Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

SIMSON (1)

En de kinderen Israëls voeren voort te doen dat kwaad was in de ogen des Heeren; zo gaf hen de Heere in de hand der Filistijnen veertig jaren. Rich. 13 : 1.

Simson is wel de meest bekende onder de richteren, die het richterschap over Israël hebben uitgeoefend. Hoe zijn we als kinderen al geboeid geworden door de heldendaden van deze man. Hoe hebben onze ogen geschitterd wanneer we hoorden van de 300 vossen die Simson met brandende fakkels tussen hun staarten gebonden, in het staande koren van de Filistijnen joeg. Hoe werden geboeid door de kracht van deze man, die met een ezelskinnebakken op zijn eentje duizend Filistijnen versloeg. Hoe hebben we meegeleefd met zijn laatste heldendaad toen hij als een blinde, geplaagde man in de tempel van Dagon de hoofdpilaar omvertrok, waardoor de bloem van de Filistijnse natie met hem bedolven werd onder het puin van die afgodstempel.

Uit dit alles blijkt reeds hoe de strijd van zijn leven ging tegen de Filistijnen, de vijanden van het volk Israël. Wat heeft hij veel voor zijn volk gedaan, dat hij zo liefhad. Maar welk een eenzame figuur is hij gebleven in deze liefde. Andere richters hebben allemaal een leger gehad en daarbij de sympathie van het volk Israël. Hij heeft alleen moeten strijden, terwijl zijn volk hem dikwijls niet begreep, ja hem zelfs eens heeft uitgeleverd aan zijn vijanden, die toch ook hun vijanden waren.

Zo heeft Simson heel alleen moeten strijden.

En zo is Simson meer dan enige andere richter een type van de Heere Jezus Christus, Die alleen de pers betreden heeft, die door zijn dood de vijand overwonnen heeft en de vrijheid van zijn volk heeft verkregen.

Simson is een man van gelijke bewegingen als wij, een man met veel gebreken en grote zonden. Maar de Heere heeft hem een bijzondere plaats gegeven in zijn dienst. Hij is van God uitverkoren en gemaakt tot een held des geloofs, tot een van die groten in het Koninkrijk Gods, die „koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt, de

kracht des vuurs uitgeblust hebben, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben verkregen, in de krijg sterk geworden en heerlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht" (Hebreën 11 : 33—34)

Simson is inderdaad een held des geloofs geweest, hoewel hij ook menigmaal de nederlaag heeft geleden tegenover zijn doodsvijanden, zonde, wereld, eigen vlees en satan.

Maar onbegrepen heeft hij onder zijn volk geleefd en onbegrepen is hij voor zijn volk gestorven, daar hij in zijn dood nog meer Filistijnen heeft gedood dan tijdens zijn leven en in deze weg heeft gewerkt aan de bevrijding van zijn volk.

Ja, in de dagen van Simson werd Israël verdrukt door de Filistijnen. Ze waren een volk van Europese herkomst, waarschijnlijk van het eiland Kreta geëmigreerd naar de Palastijnse kustvlakte. In het boek Jozua worden ze alleen in het voorbijgaan genoemd en gedurende een groot deel van de Richterentijd hebben ze zich waarschijnlijk niet veel met de Israëlieten ingelaten. De stam Juda heeft een tijd lang de steden Gaza, Askelon en Ekron bezeten en Samgar heeft een bende Filistijnen teruggeslagen. (Richteren 3 : 31). Waarschijnlijk hebben zich al maar meer Filistijnen in de kustvlakte genesteld, zodat ze een groter en sterker volk werden en de Heere hen kon gebruiken als een roede voor zijn volk Israël, dat steeds van zijn wegen afweek en naar zijn stem niet wilde horen.

In deze tijd is Israël steeds dieper dan ooit gezonken. Het heeft niet alleen geen kracht meer om te strijden, het heeft er ook geen lust meer toe. Het legt zich gewillig neer onder de voet van de Filistijn. Het wil niet eens meer gered worden. Het roept ook niet tot God, want het ziet zijn ellende niet.

Het is vanwege de zonden van zijn volk dat de Heere hen komt kastijden: En de kinderen Israëls voeren voort te doen dat kwaad was in de ogen des Heeren... (vers la)

Hoe dikwijls is dat volk gekastijd geworden vanwege hun zonden en afdwalingen. Maar dan riep het in de nood tot God om uitkomst en verlossing. Dan werden de knieën gebogen voor de Heere en dan werd gesmeekt om genade voor recht. Maar nu is het volk zelfs hard geworden onder de oordelen. Nu leeft het onververschillig voort onder de verdrukkingen. Nu wil het zelfs in de grootste nood geen schuld meer belijden, het wil niet meer onder God komen, het wil niet meer smeken om genade.

Want het is de Heere die het volk komt kastijden. Dat lezen we zo duidelijk: ...zo gaf de Heere hen in de hand der Filistijnen veertig jaren (vers lb) En de Heere doet dat niet uit lust tot kastijden, maar opdat het volk in schuldbesef met een verbroken hart en een verslagen geest zal wederkeren tot Hem en het zal belijden: Wij hebben gezondigd, wij hebben gedaan dat kwaad is in uw oog, wij zijn uw gramschap dubbel waardig, maar wees ons genadig o Heere. vergeef ons en redt ons uit de hand onzer vijanden om uwer goedertierenheid wil.

Het volk wil echter geen schuld belijden. Het is verhard zelfs onder de slaande hand Gods, die toch nog enkel liefde is, want ze wil behouden en redden. Maar hoe vinden we hier een overeenkomst met ons eigen volk en onze eigen tijd. Want men wordt al maar harder en men overtreedt al maar gemakkelijker de geboden Gods en men trekt zich van de dreigende oordelen niets aan. Misschien vindt ge dit wel in uw eigen leven ook, zodat ge schrikt van uzelf. O wat is het toch nodig om ons zelf te onderzoeken en te vragen om de Geest der genade en der gebeden, opdat we weder mogen keren tot God en zijn gemeenschap mogen zoeken, omdat daarin alleen het leven ligt, het eeuwige leven.

Want, en dat is nog zo'n groot wonder, de Heere geeft zelfs aan dit verharde volk nog een redder en verlosser. De Heere betoont toch zijn liefde en genade, ongevraagd en niet afgesmeekt. Maar datzelfde vinden we in het zenden van zijn eniggeboren Zoon in de volheid des tijds. En zo vinden we in Simson telkens veel trekken die heenwijzen naar de komst van Christus. Het leven en werken van Simson predikt als 't ware de komst van de Zoon van God, de grote Redder en Zaligmaker, Die alle vijanden van zijn volk ten onder brengt en voor hen een eeuwige verlossing bereidt. Deze Redder en Zaligmaker zullen we persoonlijk moeten kennen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 oktober 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 oktober 1956

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's