Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

SIMSON (16)

En zij zeiden tot hem: Wij zijn afgekomen om u te binden, om u óver te geven in de hand der Filistijnen. Toen zeide Simson tot hen: Zweert mij, dat gijlieden op mij niet zult aanvallen.

En zij spraken tot hem, zeggende: Neen, maar wij zullen u wel binden en u in hun hand overgeven; doch wij zullen u geenszins doden. En zij bonden hem met twee nieuwe touwen en voerden hem op van de rots.

Toen hij kwam te Lechi, zo juichten de Filistijnen hem tegemoet; maar de Geest des Heeren werd vaardig over hem; en de touwen die aan zijn arm waren, werden als linnen draden die door het vuur gebrand zijn, en zijn banden versmolten van zijn handen. En hij vond een vochtig ezelskinnebak en hij strekte zijn hand uit en nam het en doodde daarmee duizend man.

Toen zeide Simson: Met een ezelskinnebak een hoop, twee hopen, met een ezelskinnebak heb ik duizend man gedood.

Richteren 15 : 12—16.

Reeds enkele malen hebben we er op gewezen, dat we in het leven van de richter Simson trekken vinden, die later in volkomenheid openbaar komen in de grote Richter Christus Deze heeft alleen moeten strijden, Hij heeft de pers alleen getreden, zijn discipelen konden zelfs niet één uur met Hem waken en ze zijn allemaal weggevlucht.

Zo heeft ook Simson een eenzame strijd moeten voeren. Hij was verkoren tot richter, hij moest beginnen Israël te verlossen uit de macht van de Filistijnen en zijn strijd is zwaar geweest. En in zijn eenzame strijd heeft hij geprofeteerd van die eenzame strijd van Christus, Die een volkomen verlossing heeft teweeggebracht en zijn volk /erlost heeft uit de macht van zijn doodsvijanden, zonde, wereld, satan, eigen vlees. Maar de trekken van overeenkomst gaan nog verder.

De Heere Jezus Christus is door zijn eigen volk overgeleverd in de hand van dc heidenen, opdat Hij gekruisigd zou worden.

En ook Simson is overgeleverd in de hand van de heidenen door zijn eigen volk.

in de hand van de Filistijnen, die hem wilden doden.

Toen de Israëlieten het leger van de Filistijnen zagen komen, hebben ze terstond gevraagd waar het hen om te doen was en toen ze vernamen, dat het alleen om Simson ging, hebben ze de belofte gegeven hem te zullen vangen en hem over te geven in de hand van de Filistijnen. Als zij maar vrijuit gingen, dan hadden ze er Simson wel voor over. Drieduizend Israëlieten zullen Simson vangen. En ze durven daar nog vooruit te komen ook. Want wanneer Simson hen vraagt wat ze komen doen, dan is hun openhartige antwoord, dat ze hem komen binden: En zij zeiden tot hem: Wij zijn afgekomen om u te binden, om u over te geven in de hand van de Filistijnen (vers 12a).

Israël wil geen verlosser. Israël wenst niet bevrijd te worden. Het volk begeert alleen maar rust. En daarom moet Simson verworpen worden. Over zijn leven valt hier de schaduw van hét kruis. De dienstknecht is immers niet meer dan zijn Heere.

En hetzelfde vinden we nog in ons éigen hart. Elke zondaar wil immers met tust gelaten worden. Wij 'willen uit de slaap des doods en der zonde niet opgewekt worden. We willen van de Verlosèéi niet weten. De Heeré moet doorwerken in ons hart, Hij moet verbreken en verbrijzelen, Hij moet klein maken. Dan zullen we buigen, dan zullen we voor Hem vallen. Tegen de onwedëirstandelijke werking van de Heilige Géést kunnen we geen stand houden. Maar - we houden net zo lang vol als we kurinèn. Wij Willen niet dat de Heere Jezus Koning over ons zij. Totdat we zoveel heerlijkheid en dierbaarheid in Hem zien, dat we Hem niet langer kunnen missen. Maar daar moeten onze ogen ook voor geopend worden door de Heilige Geest.

Vernederend is het geweest voor Simson, dat zijn eigen volk zo met hem handelde. Hij vraagt nu alleen nog, dat ze hem zullen beloven niet op hem aan te vallen als hij eenmaal gebonden is: Toen zeide Simson tot hen: Zweert mij, dat gijlieden op mij niet zult aanvallen, (vers 12b).

De mannen, van Juda leggen wel geen eed af, maar ze geven hem toch wel de stellige belofte, dat ze hem niet zullen doden: En zij spraken tot hem, zeggende: Neen, maar we zullen u wel binden en in hun hand overgeven; doch wij zullen u geenszins doden (vers 13a).

En dan wordt Simson gebonden. Als wegbereider van Christus moet hij ook het kruis van Christus dragen. De 2 nieuwe touwen waarmee de mannen van Juda hem binden zijn teken en profetie van de banden waarmee Christus gebonden werd in de hof van Gethsemané en aan het kruis van Golgotha. Maar het zijn tevens tekenen van onze schande en van onze boosheid. Want wij hebben Christus gebonden, wij hebben Hem genageld aan het kruis door onze zonden en door onze overtredingen. En wij hebben niet eens onze verlossing begeerd. Geen enkele zondaar begeert zijn verlossing. Indien de Heere ons niet met kracht los komt rukken uit de macht van de zonde en de dood, dan zou er niemand behouden worden. Indien de Heere niet met hemels geweld de banden der wet komt verbreken, dan zijn we reddeloos verloren.

En dan laat Simson zich binden. En ook daarin is hij een type van de grote Christus. Deze laat zich immers ook vrijwillig binden. Hij laat zich binden als een lam en weg voeren naar de slachtbank. En wat Simson niet kon, dat kan de grote Christus^ Simson heeft wel veel gedaan tot verlossing van zijn volk, maar het allergrootste heeft hij niet kunnen doen. Hij heeft Israël niet kunnen verlossen van de zonde en van de schuld. Daarin zijn de banden van Christus veel heerlijker. Hij is gebonden, opdat Hij ons zou ontbinden, vrijmaken.

Toch treft het ons dat Simson zich zo vrijwillig laat binden en wegvoeren: En zij bonden hem met twee nieuwe touwen en voerden hem op van de rots (vers 13b).

De Filistijnen zijn verblijd. Dat is te begrijpen. Daar komt hun grote vijand, nu machteloos gebonden. Ze hebben er zelf niets aan behoeven te doen. Zijn eigen volk levert hem uit: Toen hij kwam te Lechi, zo juichten de Filistijnen hem tegemoet (vers Ha).

Het is eigenlijk een verschikkelijke optocht. Het volk des Heeren levert zijn eigen verlosser uit. Juichtend rennen de Filistijnen uit hun legerplaats de gevangen Simson tegemoet. Zij zullen hem dan in handen krijgen, de verwoester van hun akkers, de moordenaar Van hun volksgenoten. Straks zullen ze hun woede aan hem koelen. En zé kunnen dat verachte Jodenvolk tegelijk eens laten zien, hoe het hem vergaat, die tegen de machtige Filistijnen durft op te staan.

Maar ze hebben buiten de God van Israël gerekend. Hij heeft Simson geroepen om Israël te verlossen uit de hand van de Filistijnen. En hoe komt dan hier de genade en de trouw des Heeren duidelijk uit. Dat volk had immers verdiend, dat hun verlosser zou worden gedood. Maar de Heere laat het niet toe. Hij zal zijn volk verlossen, opdat het in die weg toch de knieën lere buigen voor Hem.

De Geest des Heeren wordt weer vaardig over Simson. Een onweerstaanbare kracht maakt zich van hem meester. Hij ziet zijn ambt weer. Hij strekt zijn gebonden handen en meteen knappen die nieuwe touwen stuk, als door vuur verzengde linnen draadjes. En voordat de Filistijnen van hun verbazing bekomen zijn, heeft Simson reeds het eerste het beste wapen gegrepen dat voor zijn voeten lag: een vochtig en dus veerkrachtig ezelskinnebakken, en met machtige slagen velt hij zijn vijanden neer: Maar de Geest des Heeren werd vaardig over hem; en de touwen die aan zijn armen waren, werden als linnen draden die door vuur gebrand zijn, en zijn banden versmolten van zijn handen. En hij vond een vochtig ezelskinnebak en hij strekte zijn hand uit en nam het en doodde daarmee duizend man (vers 14b en 15).

En dan gaat Simson zingen. Hij spreekt er zijn grote verwondering over uit, dat hij alleen zo'n grote menigte heeft mogen verslaan: Toen zeide Simson: met een ezelskinnenbak een hoop. twee hopen, met een ezelskinnenbak heb ik duizend man gedood (vers 16).

Het is niet in de eerste plaats zelfverheffing, die uit dit lied spreekt, maar verwondering, dat hij dit heeft kunnen doen. Toch ontbreekt hier de verheerlijking Gods. En daarom zal Simson in de diepte moeten worden geleid. Hij zal er weer geheel onder moeten komen, Opdat de Heere de eer zal ontvangen.

En dat is nog de weg van al Gods kinderen. We moeten geregeld in de diepte worden geleid. We moeten leren, dat we van onszelf niets vermogen. Dat het Israëls God is, die krachten geeft, van Wie het volk zijn sterkte heeft. Hoe gelukkig is het wanneer we dit mógen leren.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's