Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

SIMSON (26)

Toen grepen hem de Filistijnen en groeven zijn ogen uit; en zij voerden hem af naar Gaza, en bonden hem met twee koperen ketenen, en hij was malende in het gevangenhuis. Richt. 16:21.

Aan de gemeente van Efeze laat de Heere Jezus door zijn discipel Johannes een ernstige waarschuwing schrijven: aar Ik heb tegen u, dat ge uw eerste liefde verlaten hebt. (Openbaringen 2 : 4).

Als we iets tegen iemand hebben, dan zien we hem anders dan voorheen. We late onze houding jegens hem erdoor bepalen. We kunnen er niet overheen. En wanneer Christus iets tegen ons heeft, kan Hij niet die lieTde jegens ons bewijzen van voorheen. Dan komt openbaar, dat Hij iets tegen ons heeft. Dan trekt Hij Zijn liefde terug. Dan wonen we in donkerheid en duisternis: Ik heb tegen u, dat ge uw eerste liefde verlaten hebt.

De eerste liefde. Toen werden we getrokken uit de duisternis der zonde tot Gods wonderbaar licht. Toen verstonden we dat wonder van genade: God heeft mij lief, de Heere Jezus heeft mij lief. En we konden het niet begrijpen, waarom het op ons gemunt was, waarom de Heere naar ons heeft omgezien, naar zulke zondige, onreine, verdorven mensen als wij zijn. Toen zagen we deze wereld in het rechte licht. Het is een vergankelijke wereld, die aan 't verderf wordt prijsgegeven. En ons hart ging uit naar het Koninkrijk Gods, naar dat eeuwig zalig leven met Hem, daar we er iets van gevoelen:

Wien heb ik nevens U omhoog, Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog. Op aarde nevens U toch lusten? Niets is er waar ik kan rusten.

Later hebben we geleerd, dat er nog veel geleden en gebeden en geworsteld moest worden om de vrede te ontvangen, die alle verstand te boven gaat. Maar dat doet toch niets af van het feit, dat we toen zeer dicht bij de Heere leefden en dat we in ons hart een liefde voelden branden, diep en teer. We konden niets zonder Hem. We wilden Hem alleen behagen. De weg, die we gingen was nauw. De geboden Gods waren ons lief en dierbaar.

En zou de Heere Jezus misschien nu ook tot ons moeten zeggen: Maar Ik heb tegen u, dat ge uw eerste liefde verlaten hebt! Want waar is dat zalig verleden gebleven. Waarom is uw geloofsleven zo ingezonken? Waarom is uw hart zo koud? Waarom is het zo donker in uw leven?

Eerste liefdetijd! Waar zijt gij gebleven?

Eerste liefdetijd! Waar vloodt gij heen? En dit gevoelen we het beste als we in nood komen: Wanneer we ontdekt worden aan onze ellende. Wanneer we zien in welk een toestand we terechtgekomen zijn. En dat heeft ook Simson zo geleerd. Simson, de uitverkorene Gods, de ambtsdrager, die zijn vlees heeft laten heersen en daarom zijn eerste liefde verlaten heeft. Maar daardoor is hij ook in zo grote ellende terechtgekomen. Hij. die een begin moest maken met de verlossing van Israël, is nu zelf een gebondene: Toen grepen Hem de Filistijnen... (vers 21a.)

Hij heeft de Heere verlaten. En hoewel Deze lange tijd geduld gehad heeft met zijn ontrouwe knecht, verlaat Hij hem nu ook. Daarom is de kracht geweken uit Simson ook over te geven aan zichzelf. En worden afgesneden. Dat was het teken

tussen hem en zijn God. Maar nu hij dit geheim verraden heeft aan die Filistijnse vrouw om zijn vlees maar te kunnen dienen, nu is de Heere, om het zomaar eens te zeggen, vrij om Simson ook over te geven aan dichzelf. En nog niet eens om hem voorgoed los te laten. Want de Heere laat zijn volk niet los. Daarom zal zijn volk eeuwig bij Hem wonen. In de trouw Gods is dat volk geborgen. Dat wordt het grootste wonder, dat die verkiezing Gods onberouwelijk is. En het zal ook nog door Simson ervaren worden: , Voor een kleinen ogenblik heb Ik u verlaten, maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen. In een kleinen toorn heb Ik mijn aangezicht voor u een ogenblik verborgen; maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik mij uwer ontfermen, zegt de Heere uw Verlosser. Want dat zal Mij zijn als de wateren van Noach toen Ik zwoer dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan; alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen noch u schelden zal. Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen; maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere uw Ontfermer". (Jesaja 54 : 7—10).

Maar nu is Simson voor een klein ogenblik van de Heere verlaten. De Filistijnen springen uit hun schuilhoek op hem toe en maken zich van hem meester. En dan steken ze hem op wrede wijze de ogen uit. Het is niet hun doel om hem te doden, maar wel om hem onschadelijk te maken. En dan genieten van hun wraak. Zo is hij zijn ogen kwijt, waarmee hij Gods roeping en taak had moeten zien, maar die zich verslingerd hadden aan de begeerlijkheid der ogen. Toen grepen hem de Filistijnen en groeven zijn ogen uit; en zij voerden hem af naar Gaza, en bonden hem met twee koperen ketenen... (vers 20a).

In Gaza wordt Simson in verzekerde bewaring gesteld. Het is diezelfde stad, die hij verbaasd heeft doen staan door haar poorten weg te breken, toen de Heere nog niet van hem geweken was. Wreed is de vijand, nu hij de gehate tegenstander eindelijk in handen heeft. Maar het is uiteindelijk de Heere die zijn knecht overeenkomstig zijn zonde straft.

Zo is Simson in de gevangenis van Gaza en daar verricht hij slavendienst... en hij was malende in het gevangenhuis (vers 20b). Eens brak Simson in die stad de poort open: nu moet hij als slaaf in de gevangenis van hetzelfde Gaza arbeiden. De Heere brengt zijn knecht aan het einde bij het begin terug. Hij zegt als 't ware: Hier is het begonnen, Simson! Hier zien we nu duidelijk het begin en het einde van de weg des vleses. Dit is nu de vrucht der zonde, de vrucht van de dienst van het vlees. De zonde is eigenlijk verschrikkelijke dwaasheid. De zonde is een afschuwelijk bedrog. De zonde is ellendige slavernij. O dat de Heere ons daar toch aart ontdekken moge. Dat we onszelf niet langer bedriegen. Dat we eens naar het begin teruggebracht mogen worden, naar onze diepe val in Adam. Opdat we de toevlucht leren nemen tot de tweede Adam, de Heere Jezus Christus. Want Simson zit wel als een blinde malende in het gevangenhuis. Het is voor Simsons blinde ogen nacht geworden. Maar geen eeuwige nacht. We hebben er zo even al op gewezen. dat dit niet kan vanwege de trouw en de verkiezing Gods, die onberouwelijk is. De Heere wijkt voor satan niet. Zijn volk wordt gered en behouden. Zijn volk wordt verlost van de macht van de boze. Dat geschiedt door de Heere Jezus Christus, de grote Richter Gods. Hij heeft zijn ambt aanvaard tot verlossing van zijn volk. Nooit heeft Hij zich laten vangen in de strik van de begeerlijkheid des vleses. Nimmer heeft Hij gespeeld met zijn ambt. Nochtans zien we zijn leven eindigen in de nacht van Golgotha. Hij heeft zijn beide ogen behouden, maar God hult ze in de volkomen duisternis. Hij ziet met open ogen in de nacht, die Hem met eeuwige duisternis overdekt. God geeft Hem over aan het geweld van de duivel en al zijn legerscharen. Zijn rug werd gestriemd door geselslagen. Zijn hoofd werd doorwond met de doornenkroon. Zijn lichaam vastgespijkerd aan een kruis. Zijn ziel doorwond vanwege de Godverlatenheid: Een worm, geen man, een spot en smaad van mensen dien 't boze volk, naar zijn baldig wensen, beschimpen kan.

Zo is de Heere Jezus Christus weggezonken, zelfs beneden de ellende der slaven. Daar hangt de grote Simson aan zijn kruis, gebonden in de gevangenis van de grootste aller Filistijnen, de satan. En de Heere geeft geen antwoord op zijn klagen:

Gij antwoordt niet; 't zij Ik des nachts moog' kermen. Ik heb geen rust, ook vind ik geen in mijn verdriet. [ontfermen

Maar over Golgotha en boven dat verbijsterende kruis zingt het eeuwig evangelie van de Raad Gods tot verlossing: Maar Hij is om onze overtredingen verwond en om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden" (Jesaja 53 : 5).

Die grote Simson hangt daar als Borg en Middelaar. Hij heeft zijn ambt niet verspeeld. Hij heeft zijn ambt niet geofferd aan zijn vlees. Integendeel. Hij heeft

zijn vlees geofferd aan zijn ambt. En aan dat vreselijke kruis triumfeert zijn ambtsdienst tot een volkomen verlossing van al zijn volk. Hij verzoent door zijn lijden en sterven de zonde van Simson. En de zonden van allen, die in Hem geloven, die van eeuwigheid verkoren zijn tot de schapen zijner weide. Daarom valt er aan het einde straks toch nog licht over het leven van Simson. Daarom kan de Heere zijn volk getrouw zijn, omdat aan zijn recht is genoeg gedaan. Daarom zal de Heere ook Simson niet schelden noch over hem eeuwig toornen. Daarom zal al zijn volk bi; Hem wonen.

Door Hem, door Hem alleen, om 't eeuwig welbehagen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 mei 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 mei 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's