, maar de mens kreeg een klein beetje voet. Hij moest toch willen. Dat iemand gelooft, terwijl de ander niet gelooft, ligt toch ook in de gelovige.

Wat is nu het verband tussen dit synergisme en het voorgezien geloof? Bij het synergisme werken God en mens samen in de tijd. De Schrift spreekt echter van verkiezing „voor de grondlegging der wereld". De voorstanders van het synergisme, die de verkiezing als besluit niet kunnen negéren, omdat de Schrift er te duidelijk van spreekt, zeggen nu, dat God van sommige mensen deze samenwerking vooruit gezien heeft. Hij heeft dan uitverkoren die persoon, wiens gewilligheid en geloof Hij tevoren gekend en gezien heeft. Is dat niet mooi verzonnen? Men krijgt dan de voorstelling, die in de Verwerping der dwalingen art. II bestreden wordt. Volgens deze dwaling is er eerst een algemeen besluit Gods. Inhoud: wie gelooft wordt gered. Dan kijkt God zo eens uit over de wereld der mensen. Telkens als Hij er een ziet, die zal geloven, laat Hij deze opschrijven in een nieuw besluit. Dit is het bijzondere besluit. Alle namen zijn hier opgetekend van wie God gezien heeft, dat zij zullen geloven en volharden.

Het is duidelijk, dat deze gedachte van een voorgezien geloof zwaar afbreuk doet aan de souvereiniteit van de verkiezing Gods. Het is vooral Calvijn geweest, die het synergisme in deze voorwetenschap scherp heeft onderkend. Als een voorgezien geloof de reden der uitverkiezing is, dan worden wij uitverkoren om onze goede werken en niet tot goede werken. Weet God dan de dingen niet vooruit? De Alwetende kent alle dingen, al zou het alleen maar zijn doordat Hij hen tevoren bepaald heeft. Calvijn heeft de uitverkiezing en de verdere leiding der wereld op grond van een vooruitgezien beslissen en handelen van de mens beschouwd als een aantasten van de hoogheid Gods. De mannen van het voorgezien geloof leren de afwachtende God, die maar afwachten moet, wat de mensen doen. De gedachte van een God, die zelf geen beslissingen neemt is voor de religie en de theologie onhoudbaar.

Maar nu een andere vraag. Als wij een vooruitgezien geloof als grond van de uitverkiezing tot zaligheid verwerpen, is dan toch misschien de stelling juist, dat een voorgezien ongeloof de grond is van de verwerping. Het geloof kan geen grond of oorzaak van de verkiezing zijn, want de verkiezing is tot geloof. Kan het voorgezien ongeloof wel grond van de verwerping zijn? „ !•

In 1577 werd een Luthers „formulier van enigheid" door de meeste Lutherse

staten ondertekend. In deze Formula Concordiae werd de breuk met het gereformeerd protestantisme voltrokken. Daarin nu wordt ook over de uitverkiezing gehandeld. De praedestinatie (voorbestemming) wordt scherp onderscheiden van de praescientia (voorwetenschap). De eerste is betrokken op de kinderen Gods. Zij zijn bestemd voor het eeuwige leven en niets van voorwetenschap is daarvan de grond. Maar van de verwerping zou de oorzaak zijn, dat God het ongeloof voorgezien heeft. God heeft niet besloten deze het geloof niet te schenken, maar te voren gezien, dat zij er zich tegen zouden verzetten. Deze mensen versperren aan de H. Geest de weg, zodat Hij zijn werk in hen niet doen kan.

Is deze oplossing te aanvaarden? Ik meen van niet. Men komt toch weer bij de mens terecht als de beslissende factor. De ongelovige zou de Geest de weg versperren. Maar gaat de mens niet altijd tegen de H. Geest in, ook de uitverkorene? Het komt mij voor, dat men de gedachte op de voorgrond wil brengen, dat God aan iedereen evenveel Geesteswerking geeft, maar sommigen verzetten zich. Ook deze leer tast de hoogheid Gods aan. God geeft niet aan iedereen evenveel werking des Geestes. De H. Geest strijdt met de uitverkoren mens heel zijn leven. Neen, bij de verwerping is niet de grond een voorgezien ongeloof, maar redenen, die ons onbekend zijn. Deze verwerping betekent dat de verworpene niet begiftigd wordt met het geloof.

Het is dat synergisme, dat door artikel 9 radicaal wordt verworpen. Daar kunnen wij ons alleen maar over verheugen. Synergisme betekent, dat de mens, behalve aan God, toch ook aan zichzelf het heil dankt. De leer van het synergisme, die zoveel aanhangers heeft, is de theologische vormgeving van het verzet tegen de souvereiniteit van de genade Gods, zegt Berkouwer. Het is merkwaardig, dat dit synergisme zich zo doorzetten kon, terwijl de H. Schrift zozeer waarschuwt tegen de verduistering van de verkiezende genade. Alleen de overmacht van Gods genade kan de uitverkorene tot zaligheid brengen. Jezus sprak: Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader hem trekke." Het doet mij genoegen, dat ook collega Duetz tegen deze hoofdstrekking van art. 9 geen bezwaren heeft. Hij begint zijn gravamen tegen artikel 9 met deze woorden: Hierin wordt zeer terecht afgewezen de opvatting als zou de verkiezing gedaan worden op grond van een of andere vooruitgeziene goede hoedanigheid van de mens." Hierbij moet echter niet vergeten worden, dat voor collega Duetz verkiezing iets anders betekent dan voor de opstellers der Dordtse Leerregels. Hij oordeelt: Samenvattende zou men over het O.T. kunnen zeggen, dat alle plaatsen, waar van verkiezing wordt gerept, spreken van een verkiezend handelen van God met en in Israël, opwellend uit vrije eeuwige liefde (Jer. 31:3) en tot dienstneming in het openbaringsleven ten bate van een groter geheel." Dezelfde gedachte vindt collega Duetz ook in het N.T. Op verbluffende wijze berooft hij zo de verkiezingsgedachte van haar betekenis. Het gaat niet om de redding uit het eeuwige verderf, het gaat alleen maar* om een dienstbetrekking. Ik vraag mij af of een mens het niet makkelijker zou hebben als hij niet uitverkoren was. Ik begrijp ook het verband niet tussen de tekst uit Jer. 31 : 3 en deze verkiezing tot dienst. In een vorig artikel heb ik echter reeds laten zien, dat de verkiezing tot dienst heel niet de hoofdzaak is. Israël is verkoren om Gods eigendom te zijn en Gods geboden te houden. De verkiezing tot dienst ligt op een ander vlak.

Het betekent dus niet zoveel, dat collega Duetz zijn instemming met artikel 9 betuigt, want hij bedoelt met verkiezing iets dat niet de zaligheid of de redding of het eeuwige leven raakt. Naast deze instemming heeft nu onze collega een hoeveelheid bezwaren, waaraan we de volgende keer aandacht hopen te besteden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Een gravamen tegen de Dordtse leerregels

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 september 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's