Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

SIMSON (14)

En het geschiedde na sommige dagen, in de dagen van de tarweoogst, dat Simson zijn huisvrouw bezocht met een geitebokje en hij zeide: Laat mij tot mijn huisvrouw ingaan in de kamer. Maar haar vader liet hem niet toe in te gaan.

Want haar vader zeide: Ik dacht zeker, dat gij haar ten zeerste haatte; zo heb ik ze aan uw metgezel gegeven; is niet haar jongste zuster schoner dan zij? Laat ze u toch zijn in plaats van haarl Toen zeide Simson van hen: Ik ben ditmaal onschuldig tegenover de Filistijnen, wanneer ik aan hen kwaad doe.

En Simson ging heen en ving driehonderd vossen; en hij nam fakkels en keerde staart aan staart en deed een fakkel tussen twee staarten in het midden.

En hij stak de fakkels aan met vuur en liet ze lopen in het staande koren der Filistijnen; en hij stak in brand zowel de korenhopen als het staande koren, zelfs tot de wijngaarden en de olijfbomen toe.

Toen zeiden de Filistijnen: ie heeft dit gedaan? En men zeide: imson, de schoonzoon van de Timniet, omdat hij zijn huisvrouw heeft genomen en ze aan zijn metgezel heeft gegeven. Toen kwamen de Filistijnen op en verbrandden haar en haar vader met vuur. Richteren 15:1—6.

Duidelijk hebben we gezien hoe de Filistijnen zich niet om recht en trouw bekommeren. Toen Simson boos was vertrokken uit Timnat vanwege het verraad van zijn vrouw, heeft zijn schoonvader deze vrouw gegeven aan de „vriend van de bruidegom", de man die bij de huwelijkssluiting en de bruiloft zo'n vooraanstaande plaats bekleedt, en die volgens de bestaande wekten nimmer mocht trouwen met de bruid.

Tcch moet in dit alles ook de aandacht gevestigd worden op de leiding, Gods. Hij snijdt immers in deze voorzienige leiding voor Simson de weg des vleses af. De weg, die Simson in zijn vleselijk begeren heeft willen gaan, wordt radicaal opgebroken. De Heere buigt met krachtige hand de weg om, die door Simsons dwaasheid zou zijn doodgelopen in de dienst van het zondige vlees. En Hij stelt Simson weer voor de taak, waartoe hij van voor zijn geboorte bestemd is: hij moest Israël beginnen te verlossen van de Filistijnen. Dat was zijn ambt en dat was zijn roeping.

Zo kunnen we dikwijls de hand des Heeren opmerken in ons eigen leven. Want wij gaan ook nog zo menigmaal de weg van het vlees, hoewel de Heere ons geroepen heeft tot zijn dienst. Laten we dan letten op de trouw Gods, Die ons niet loslaat, ook al verlaten wij Hem, ook al keren wij ons van de wegen Gods. Hij moet ons dikwijls hard kastijden, onze weg kan door donkere diepten heengaan, maar het is opdat we onze roeping weer zouden zien, en onze taak weer zouden volbrengen.

En zeker, hoe langer wij in de dienst des Heeren staan, hoe meer we ons tekort gaan beseffen. Want wij brengen het er allemaal slecht af. Maar wanneer dat gezien wordt, zullen we des te begeriger zijn naar de genade van Christus. Die tenvolle in het ambt gestaan heeft. Zijn wil was het dag en nacht zijn Vader te dienen. Zijn spijze was het de wil des Vaders te doen. En Hij was de Borg. Achter Hem mogen we schulien. Achter Hem kunen we schuilen door een waar geloof. Hij heeft de zonde gedragen aan het vloekhout des kruises. Daarmee heeft Hij de schuld van de zonde betaald, de vloek van de zonde geboet en tevens de macht van de zonde gebroken.

En nu belijden we me' zondag 16 van de Heidelbergse Catechismus „da": door zijn kracht onze oude mens met Hem gekruisigd, gedood en begraven wordt, opdat de boze lusten des vleses in ons niet meer regeren, maar dat wij onszelf Hem tot een offerande der dankbaarheid opofferen... en dat wij door zijn kracht opgewekt worden tot een nieuw leven". De weg van hen, die begeren naar het vlees te leven loopt uit op de eeuwige dood. Hoe zalig is dan dat volk, dat getrokken wordt van die weg, op de weg des Heeren. Daar zien we nu ook iets van in het leven van Simson. De Heere brengt hem in diepe wegen weer op de weg van het ambt. Zo moeten we nu ook zijn optreden zien tegen de Filistijnen. Hij heeft blijkbaar nog niet geleerd. Hij gaat weer de weg van het vlees.

Wanneer hij een poosje bij zijn ouders is geweest trekt hij weer naar zijn Filistijnse vrouw in Timnat. Hij weet niet dat deze door haar vader aan zijn „metgezel" tot vrouw gegeven is. Zo wordt hij wel diep teleurgesteld. En het geschiedde na sommige dagen, in de dagen van de tarweoogst. dat Simson zijn huisvrouw bezocht met een geitenbokje, en hij zeide: Laat mij tot mijn huisvrouw ingaan in de kamer. Maar haar vader liet hem niet toe in te gaan (vers 1).

Het is waarschijnlijk de bedoeling van Simson zijn vrouw mee te nemen naar Zora. Hij wil een verzoening tot stand brengen en daarom neemt hij een geitenbokje mee, in die dagen een welkom geschenk, zoals ook uit andere Schriftplaatsen blijkt. Zijn schoonvader wil hem echter niet toelaten: Want haar vader zeide: Ik dacht zeker, dat gij haar ten zeerste haatte; zo heb ik ze aan uw metgezel gegeven; is niet haar jongste zuster schoner dan zij? Laat ze u toch zijn in plaats van haar. (vers 2).

Simsons schoonvader zit wel erg met het geval, want hij gevoelt, dat hij door zijn handelwijze niet alleen Simson gekrenkt heeft, maar ook een algemeen aanvaardde wet uit die dagen heeft overtreden. En Simson gevoelt in deze handelwijze, dat niet alleen hem smaad is aangedaan door de Filistijnen, maar ook zijn volk en ook zijn God. En nu gevoelt hij zijn roeping weer doorbreken. Hij is immers de verkoren richter van Israël, door God verkoren. En wanneer hij thans optreedt tegen het gehele Filistijnse volk en niet alleen tegen de fami'ie van zijn vro-> w, dan is dat niet alleen gemotiveerd door het onrecht hem persoonlijk aangedaan, maar vooral door de smaad zijn volk en daarin zijn God aangedaan. En daarbij komt dan nog dat vernederende aanbod om dan maar een andere dochter in plaats van zijn vrouw te nemen. Het is dan ook geen wonder dat Simson tegen de Filis ijnen optreedt. Toen zeide Simson van hen: Ik ben di'maal onschuldig tegenover de Filistijnen, wanneer ik aan hen kwaad doe (vers 3).

Hij gevoelt het recht geheel aan zijn zijde. Hardhandig en origineel is dan de wijze waarop Simson deze smni en dit onreclr s'raft. Hij vangt driehonderd vossen. Hij bindt telkens twee van de gevangen dieren met de staarten aan elkaar vast en bevestigt aan het daar'oe geSruikte bindgaren tussen elk paar s'aarten een fakkel, s'eekt de fakkel in brand en laat

de dieren lopen in het koren der Filistijnen, waarbij de achteraanslepende fakkel de droge halmen doet ontvlammen. Gedeeltelijk stond het koren nog te velde, gedeeltelijk was het al in hopen bij elkaar gezet. Groot is de verwoesting, die de angstig her en der vluchtende dieren aanrichten. Niet alleen het koren te velde, maar ook veel wijngaarden en olijfhoven worden in vlammen gezet. Dat was een ramp voor de Filistijnen. Men was hier immers voor zijn welvaart alleen op de landbouw aangewezen. Zo treft de richter Israëls de vijand van zijn volk aan de bron van zijn bestaan en macht. Hier begint de strijd tegen de Filistijnen feller te worden. Meer en meer wordt Simson zich van zijn ambt en roeping bewust. En Simson

ging heen en ving driehonderd vossen; en hij nam fakkels en keerde staart aan staart er. deed een fakkel tussen twee staarten in het midden. En hij stak de fakkels aan met vuur en liet ze lopen in het staande koren, zelfs tot de wijngaarden en de olijfbomen toe (vers 4 en 5).

Duidelijk komt uit welk een onbetrouwbaar en goddeloos volk de Filistijnen zijn. Want eerst hebben ze Simsons schoonvader toegejuicht toen hij zijn dochter aan een volksgenoot gaf in plaats van aan die gehate Israëliet. Maar nu gevoelen ze toch, dat de overtreding van de huwelijkswet de oorzaak is van alle ellende. En daarom gaan ze zich op die familie wreken om daardoor tevens Simson nog te treffen. Ze horen al spoedig dat Simson de oorzaak is van de ramp en waarom dit alles geschied is. En dan gaan ze de schoonfamilie van Simson vreselijk afstraffen. Ze sluiten de betrokken personen waarschijnlijk in hun huis op en steken dat huis daarna in brand. Toen zeiden de Filistijnen: Wie heeft dit gedaan? En men zeide: Simson, de schoonzoon van de in Timniet, omdat hij zijn huisvrouw heeft genomen en ze aan zijn metgezel heeft gegeven. Toen kwamen de Filistijnen op en verbrandden haar er. haar vader met vuur (vers 6).

Wanneer we dit alles in hoger licht zien, dan moeten we zeggen, dat de zonde ven die Timniet en zijn dochter wel zwaar gestraft is. En het was een rechtvaardige vergelding. Alleen, als de Heere ons zou doen naar onze zonden, dan zouden we ook niet kunnen bestaan. En de Heere is rechtvaardig in zijn richten. Dat recht komt zo duidelijk openbaar op Golgotha. Eer God de zonde ongestraft liet blijven heeft Hij ze gestraft aan zijn eigen lieve Zoon. Maar daar komt ook de genade openbaar. Want God was in Christus de wereld met zichzelf verzoenende, hunne zonden hen niet toerekenende. En hier wordt de weg der verlossing geopend. Wie door een waar geloof Christus is ingelijfd gaat vrijuit en zal eeuwig leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 februari 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's