Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De uitstorting van de belofte des H. Geestes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De uitstorting van de belofte des H. Geestes

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 2 : 33.

Het Pinksterfeest, het feest van de uitstorting des Heiligen Geestes, is een feest, waarop onze gedachten teruggeleid worden naar rijk gezegende dagen.

O, welk een rijke tijd is het toch geweest, toen God de Heere Zijn Geest over de gemeente heeft uitgestort!

De Trooster daalde neder. De jongeren van de Heere Jezus mochten ervaren, dat gij geen wezen werden gelaten. Zwakke stervelingen werden aangedaan met kracht uit de hoogte. Vreesachtige discipelen werden moedig als jonge leeuwen. Met het oog op deze dingen mogen wij zingen:

De Heer' gaf rijke juichensstof, Om Zijne wond'ren en Zijn lof Met hart en mond te melden.

In de dagen van de uitstorting des Heiligen Geestes is er veel genoten.

Tot innige blijdschap stemde het ook, dat de Heere medewrocht hierin, dat er dagelijks werden toegedaan tot de gemeente, die zalig werden. „Duizenden zielen gered van de dood" — dat is waarlijk wel een oorzaak van vreugde! Een oorzaak van vreugde vooral, omdat daarmee zo vele parelen werden toegevoegd aan de Middelaarskroon van de Heiland. In de veelheid der onderdanen is 's Konings heerlijkheid.

Rijke genietingen hebben de zielen verkwikt bij de uitstorting des Heiligen Geestes. — Wij denken ook hieraan, dat het Pinksterfeest is het feest van de verhoring des gebeds. Ondervonden werd het bij de uitstorting des Heiligen Geestes, dat de Heere is een Hoorder en Verhoorder des gebeds. Opnieuw werd het bevestigd: „De Heere vergeet het geroep Zijner ellendigen niet."

Dagen van gebed waren het geweest voor de godvruchtigen, die tien dagen lang tussen Hemelvaart en Pinksteren. Telkens weer knielden zij tezamen om de Heere ootmoedig te vragen om Zijn Geest. In de opperzaal te Jeruzalem zal nu eens Petrus, dan weer Johannes of Jacobus, of een der anderen, de mond der vergaderden geweest zijn in het gebed tot de Heere. Die opperzaal te Jeruzalem is het Pniël van de Kerke Gods. Het bidden werd daar smeken. Als een Jakob worstelen zij er met de Heere. En zij lieten niet af, voordat zij de zegen hadden ontvangen. Zij waren, zo lezen wij, eendrachtelijk volhardende in het bidden en smeken.

En ziet! na een wachtens-en verbeidenstijd van tien dagen toont de Heere het op verrassende wijze, dat met reden van Hem Arordt getuigd: „Gij hoort het gebed." O, welk een blijdschap, welk een genot moet dat niet geweest zijn voor de discipelen. Het te ondervinden, bij de aanvang of bij de voortgang, dat God de Heere ons gebed hoort en verhoort, dat is zulk een zalige zielservaring.

Geen wonder dan ook, dat die eenvoudige, maar van God geleerde Galileërs niet konden zwijgen, doch zich gedrongen gevoelden te verkondigen de grote werken Gods. Voorwaar! het Pinksterfeest wekt in ons op de herinnering aan rijke genietingen en zo vervult het ons met heilige jaloersheid.

Doch het Pinksterfeest, het feest van de verhoring van het gebed, herinnert er ons dus ook aan, dat de grote Hoorder van 't gebed om Zijn zegen, om Zijn gaven gevraagd wil worden. Zij dit feest, voor wie onder ons de Heere mag vrezen, een feest, waarop Hem ootmoedig dank wordt gebracht voor de zegen van de uitstorting des Heiligen Geestes. Zij dit feest ook een feest, waarop ootmoedig wordt gebeden, dat de grote Ontfermer Zijn Geest ook over ons persoonlijk uitgiete.

Daartoe wekke ons op de uitlokkende belofte: „Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer* zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven dengenen, die Hem bidden!"

Als wij maar iets mogen bezitten van de Geest der wijsheid en des verstands, de Geest des raads en der sterkte, de Geest der kennis en der vreze des Heeren, dan zijn wij, hoewel arm in onszelf, toch onuitsprekelijk rijk.

Over de betekenis van het heerlijke Pinksterfeest gaan wij thans met elkander denken naar aanleiding van Handelingen 2:33: ij dan, door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.

Onder de tekenen van een geluid als van een geweldige gedreven wind en tongen als van vuur is de Heilige Geest uitgestort op de gemeente des Heeren. Allen werden zij vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken. Ongekende gewaarwordingen mochten de jongeren des Heeren ondervinden.

Het hart was vol en nu vloeide de mond over. De discipelen gevoelden zich gedrongen te spreken. Met vrijmoedigheid en blijmoedigheid getuigden zij van de ^grote werken Gods.

Velen stonden verwonderd. In hun ontzetting zeiden zij tot elkander: „wat wil toch dit zijn? " Anderen, spottende, zeiden: „Zij zijn vol zoete wijns."

Het is alles, zoals het ook tegenwoordig nog gaat. Wat is het oordeel verschillend, als er gesproken wordt over de daden des Heeren, als er eens krachtig mag worden getuigd.

Ook thans nog gebruikt de wereld gaarne het wapen van de spot. Haar haat jegens het volk des Heeren meent zij niet beter en doeltreffender lucht te kunnen geven. En wie onzer is niet bevreesd voor een spottende blik, voor een spottend woord? Hoe velen zijn daardoor al tot zwijgen gebracht en verlegen in de hoek gedrongen!

Doch, als het hart vol is van Gods goedertierenheên, dan kan ook het wapen van de spot u niet zó treffen, dat u de mond wordt gesnoerd. Denk maar aan Petrus op de Pinksterdag. Met heilige ernst komt hij nu op door de kracht van de Heilige Geest tegen de onheilige spot. Op het spottende: „Zij zijn vol zoeten wijns", antwoordde Petrus met verheffing van stem: „Gij joodse mannen, en gij allen, die te Jeruzalem woont! dit zij u bekend, en laat mijn woorden tot uw oren ingaan, want deze zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst de

derde ure van de dag. Maar dit is Het. wat gesproken is door de profeet Joel: En het zal zijn in de laatste dagen (zegt God), Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees."

En, zo voortgaande, houdt Petrus de eerste Pinksterpreek. die ook een Paaspreek is. Hij getuigt, wat God heeft gedaan in de opwekking van Zijn Zoon en in de uitstorting van Zijn Geest, Komt, mijn lezers, luisteren ook wij naar deze gezant des Heeren, deze ambassadeur van Koning Jezus, als hij de boodschap van Pinksteren aldus brengt: „Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort."

Deze woorden geven ons te denken over:

1. De belofte des Heiligen Geestes. 2. De uitstorting des Heiligen Geestes. 3. De werking des Heiligen Geestes.

Het. is een ontzaglijke gedachte, dat Vader, Zoon en Heilige Geest arbeiden aan het zieleheil van verlorenen, van zondaren. Elk van de drie personen van het Goddelijk Wezen heeft Zijn eigen aandeel aan het verlossingswerk.

Dit is zó groot, dat wij nooit moede moesten worden te bewonderen het werk van de drieënige God tot redding, tot zaliging van zondaren. Dat werk is zo voortreffelijk, zo volmaakt. Wie zal er enig gebrek in kunnen vinden? Satan beeft, als hij denkt aan dat machtige verlossingswerk. Hij weet: alleen daardoor kan mij mijn prooi worden ontrukt. — De engelen kunnen dat heerlijke werk slechts bewonderen. Zij zijn begerig om in te zien. — En wij, mensen, wij, zondaren, wat zullen wij doen? Zullen wij er koel over redeneren? Er ons onverschillig van afwenden? Er spottende aanmerkingen op maken? Zeer velen doen dat. Zij weten niet, wat zij doen!

O, dat wij op deze dag met heilbegerigheid, met blijdschap mochten denken aan dat voortreffelijke werk van God Drieenig, want het Pinksterfeest is de kroon der feesten.

De apostel Petrus spreekt er zo schoon van in de stof onzer overpeinzing. Hij heeft het over de belofte des Heiligen Geestes door de Zoon van de Vader ontvangen: „Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van de Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort."

De belofte des Heiligen Geestes heeft God de Vader aan Zijn volk gegeven, om dat volk, dood door de zonden en de misdaden, levend te maken, om ze op te wekken tot een bedenken van de dingen, die boven zijn, om hun dorstige, amechtige ziel er door te verkwikken. Als de Heere Zijn beloften belooft, dan doet Hij dat, om Zijn bezwijkende erfenis er door te bemoedigen, opdat er zal zijn een pleiten in het gebed op die belofte, een smeken om haar vervulling. Het is zo'n kostelijk voorrecht, als Gods kinderen werkzaam, biddend werkzaam mogen zijn met de beloften van God ontvangen.

De belofte des Heiligen Geestes heeft God de Heere reeds gegeven onder het Oude Verbond door de dienst van Zijn profeten. Gij denkt vanzelf aan enkele van die beloften en gij zoekt ze met uw kinderen, met uw vrienden op in het Woord van God. Ik noem nu alleen, om u te leiden, om uw gedachten verder werkzaam te maken, wat wij ergens in de profetieën van Jesaja lezen: (waar, jongens en meisjes van het gezin? ): „Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen." Eeuwen voor de eigenlijke uitstorting van de Heilige Geest was dit heuglijke feit dus reeds beloofd. En God is toch niet alleen een belovend, maar ook een volbrengend God.

De Heere heeft deze Zijn belofte niet slechts eenmaal gegeven. Zoals de belofte aangaande de komst van Christus telkens weer terugkeert in het Oude Testament, van Genesis 3 af tot Maleachi 4 toe, zo is ook de belofte van de uitstorting des Heiligen Geestes gedurig herhaald. De Heere weet, hoe-twijfelziek het menselijk hart is en daarom herhaalt Hij Zijn beloften. Die God, Die geen man is, dat Hij liegen zou, Die er recht op heeft geloofd te worden, al geeft Hij een belofte slechts eenmaal, die God rekent met onze zwakheid, mijn lezer. Hij herhaalt Zijn beloften om u te sterken in de strijd tegen uw ongelovig hart.

Ook de belofte des Heiligen Geestes heeft God herhaald. Gij denkt met mij aan de profetie van Joël, waarop door Petrus in zijn rede werd .gewezen. De apostel verklaarde: „Deze zijn niét dronken, gelijk gij vermoedt, want het is eerst de derde ure van de dag. Maar dit is het, wat gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen (zegt God) Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees." God de Heere heeft voor Zijn volk niet verborgen gehouden, wat Hij doet. Hij gaf het de belofte des Heiligen Geestes.

O, als wij denken aan die belofte des Heiligen Geestes, dan worden wij bepaald bij het welbehagen Gods! Zij is een vrucht Tan vrije genade.

Kon enig schepsel van God éisen, dat Hij de belofte des Heiligen Geestes zou geven? Was Hij dat om de een of andere reden aan de mensen verplicht? Immers neen! het menselijk geslacht heeft zich in zijn hondshoofd Adam moed - en vrijwillig overgegeven aan de heerschappij van de geesten uit de afgrond. God de Heere heeft redenen genomen uit Zichzelf, om Zich te ontfermen over afgevallen, opstandige zondaren. De belofte des Heiligen Geestes leidt onze gedachten terug door de Schriften van het O. Testament, maar nog verder terug naar de raad des vredes, waarin Vader, Zoon en Heilige Geest het zo wonderlijk eens waren over de redding van een arm, in zichzelf verloren zondaarsvolk. De belofte, de uitstorting des Heiligen Geestes, is een vrucht, is een openbaring van Gods eeuwige, vrijmachtige zondaarsliefde.

Als wij lezen in Handelingen 2: „En er geschiedde haastelijk uit de hemel een geluid, gelijk als van een geweldige, gedreven wind en vervulde het gehele huis, waar zij zaten. En van hen werden gezien verdeelde tongen, als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest, en begonnen te spreken in andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken", als wij dit lezen, onder de leiding van de Heilige Geest, dan is het, alsof de Heere God Zelf tot ons spreekt: „Ik heb u lief gehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid."

Mogen de kinderen Gods in deze Pinksterdagen door de Geest geleid worden, en zo meer en meer openbaar worden als kinderen Gods! Zij het bij het naderen van de dag van het Pinksterfeest, en op de dag zelf, maar de bede van allen, die bidden geleerd hebben: „Och, of al het volk des Heeren profeten waren, dat de Heere Zijn Geest over hen gave!" — En dat velen voor zichzelf mogen vragen:

Och, schonkt Gij mij de hulp van Uwe [Geest! Mocht Die mij op mijn paan ten [Leidsman strekken.

Z.

S. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juni 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De uitstorting van de belofte des H. Geestes

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juni 1957

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's