Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(SIMSON (27)

En het haar zijns hoofds begon weder te wassen, gelijk toen hij geschoren werd. Richteren 16 : 22.

Zo was het dan uit met Simson, die in de kracht des Heeren Israël zou beginnen te verlossen van de Filistijnen. Tenminste, zo leek het. Hij zit met lege oogkassen in de gevangenis van Gaza, met geketende handen en voeten, terwijl hij in gezelschap van de andere gevangenen als een slaaf de molenstenen moet draaien.

Hoe laag kan het toch aflopen met een mens, zelfs met een geroepen richter Gods, wanneer hij de wegen des Heeren verlaat en niet wil luisteren naar de vermanende roepstemmen Gods. Wat hadden zijn ouders grote verwachtingen van hem gehad. En dat was geen wonder. Naar de belofte van de Engel des Heeren, Die zijn geboorte aankondigde, zou hij immers een Nazireër Gods zijn. Hij zou een speciale roeping te vervullen hebben. Hij zou een begin maken met de verlossing van zijn volk. Zijn werk zou echter onvolkomen zijn en daarom roepen om het werk van de grote Zaligmaker en Verlosser, van de grote Richter Jezus Christus, Die zijn volk niet alleen begint te verlossen, maar Die hen volkomen zalig maakt van alle zonden en hen redt en verlost uit de macht van satan.

Toch moet dit ook een smartelijke weg g*weest zijn voor Manoach en zijn vrouw. Zij hebben het Woord Gods geloofd, zij hebben hun kind opgevoed in de vreze Gods en zie nu de uitkomst van dit alles. Nu is hun zoon gegaan op de weg der zonde en door moedwillige ongehoorzaamheid heeft hij zich in deze grote ellende gebracht.

Wat weten een vader en moeder toch weinig af van de toekomst hunner kinderen. Natuurlijk zijn ouders wel eens met die toekomst bezig. Maar ze kunnen zo weinig vooruit zeggen. Eigenlijk kunnen ze niets vooruit zeggen. Soms is er grote verwachting wanneer de kinderen klein zijn. Grote belangstelling bij de kinderen voor de Heere en Zijn dienst.

Een kinderlijke genegenheid tegenover de Heere komt openbaar. En wanneer ze dan groter worden is het net alsof ze de Heere geheel de rug toekeren en van zijn wegen niet meer willen weten. Hoe smartelijk kan dat zijn voor ouders, die de Heere vrezen. Ze zouden gaarne zien. dat hun kinderen ook de Heere liefhebben. Maar zo dikwijls komt openbaar, dat ze het schepsel beminnen boven de Schepper. En dat was immers ook de zonde van Simson. Daarom komt de vraag immers bij ons op: In welke wegen zullen onze kinderen wandelen wanneer ze groot geworden zijn? En waar "zullen ze eindigen, als dienstknechten van de zonde en satan, of als dienstknechten van Christus? Daarom is het goed om met de kinderen veel te spreken over de dienst van God, veel te wijzen op de genade van de Heere Jezus Christus. Maar het is misschien nog meer nodig om veel met de Heere te spreken over de kinderen, opdat ze door de Heilige Geest mogen worden geleid en een nieuw hart mogen ontvangen. En dan moeten we nog bij die wegen des Heeren bewaard blijven, dan moeten we nog bij de Heere schuilen elke dag, want waakt en bidt, daar de geest wel gewillig is doch het vlees zwak.

Ja dan moeten we ook achter de Heere leren aankomen en bang zijn om van de rechte weg af te wijken. Wanneer dat meer bij Simson geleefd had, zou hij niet tot zo'n diepe val gekomen zijn. Maar door zijn eigen zonde, door de begeerlijkheid der ogen en des vleses is hij op deze bittere weg terechtgekomen. Daar zit hij dan nu in de gevangenis van Gaza. Diep is hij vernederd. Simson, zijn naam betekent, zoals we reeds eerder gezien hebben: Zonnekind. Maar hij zal met zijn uitgegraven ogen nooit meer de zon zien. In ellendige slavenarbeid vergaan voor hem de dagen. Hoe groot en diep moet het berouw geweest zijn van dit diepgevallen kind van God. Want kind van God is hij gebleven. Wat de Heere eenmaal gegrepen heeft, dat laat hij nooit meer los. Door die trouw Gods, die eeuwige trouw, zal Simson toch niet eeuwig verderven.

In de gevangenis in Gaza is er veel gebeurd met Simson. Daar is hij weer tot zichzelf gekomen. Daar heeft de Heere hem klein gemaakt. Dat zien we duidelijk in het vervolg van dit hoofdstuk, wanneer hij zo ootmoedig de Heere aanroept, en wanneer het hem alleen om die ere Gods te doen is. In die gevangenis van Gaza moet Simson iets geleerd hebben van wat de Heere Jezus later gesproken heeft: „Indien uw rechteroog u ergert, dat is: tot zonde verwekt, ruk het uit en werp het van u; want het is u nut, dat één van uw leden vergaat en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen wordt. En indien uw rechterhand u ergert, houw ze af en werp ze van u; want het is u nut, dat één van uw leden vergaat en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen wordt".

Dit woord mogen we trouwens allen wel overdenken. Want zo gemakkelijk geven we ons over aan de dienst der zonde, van onze boezemzonde, misschien een „nette" zonde in het oog van de mensen, maar toch zonde voor God. Er moet bekering komen. We moeten de zonde verlaten, want ze is een strik van satan, die ons daardoor wil meesleuren in de hel. Niet voor niets wordt ons telkens in de Schrift toegeroepen: bekeert u, bekeert u, want waarom zoudt gij sterven?

En daar komt hier ook nog iets anders naar voren. De Heere waakt zelf over zijn eer. De Filistijnen menen, dat de Heere het verloren heeft in deze strijd en dat hun afgoden het gewonnen hebben. Maar Hij zal hen doen zien, dat het anders ligt. De Filistijnen hebben in Simson de Heere, de God van Simson, willen vernederen, zoals duidelijk openbaar komt in het feest, dat ze gaan aanrichten ter ere van hun afgod en waarbij in Simson de Heere van hemel en van aarde zal worden bespot. Maar de Heere waakt zelf over zijn eer. Diep moet Simson vernederd worden tot zijn eigen behoud. De Filistijnen zijn een ' roede in Gods hand, opdat Simson toch niet verloren zal gaan, maar het Koninkrijk Gods zal beërven om daar de Heere ootmoedig te eren voor het smaken van zijn zaligheden. Daartoe moet Simson er helemaal ondergebracht worden. Daar mag niets van hem overblijven, dan een arme en verloren zondaar, die onder het recht Gods buigt en smeekt om genade, om de vrije genade Gods. Wanneer die gevangenismuren van Gaza zouden kunnen spreken, dan zouden ze zeker vertellen van het kermen en klagen van Simson, van het schuldbelijden omdat door hem de naam des Heeren gelasterd werd, van het buigen onder het recht Gods.

Maar dan mag Simson toch ervaren, dat de Heere hem niet verlaten heeft. Daar spreekt het Schriftgedeelte van, dat ditmaal aan de orde is: En het haar zijns hoofds begon weder te wassen, gelijk toen hij geschoren werd (vers 22).

De Heere heeft Simson niet losgelaten. Simson heeft zijn God wel verlaten. En wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Dat heeft Simson wel pijnlijk ondervonden. En dat is nog onze levenservaring. Maar wat wij bedorven hebben, wil de Heere nog herstellen. We moeten nooit zeggen: „Ik heb mijn leven vernield, voor mij is er geen enkele kans meer". Want dat is niet waar. Dat maakt de duivel ons wijs. Want wanneer aan onze kant alle kansen verloren zijn, dan blijft er nog over het pleiten op de genade Gods, dan blijft er nog over de „kans" van Esther: Kom ik om dan kom ik om, maar ik ga tot de Heere. Dan blijft er nog over de de „kans" van de verloren zoon, die wederkeert tot de Vader en smeekt: Ik heb gezondigd, maar laat me toch bij u blijven, al is het slechts als een huurling, want ik kan u niet missen. Dan blijft er nog over de „kans" van de moordenaar: „Heere ik heb gezondigd, maar gedenk mijner..."

Dat is vanwege de liefde Gods, die zo groot is, dat de Heere God zelfs zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft in de dood ja de dood des kruises. En het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonde. Dat bloed van Christus was ook tot reiniging van de zonden van Simson. God heeft geen lust in de dood van de zondaar, maar daarin heeft Hij lust, dat hij zich bekere en leve.

En dat blijkt duidelijk uit het het feit, dat het haar van Simson weer begint te groeien. De Heere is bezig om Simson uit zijn diepe val op te heffen om zo de ure voor te bereiden waarop hij de smaad zou mogen uitwissen, , die hij over de Naam des Heeren en over zichzelf gebracht had. Dat haar was immers het teken geweest tussen God en Simson. Wanneer zijn haar begint te groeien wordt dat teken hersteld, wordt de gemeenschap met God hersteld.

Zo zal hij straks nog eenmaal in zijn ambt worden hersteld. Hij zal nog eenmaal de Filistijnen bestrijden. En overwinnen in Gods kracht. Ja dan wordt het ervaren wat de psalmdichter zong: Zo min de hemel ooit uit zijne stand zal [wijken. Zo min zal uwe trouw ooit wank'len of [bezwijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 mei 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

UIT HET BOEK DER RICHTEREN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 mei 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's